Menno van der Beek Libera nos (a malo)
Een requiem
Confiteor Deo omnipotent [...]
et tibi, pater, quia peccavi nimis
- cogitatione, verbo et opere.
H. Mis, Confiteor
Preacher was talking,
there's a sermon he gave,
he said: everyman's conscience
is vile, and depraved:
you cannot depend on it
to be your guide,
if it's you, who must
keep it satisfied
Bob Dylan, 'Man in the long black coat'
[l] SUPERBIA: HOOGMOED
Ik heb het woord. De macht is mij gegeven
Dat u zich niet verveelt. Dat u mij leest
en dat mijn vinger midden in uw geest de
toetsen roert: ik heb een meesterwerk geschreven.
Ik heb geen rijbewijs. Dus loop ik naar het bos
met een fles water en een boek. Een dunne vrouw
met oud blond haar en met een hond ziet mij niet zitten
of ze doet net alsof. Mijn handen zitten los
en ik heb geen idee en geen vertrouwen
maar met haar laffe wandeling begint wel dit gedicht.
[ll] AVARITIA: HEBZUCHT
Geef mij ideeën. Rook uw sigaretten
en geef mij alle ruimte en die oude geur;
geef mij de tijd. Want dan gebeurt vanzelf
iets leuks met mij, waar u niet veel aan hebt.
Het wordt mij makkelijk gemaakt met zwarte takken
en as van vuur van gisteravond. Iemand heeft
zijn laatste echt Amerikaanse sigaret gerookt
en mij gewaarschuwd met een rood- wit somber pakje
dat in het midden ligt. Dat leeg te denken geeft:
de adem stokt. En straks ook bij uw kinderen.
[lll] GULA: ONMATIGHEID
Als ik ervoor ga zitten blijft het komen
en er zijn bladzijden genoeg. En ik moet lachen
bij alles wat ik zeg. Een heerlijke gedachte
dat u blijft lezen, wat ik ook zal schrijven.
Dit dorp wordt zeven maal te warm. Het zwembad kan
de badgasten niet aan. Dus iedereen moet staan,
de armen in de lucht, het water tot de lippen
en ik slenter terug. En door het zwembadhek
lees ik het lege pakje voor. De mensen worden gek
van ademnood en van de lucht van zonnebrand.
[lV] LUXURIA: WELLUST
Uw tong hangt uit uw mond. Uw borst gaat op en neer,
uw vingers zitten vochtig aan de pagina's;
ik ben al halverwege, maar ik heb geen haast:
nu zijn we samen en straks lust ik u niet meer.
Als ik hun hulpeloze lichamen zie staan
krijg ik de geest. Ik zet een grote keel op
en lees de regels van het witte zwembadbord voor:
niet duiken van de kant. Houd afstand op de glijbaan.
Wie kostbaarheden in zijn schoenen heeft verstopt
zal straks verbijsterd zijn. De tijden zijn veranderd.
[V] INVIDIA: AFGUNST
Maar uw gedachten dwalen af. Behalve mij
hebt u iets anders aan uw hoofd. En dit gedicht
kan nog niet zonder u. Ik vind dat u verplicht bent
zolang wij samen zijn alleen van mij te zijn.
Mijn voorhoofd rust tegen het gaas. Ik doe de
ogen dicht, en ik val stil. Alle gezichten staan
mijn kant op, heel benieuwd, waar ik nu mee zal komen.
En zachtjes geef ik hun het weerbericht, dat ik
maar half gehoord heb door: dit wordt de grote zomer
vooral voor die mijnheer daar achteraan.
[Vl]IRA: WOEDE
Ik heb mijn beste jaren aan de poëzie gegeven
en mijn gebit verwaarloosd. Allemaal voor u
maar nooit heb ik ooit iets van u gehoord:
ik haat papier dat mij niets te vertellen heeft.
Iets is veranderd in het lauwe water:
de vrouwen komen eerst. En als vanzelf daarna
de rest. Men klimt onhandig op de kant
totdat het gras vol druipende figuren staat
tot aan de laatste man: hij veegt zijn natte haar
naar rechts met een gebaartje van zijn linkerhand.
[Vll] ACEDIA: LEDIGHEID
En ach. Ik zal mijn vingers laten rusten
en alle lucht ontsnapt. Want ergens in mijn lichaam
zit iemand die genoeg heeft aan zichzelf
en mijn gedachten. Welterusten.
Voor ieder lichaam is een eigen rechthoek
en bijna naakt is iedereen gaan liggen,
de blik omhoog, de botten op de handdoek
en iedereen wordt droog. Maar niemand die iets zegt
want het idee ontstaat dat men is neergelegd
als cruciale figuranten in een lang gedicht
Volgens de lijst met zeven hoofdzonden, in de zesde eeuw opgetekend door paus Gregorius Vl, achtereenvolgens: hoogmoed, hebzucht, onmatigheid, wellust,afgunst, woede en ledigheid.