Er zijn weinig romans die zo gemakkelijk in één ruk uit te lezen zijn als Kringen in een bos van de Zuid-Afrikaanse schrijfster Dalene Matthee. Hoewel deze constatering op zich van positieve aard is, schuilt hierin ook een kritische noot.
Enerzijds, en bovenal, blijft Kringen in een bosdoorlopend boeien door de beschrijving van de ontwikkeling van de houthakkerszoon Saul Barnard en zijn fascinatie voor de mensen, de dieren en de bomen die hem omringen. Samen met zijn twee jaar oudere broer Jozef en zijn kleine broer en zus groeit Saul op in een omgeving die vrijwel geheel is afgesloten van de gecultiveerde wereld. Het bestaan middenin het dichte Knysna- bos is in veel opzichten primitief. Naast een grondige kennis van het bos en zijn gevaren wordt alleen de kennis van de bijbel als een noodzakelijkheid beschouwd om te kunnen overleven.
Saul is er voor lange tijd van overtuigd dat hij zich midden in de Hof van Eden bevindt. In tegenstelling tot zijn broer Jozef en de andere mensen in het bos ervaart Saul bij zichzelf een toenemend respect voor de schoonheid van de boswereld. Hij raakt steeds gevoeliger voor de mysterieuze kracht die de bomen en de dieren in zijn omgeving lijken te bezitten. Dit gevoel wordt versterkt als er tussen hem en Oupoot, de leider van de olifanten in het bos, een bijzondere band ontstaat. Telkens als er iets met Saul gebeurt, bevindt de oude olifant zich in zijn omgeving.
Saul hoopt ooit de geheimen van het bos en de dieren te doorgronden: 'Soms heeft hij het gevoel dat er tussen de mens en het Bos eigenlijk alleen maar een dun gordijn hangt. Zo dun als wasem. Als onzichtbare mist waar je doorheen kon kijken als je je ogen maar ver genoeg zou kunnen opensperren. Maar het volgende moment beseft hij dat het eigenlijk maar een droom is. Het Bos is als iemand die je wel hoort praten maar die een taal spreekt die jij niet verstaat: je hoort hem, ziet hem, je raakt hem aan, hij maakt gebaren, maar jij weet niet wat hij tegen je zegt' (125).
Zoals Saul steeds meer betrokken raakt bij de omgeving waarin hij opgroeit, zo raakt ook de lezer betoverd door de geluiden en de stille, verborgen krachten van het donkere bos. Het geïsoleerde bestaan van de houthakkers in een magische wereld zoals het Knysna- bos wekt bovendien een gevoel van nostalgie op.
Hoe ouder Saul wordt, hoe meer hij zich zorgen maakt over de toekomst van het bos. Het roekeloze kappen van bomen door de houthakkers en de groeiende jacht van ivoorjagers op de olifanten doen hem machteloos staan. Net zoals de Bijbelse Saul na zijn ontmoeting met enkele profeten over de gave beschikt bepaalde voorspellingen te doen, zo voorziet Saul Barnard de teloorgang van het bos. Hij kan zich niet langer vereenzelvigen met de ideeën van zijn familie en weigert het lot van het bos verder onder ogen te zien. Na diverse aanvaringen met zijn vader, zijn oom en zijn broer keert Saul de houthakkers en zijn geliefde bos de rug toe. In het dorpje Knysna, ten zuiden van het grote bos, krijgt Saul werk bij de Engelse houthandelaar MacDonald. Hier hoopt hij genoeg geld te verdienen om per schip te kunnen vluchten voor het bos enzijn bewoners, die hem sinds zijn vertrek als een verrader beschouwen. Naast de boeiende beschrijving van het bestaan van Saul maakt ook de reconstructie van het Zuid- Afrikaanse havendorpje Knysna het verhaal interessant. Dalene Matthee geeft een beeld van het harde houthakkersbestaan aan het eind van de negentiende eeuw. In deze periode brengt de ontdekking van diamant en goud het voorheen rustige Knysna in rep en roer. De schrijfster bericht van enkele historische gebeurtenissen en vertelt van een aantal belangrijke persoonlijkheden die in deze periode het dorpje Knysna aandeden. Zo komt de zoon van koningin Victoria, prins Alfred, op olifanten jagen in het Knysna-bos en flaneert de welgestelde Engelsman George Rex door het steeds bedrijviger rakende havendorpje. Het erbij betrekken van gebeurtenissen uit het verleden van Zuid-Afrika geeft Kringen in een boseen bijzondere waarde en ook een enigszins romantisch tintje.
