Betoverde herinnering 2
Een vreemdeling in een vreemd land. Rudolf van Reest in Amerika
De journalist en literator K.C. van Spronsen (1897-1979), beter bekend onder zijn auteursnaam Rudolf van Reest, was wat je noemt een streekautoriteit. Een streekautoriteit, dat is iemand die de streek kent en de streek kent hem. In de verhouding tot zijn streek moet je Van Reest ook zien om hem op zijn waarde te schatten.
In de eerste plaats in verhouding tot de geografische streek waarin hij werkzaam was. Van Reest, geboren in 1897, bracht zijn journalistenleven voor een groot deel door op de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden. In de jaren twintig was hij hoofdredacteur van het nieuwsblad de Maas- en Scheldebode op Goeree- Overflakkee en van 1939 tot aan zijn pensionering was hij werkzaam bij drukkerij en uitgeverij Oosterbaan & Le Cointre te Goes, onder meer als redacteur van Zeeuwse opinie- en dagbladen.
Maar ook als het woord 'streek' wordt opgevat als geestelijk gebied, als 'over-luchtsche streek' om met P.C. Boutens te spreken, ook dan was Van Reest een streekautoriteit. Zowel de uitgeverij als de persorganen waaraan hij verbonden was waren van christelijke signatuur, en ruimte biedend voor het specifieke geluid dat Van Reest vertolkte. Van Reest was gereformeerd, politiek gezien uitgesproken antirevolutionair, een bewonderaar van Colijn, de man die het gereformeerde volksdeel invoegde in Nederlands nationaal bestel. Over hem had hij het boek De levensroman van dr. H. Colijn geschreven. Kerkelijk gezien was hij een volgeling van de hoogleraar K. Schilder, een begaafd theoloog die tijdens de Tweede Wereldoorlog in conflict raakte met de generale synode van de Gereformeerde Kerken. Dit leidde tot een kerkscheuring, die bekend staat als de Vrijmaking. Het is interessant dat Van Reest zich zowel oriënteerde op Colijn, die een verbreding van het gereformeerde element zocht, als op Schilder, die veeleer verdieping bood. Vanaf 1944, het jaar waarin Colijn overleed en de Vrijmaking plaatsvond, was Van Reest vrijgemaakt en in deze overluchtse streek van ongeveer tachtigduizend zielen werd hij een autoriteit. Een van de redenen hiervoor was dat hij als redacteur van Oosterbaan & Le Cointre verantwoordelijk was voor de uitgave van het vrijgemaakte kerkelijke weekblad De Reformatie, dat eigendom was van de uitgever. Dit blad was de spreekbuis van Schilder. Na diens overlijden in 1952 oefende Van Reest namens de uitgeverij veel invloed uit op de redactionele koers van het blad.
Zijn boek uit 1947 over zijn reis door de Verenigde Staten, met de titel Van kust tot kust1 was in eerste instantie voor deze kring geschreven. Daarbuiten is het boek vermoedelijk vrijwel onopgemerkt gebleven, en dat mede vanwege het feit dat Van Reest een man was van uitgesproken opvattingen. Hij had gekozen voor de Vrijmaking, en dat stak hij niet onder stoelen of banken, ook niet in een reisboek dat over de Verenigde Staten handelde. Het vrijgemaakte standpunt gold wereldwijd. Gelet op de heftigheid van de gereformeerde kerkstrijd van de jaren veertig, maakte Van Reests stellingname zijn boeken onverteerbaar voor gereformeerde lezers die zijn standpunt niet deelden. De Vrijmaking kostte Van Reest dus veel debiet, want hij had met zo'n veertig romans op zijn naam vóór 1944 een behoorlijke lezerskring.
