Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Jaco van der Knijff

Houdbaar stof, Brevier

Houdbaar stof, Brevier

I
Weken heb ik nu al woorden om u heen gelegd,
geschreven aan een beeld waarin u stil blijft staan.
Wat bent u meer dan taal, een canon lang uit klank
in kapitalen dun gedrukt? Heilige grootspraak in een
randschrift bent u, een koudgevloekt drieletterwoord
en dat nog steeds: met ons. U bent verdovend
doodverklaard en nog staat er geschreven.

Welk woord is u genoeg, ik klamp u aan: enkel een naam,
een lieve huid om steeds maar aan te raken. Ruis
langs de wolken : de hemel werd een sneeuwend scherm.

II
Het alziend hemellichaam van uw goede oog
een lage zon die mij verblindt en schaduwt.
Ik zie u door de vingers als een onvast beeld:
de wind stuift vuile nevels op van as
met gele rook. Er worden steeds maar nieuwe
vuren aangelegd met vlees dat snel verdampt;
een lichaam door machetes uitgebeend, een kind
verstijfd in spreidstand tussen vonken ingemetseld.

Uw oog gloeit ’s avonds in de kamer aan
en geeft een stand van zaken door: ze hebben
ergens vlakbij alle mannen in een rij gezet.
Een jongen met een wit konijn staat vooraan
in uw dode hoek. Zijn blik is van de anderen
afgespijkerd. Alleen zijn hand beweegt, streelt
lange oren. De vingers met het mes waarmee ze
daarna zijn gekeeld, blijft zorgzaam buiten beeld.

Een afgeschminkte stem geeft nog een nummer
door, van nazorg. Hoor en wederhoor. Ik zet u uit.

III
Boven de wet staat wat ik schrijf en ik schrijf vrij
op naam strafregels onder het verdwijnpunt van uw oog.

Over dat schurend zwijgen van zo’n jongen, in uw handpalm
Omgelegd. Ik zocht naar zijn gezicht en vond geen steen.

Zijn eeuw is als een weekdier in mijn hart gelegd,
een wit, week dier, niet op te zouten in devotie.

Ik geef er woorden aan omdat het op moet houden;
U bent al zo ver heen, een oude geur, bewierookt onder tranen.

En weer komt u de wraak toe, vliegt u mij aan en schroeit
uw naam als nummer in mijn huid. Wat schreef ik dood?

IV
Buiten de blauwe kamer van mijn huid moet u bestaan:

Ik volg de vogels, op hun trek scharnierend in de lucht
boven dit rafelig maïsveld. De regen blijft in plassen staan
waarin het dunne haar van bomen wordt gespiegeld.

In waterkou en over alles wat hier schreeuwt,
beweegt en ruikt, schrijft u met licht in ieder
landschap de gewijde hoogte, HEERE, van uw naam.

Bouwde het uitzicht als een tempel om u heen,
ik zie u wel: u weeft met strijklicht een gordijn
waarop een nieuwe aarde is gestempeld;

een blauwe kamer. Voor het raam zie ik de liefste staan.

V
Zij is een schone winter in de kamer,
haar lichaam het beloofde landschap dat
naar regen ruikt, waarin de nacht is uitgesteld.

Dit is genade: onder een mespunt licht
doorkruis ik het op vingertoppen,
herken er op de tast een okseltak
en vochtig mos, lipbloemig gras. Het sticht

de moord aan op mijzelf; ik vier
en deel u in de kleine dood met haar, waaruit
ik leeg en helder opsta als zij slaapt: een moederziel
alleen, het afgestoten weefsel van een verre vader.

Het kokhalst flarden taal: bloedspiegel,
brengt mij samen, dat uw wil geschiede
in mij, in dit lieve landschap. Amen.

VI
Wanneer dit rijmt kunt u bestaan,
roep ik op koud zeil weer een dove
vader aan, dat ik ga slapen.

Ik ben moe. Oudste van dagen,
druk mij dan zelf de lege ogen
toe en roep mij uit de steentijd

als mijn dode moeder wakker
om op te staan. Ik was nog nooit
zo dicht bij u vandaan; u grijpt

mijn hand en streelt de nieuwe huid.
En zie: een wit konijn huppelt
met rode ogen voor ons uit.

Lees hier gedicht I met toelichting.

Lees hier gedicht II met vragen.