Anderzijds wordt de indrukwekkende en authentieke sfeer die Dalene Matthee met de beschrijvingen van het bos- en het dorpsleven weet op te roepen, verstoord door de weinig natuurgetrouwe weergave van de in de roman voorkomende personages. De personen in de roman blijven zonder uitzondering een variant van een prototypische mens. Zo zijn de bosbewoners, waaronder de vader, de oom en de broer van Saul, allemaal even koppig. Ze zijn geen van allen geïnteresseerd in de ontwikkelingen in en rondom het bos en blijven stoïcijns onder de aldoor verslechterende levensomstandigheden. Ook de Engelsen in het dorpje Knysna zijn onder één noemer te plaatsen. In principe is ieder van hen een kopie van de grootste uitbuiter en bullebak van het dorp: de houthandelaar MacDonald. De Engelsman in Kringen in een bos is per definitie arrogant en onvriendelijk en heeft over het algemeen kwaad in de zin. Eén uitzondering op deze regel is Kate, de dochter van MacDonald. Zij raakt onder de indruk van het bos, en uitgerekend zij raakt verliefd op de bosbewoner Saul. Samen met Saul schippert Kate in een niemandsland tussen het bos en het dorp in.
Hoewel van Saul en Kate een meer uitgebreide karaktertekening gegeven is, worden ook zij geen mensen van vlees en bloed. Kate is de regelrechte tegenpool van haar vader: ze is mooi, geïnteresseerd in mensen en ze heeft een grote liefde voor Saul. Saul zelf wordt te veel de niet begrepen held van de roman. Ondanks zijn goede bedoelingen wordt hij voortdurend als zondebok aangewezen.
De ongenuanceerde karakteruitbeelding houdt de roman makkelijk leesbaar, maar doet ook afbreuk aan het verhaal. Doordat de personages types blijven, worden ook de verhoudingen tussen de personages eenvoudig. Saul komt met zijn vooruitziende blik tegenover de blinde medebewoners te staan en de schoft MacDonald staat lijnrecht tegenover de arme houthakkers. Ook de onvoorwaardelijke liefdesrelatie van Saul en Kate heeft weinig realiteitsgehalte. De tekortkoming in de karakteruitbeelding heeft een zekere oppervlakkigheid tot gevolg.
Dalene Matthee schreef de roman Kringen in een bos in 1984. Onlangs is de roman in Nederlandse vertaling verschenen. Bij lezing van de vertaling wordt gauw duidelijk dat de roman vertaald is door iemand die niet dagelijks in contact staat met de Nederlandse taal. Regelmatig worden er woorden gebruikt die de lezer vreemd en een tikje ouderwets in de oren klinken. Woorden als 'gramstorig', 'hovaardigheid', 'verspieder', 'drossen', 'soebatten', 'blikskaters', 'roofjes' en 'hartzeer', en zinnen met daarin de uitdrukkingen 'wat wis en drie rechtvaardig was', 'wat ik je brom' en 'Joost mag het weten' komen een beetje stoffig over. Ook zijn er een aantal inconsequenties in de vertaling. Zo wordt bijvoorbeeld de houtsoort 'ysterhout' soms onvertaald gelaten, maar elders vertaald als 'ijzerhout', en de pikzwarte bijenvanger in het verhaal heeft geen zwaluw- maar een 'zwavelstaart'. Ook blijft de zinsconstructie in sommige gevallen dicht bij het Afrikaans. De roman wordt afgesloten met een korte woordenlijst, waarin de woorden 'pataat' en 'riempjesstoel' worden opgenomen, maar de woorden 'askoek' en 'mielie' niet.
De lichte Afrikanisering van de taal en de zinnen leggen de nadruk op de afkomst van de roman en werken daardoor niet storend. Ook het enigszins verjaarde woordgebruik geeft eerder sfeer aan de roman dan dat het irriteert. Jammer is wel, dat met de vertaling ook het dialect van de Knysna- houthakkers aan het eind van de negentiende eeuw wegvalt. Het onderzoek dat Dalene Matthee heeft gedaan naar deze aparte variant van het Afrikaans komt in de Nederlandse vertaling van het boek niet tot zijn recht.
Ondanks de genoemde tekortkomingen blijft Kringen in een boseen rijk en fascinerend boek. De magische schoonheid van het donkere Knysna- bos, de strijd tussen de arme houthakkers en de rijke uitbuiters in het dorp en de uiteindelijke overwinning van de liefde, maakt dat de lezer zich waant in een Zuid-Afrikaans sprookje.