Maar Van Reest was nu eenmaal nooit gewoon geweest een blad voor zijn mond te nemen, ook niet in zaken van principe. Toen hij eind jaren twintig hoofdredacteur was van de Maas- en Scheldebode werd op Goeree-Overflakkee als tegenhanger het nieuwsblad Eilandennieuws opgericht, omdat Van Reest met zijn bestrijding van de zware mystiek de Flakkeese bevolking tegen de haren instreek.2 En toen hij na de Tweede Wereldoorlog als redacteur de verantwoordelijkheid kreeg over het Zeeuwsch Weekend, een bijvoegsel van Het Zeeuwsch Dagblad, huldigde hij daarin te pas en te onpas het standpunt van de Vrijmaking. Ondanks commentaar daarop van lezers en bestuurders zweeg Van Reest niet, waarop de hoofdredactie hem van deze journalistieke taak onthief.3
Van Reest was een man van stellingname. Hij 'had met velen van zijn generatiegenoten gemeen dat hij vriend of vijand in iemand zag', luidde een in memoriam na zijn overlijden in 1979. Maar anderzijds gold ook: 'Met wie hij banden gevoelde gaf hij de verhouding niet spoedig prijs', ook niet na kritiek op zijn boeken of na scheiding van kerkelijke wegen.4
Zijn boek Van kust tot kust uit 1947 geniet weinig bekendheid en niet ten onrechte Van Reest was wat je noemt een minor travel writer. Hij verdiende zijn boterham door voor de gewone gereformeerde man te schrijven. Die lezer was niet gebaat bij literaire beschrijvingen of bespiegelingen. Hij wilde in de eerste plaats over Amerika geïnformeerd worden. Maar over wat dan precies? Aan vrijgemaakte lezers uit Vrouwenpolder of Roodeschool zou een hoofdstuk over Hollywood niet besteed zijn. Van Reest schreef over de fruitteler, die 's zondags ver moest reizen naar de kerk, over de drukkerij die de Christian Reformed Church exploiteerde ten behoeve van kerkelijke periodieken, catechisatie- en evangelisatiemateriaal, over een gemeente die zelf een kerkgebouw bouwde, over een christelijke school, over zendingswerk onder de indianen en over bijna elke predikant die hij ontmoette. Allemaal onderwerpen waar andere Nederlandse boeken over Amerika aan voorbijgaan, maar die de belangstelling hadden van Van Reests lezers.
Van Reest kende de arbeider en de kantoorklerk waarvoor hij schreef en zag het als zijn roeping juist hen voor te lichten. Hij spiegelde zich wat dat betreft graag aan de grote Nederlandse journalist van de negentiende eeuw, Abraham Kuyper, die, zo schreef Van Reest,' 'de kleyne luyden' nooit heeft afgestoten, maar veeleer zich juist tot hen gericht heeft met liefdevol begrip en tactvolle onderwijzing'. (Terugzien p. 150)
Van Reest heeft driemaal de Verenigde Staten bezocht: vlak voor de Tweede Wereldoorlog, in 1939, vlak erna, in 1946-47 en nog eenmaal als bejaarde man, in 1971. Van zijn eerste reis is niets bekend, maar over zijn tweede reis des te meer. Van Reest was ten tijde van deze reis ongeveer vijftig jaar oud en had kennelijk een soort sabbatsjaar van zijn drukke baan als redacteur bij uitgeverij Oosterbaan & Le Cointre te Goes, want hij reisde vanaf het najaar van 1946 een jaar lang met zijn vrouw door de Verenigde Staten.
Van Reest stond in een traditie van gereformeerde Amerika-reizigers, maar zowel de lange duur van zijn reis als zijn route waren tamelijk bijzonder. Van Reest herinnert in zijn boek aan de bekende Amerika-reizen van Abraham Kuyper in 1898 en van Schilder in 1939. Maar ook de gereformeerde theologische hoogleraren H. Bavinck, H. Bouwman en V. Hepp bezochten Amerika en publiceerden daarover reisverslagen. Zij hadden allen hoogstens vier maanden de tijd en bezochten steevast New York en enkele oude staten aan de Oostkust, om vervolgens door te reizen naar hun eigenlijke reisdoel, de Nederlandse kerkelijke gemeenschappen in Michigan en Iowa. De Kamper hoogleraar S. Greijdanus was in 1926 de eerste uit deze traditie die de Rocky Mountains overtrok en Californië bezocht. Maar wat voor Greijdanus in 1926 en voor Schilder in 1939 nog een buitenplaats was, een raken aan de rand van de bewoonde wereld, was voor Van Reest het eigenlijke doel van zijn reis. Ook hij deed Michigan en Iowa aan, maar hij was in 1946 de eerste in de gereformeerde traditie die het zwaartepunt van zijn reis verlegde van de oostkust en het midden-westen naar de westkust. Tekenend is dat hij New York niet eens opnam in zijn reisplan.
Van Reest had oog voor de verschillen tussen de landstreken in Amerika en vooral voor de culturele veranderingen die het land doormaakte. Herhaalde malen tekende hij op uit Amerikaanse monden, dat het Amerika van 1946 niet meer het oude Amerika was. Het oude Amerika, dat was land waar iedereen een miljonair was in de dop. Maar dat land was ondergegaan ten gevolge van de beurskrach van 1929. Sindsdien was Amerika anders. Ook de Amerikaanse maatschappij begon standen te krijgen, met een grote arme onderklasse. Aanvankelijk leek de Tweede Wereldoorlog deze ontwikkeling te keren. De werkeloosheid verdween en het land sprong uit zijn economisch dal omhoog. Maar de oorlog was slechts een intermezzo geweest, zo oordeelde Van Reest ruim een jaar na de afloop daarvan. De oorlogse en naoorlogse welvaart was een zeepbel, die elk ogenblik uit elkaar kon spatten.
