Het alziend hemellichaam van uw goede oog
een lage zon die mij verblindt en schaduwt
Ik zie u door de vingers als een onvast beeld:
De wind schuift vuile nevels op van as
met gele rook. Er worden steeds maar nieuwe
vuren aangelegd met vlees dat snel verdampt;
een lichaam door machetes uitgebeend, een kind
verstijfd in spreidstand tussen vonken ingemetseld.

Uw oog gloeit ’s avonds in de kamer aan
en geeft een stand van zaken door: ze hebben
ergens vlakbij alle mannen op een rij gezet.
Een jongen met een wit konijn staat vooraan
in uw dode hoek. Zijn blik is van de anderen
afgespijkerd. Alleen zijn hand beweegt, streelt
lange oren. De vingers met het mes waarmee ze
daarna zijn gekeeld, blijft zorgzaam buiten beeld.

Een afgeschminkte stem geeft nog een nummer
door, van nazorg. Hoor en wederhoor. Ik zet u uit.
Henk Knol

machete= lang mes

Vragen

1 Over wie gaat het in regel 1?

2 ’die mij verblindt en schaduwt’ (r.2).

Het woord ’schaduwt’ kan hier twee betekenissen hebben. Welke twee?

3 Als je let op regel 1 en 2, kan ’Ik zie u door de vingers’ (r.3) letterlijk bedoeld zijn. Leg dat uit.

4 ’Door de vingers zien’ kan ook een figuurlijke betekenis hebben. Welke?

5 ’De wind schuift vuile nevels op van as en gele rook’ ( r.4,5). De werkelijkheid komt tussen de ik-figuur en de ’u’. Met welke drie beelden uit deze strofe wordt die werkelijkheid getypeerd? Geef deze beelden zo volledig mogelijk weer.

6 Waarom geeft het woord ’uitgebeend’ goed de ruwe werkelijkheid weer?

7 Wat wordt met ’Uw oog’ (r.9) bedoeld?

8 Welke overeenkomst is er tussen het oog uit regel 1 en regel 9?

9 Welke tweedeling kun je nu in het gedicht aanbrengen? Noteer
deel 1: r. …. - r………
deel 2: r…… - r………

10 Waarmee wordt de onschuld van de jongen (r. 12) aangeduid?

11 Tot twee keer toe wordt duidelijk gemaakt dat de kijkers iets niet mogen zien. Met welke woorden wordt dat duidelijk gemaakt? (2) Wat mogen de kijkers niet zien?(2)

12 ’Een afgeschminkte stem’ (r. 17) Wat maakt deze stem duidelijk?
A eerlijkheid
B Iemand is klaar met schminken.
C Onverschilligheid
D Geen van drie de betekenissen

13 ’Ik zet u uit’. Leg deze regel uit in verband met de ’u’ uit regel 1 en de ’u’ uit regel 9.