Deze redenering van het sterven van het oude Amerika liep uit op de stelling waar het Van Reest om te doen was, namelijk dat Amerika een geleide economie dreigde te worden. Her en der in het land merkte Van Reest op, dat de Amerikaanse bestuurders de allures van Europa overnamen en het particulier initiatief in de economische ontwikkeling betwistten. 'Krijgt het communisme dan ook Amerika's ongeschoolde en beginselloze massa in zijn greep?' is de vraag die het hele boek beheerste. Hoe reëel die vraag destijds was, bleek Van Reest en zijn vrouw toen ze hun Amerikaanse reis voorbereidden. Ze hadden voor hun vertrek moeten bewijzen dat ze politiek betrouwbaar waren en eden moeten zweren dat het niet in hun bedoeling lag 'om de democratische instellingen van Noord-Amerika met communistische ideeën te besmetten'. De Tweede Wereldoorlog was voorbij, maar de koude oorlog brak aan.
De dreiging van een derde oorlog op rij had voor gereformeerden als Van Reest een apocalyptische dimensie. In de crisistijd tussen de beide wereldoorlogen had zijn leermeester Schilder hier herhaaldelijk op gewezen. En kort na de oorlog leek het er nog weinig op dat de wereldcrisis was afgewend. Moeiteloos verbond Van Reest de 'closed shop'-politiek van de moderne vakbond met hoofdstukken uit de Apocalypse over de uitsluiting en onderdrukking van christenen door de volgelingen van de Antichrist.
Maar er was ook een andere Van Reest, en die kwam onder de bekoring van het Amerika anno 1946. Amerika houdt van de overtreffende trap, ontdekte Van Reest onderweg. 'Groot in omvang, groot in lengte, groot in productie. New York heeft het hoogste gebouw van de wereld, Chicago haar grootste slachtplaats van de wereld, Detroit haar grootste autofabriek van de wereld, San Francisco haar grootste hangbrug van de wereld.' Al die opschepperij hoorde zijn inziens bij de kinderlijknaïeve geest van de Amerikaan. Maar, vervolgt hij: 'Aantrekkelijk blijft de jeugd desniettemin, want de ondergrond is tenslotte eerlijk en een beetje onstuimige jeugd belooft iets voor de toekomst.' Let op dat woord eerlijk: de betovering begon te werken. Van de Amerikaanse pers, de politiek, de sociale actie en het onderwijs moest Van Reest weinig hebben, maar er waren momenten dat hem de brede armslag van Colijn te binnen schoot en hij zich liet meeslepen door de onbekrompenheid en de prettige sfeer in de Amerikaanse samenleving: 'Wij Europeanen mogen soms wat sceptisch staan tegenover de Amerikaanse oppervlakkigheid, wat het geestelijk en culturele leven betreft, het is alles nog wat jong en onbezonken, onbekookt soms, maar het leeft tenslotte dan ook in de brede lagen van het volk, terwijl het bovendien allemaal opkomt uit particulier initiatief.'
Hoe genoot hij bijvoorbeeld in 1947 van een bezoek aan de bibliotheek van Grand Rapids. Hij schrijft: 'De service is voortreffelijk. Wanneer ge uit een krant, bijvoorbeeld mei 1940, toen Nederland werd overvallen door de Duitsers, wil weten wat Amerika hierover geschreven heeft, dan zet ge u voor een toestel, dat veel lijkt op een lichtbak. Een dame zet er een filmpje in, ontsteekte een lichtje en ge richt met een knopje het filmpje zolang, tot ge de bewuste pagina voor u hebt.' Toen ik als student in de destijds nieuwe Koninklijke Bibliotheek op de krantenzaal werkte werd daar met de verfilming van de belangrijkste kranten een begin gemaakt. Dat was in 1980 de vooruitgang in Nederland. Niemand schaamde zich. Begrijpelijk, want wie had ooit Van Reest gelezen, die dertig jaar tevoren had verhaald hoe toen in Amerika zelfs het sufferdje van Grand Rapids al op de film stond.
Dit praktische, energieke Amerika lag wat Van Reest betreft niet aan de oostkust. Dat Amerika zei hem niets, nog minder dan het Amerika van de grote vlakten tussen de Mississippi en de Rocky Mountains. Dat gebied kon hij uit een nostalgisch oogpunt wel waarderen, daar proefde hij nog de mentaliteit van de kolonisten. Maar het echte Amerika, het wordende Amerika, dat vond hij in het land achter de Sierra Nevada, in Californië.
Californië omschreef Van Reest als het paradijs van Amerika, en inderdaad moet voor bij kolenkachel en sanseveria lezende Nederlanders van 1947 het contrast met dit 'land of sunshine and flowers' wel heel groot geweest zijn. Vrijwel alle Amerikaanse steden lijken op elkaar, had Van Reest geschreven, maar hier was nu de uitzondering: San Francisco, 'een moderne, lichte en ruime stad', 'in alle jaarseizoenen in een weelderig feestkleed uitgedost', de 'vrucht van ondernemingsgeest, energie en liefde'. Van Reest struikelde haast over zijn superlatieven. Er waren bruggen met een onder- en een bovendek, er waren zesbaanswegen, er was een vliegveld op een kunstmatig eiland en dat allemaal in een mensenleeftijd uit de grond gestampt. En alles was efficiënt, zelfs de taal was hier anders: filmisch, kort en zakelijk, ontdaan van alle fraseologie en mediterende beschouwing. Van Reest werd betoverd door dit echte Amerika. De Amerikanen gemotoriseerd? Dan hij ook; en hij kocht in San Francisco in een enthousiaste bui een tweedehands Chevrolet en toerde er Californië mee rond.
Het wonder van de stad San Francisco werd nog overtroffen door die in 1947 snel opkomende andere stad in Zuid-Californië, Los Angeles. Stond Californië wat Van Reest betreft voor het nieuwe Amerika, binnen Californië was Los Angeles het blinkend symbool van deze modernisering. 'Men krijgt', schrijft Van Reest, 'van deze wonderbaarlijke stad de indruk, dat het amerikanisme hier geconcentreerd en gecompenseerd is, onder ik weet niet hoeveel atmosferen druk.' Hier keek hij Amerika recht in het hart, in deze stad kreeg de wereld van de toekomst vorm. Maar welke vorm? Stijl ontdekte hij er niet. Afwisseling was er genoeg, maar hij zag nog geen harmonie. Voorlopig wil deze 'stad liever Napels zijn of Venetië, liever Parijs of Wenen, dan... zichzelf.'
Van Reest beschreef zijn reis door Californië volgens een procédé, dat garant staat voor afwisseling. Aan een bezoek aan een soldatenkerkhof knoopte hij een beschouwing vast over de anti-oorlogsstemming die hij in 1939 in Amerika had ontmoet, en over de omschakeling waartoe Pearl Harbor heeft geleid, zodat Amerika nu begreep een wereld taak te hebben. Op de volgende bladzijde werd Oakland aangedaan en gaf hij naar aanleiding van het daar gelegen crematorium 'Chapel of Chimes' een beschouwing over de dood, die naar zijn oordeel bij de Amerikaan een verdrongen complex is, en over het geringe verzet in christelijke kringen tegen cremeren, om vervolgens naar aanleiding van een bezoekje aan een lagere school in Alameda een uiteenzetting te geven over het Amerikaanse onderwijssysteem, dat minder theoretisch en meer praktisch is dan in Nederland. En tussendoor werden alle landschapswisselingen gemeld. Toen er nog geen televisie was - die zou in de VS pas in de jaren vijftig een massamedium worden, in Nederland twintig jaar later-bood Van Reest de lezer door de voorruit van zijn tweedehands Chevrolet een eindeloos voortgaande roadmovie, gecombineerd met de haast gestolde ernst van een documentaire van Wim Kayzer.
Wat die ernst betreft, nu Van Reest voor zijn gevoel in Los Angeles het moderne Amerika op de staart had getrapt, wilde hij het ook nader analyseren. Californië, zo had hij ontdekt, herbergde de meeste godsdiensten en sekten en Los Angeles gold als de stad waar men alles geloofde. Dat verbaasde hem. Hij had verwacht dat de moderne Amerikaan, seculier en materieel ingesteld, meer en meer met de godsdienst zou breken, maar nergens in Amerika trof hij zoveel blijken van een geloof als juist in Los Angeles. Wat hem ook opviel was de verscheidenheid aan godsdiensten. Californië was, zoals geheel Amerika, in veel opzichten een 'melting pot', maar op het gebied van de religie vond er geen vermenging plaats. Voor Van Reest was dit een bewijs dat de godsdienst in de Verenigde Staten buiten het publieke leven stond. Natuurlijk, de godsdienst werd ook op het publieke terrein in ere gehouden. Predikanten konden reizen voor half geld, werden buiten de wachtlijsten om van een nieuwe auto voorzien en ontkwamen dankzij het algemene respect voor hun ambt ook nog vaak aan verkeersboetes. Maar de godsdienst mocht zich niet met het publieke leven bemoeien.
Achter de aantrekkelijke publieke levensstijl verschool zich dus een verlangen bij wat Van Reest omschreef als de 'nerveuze, voortgejaagde honderdduizenden, die geen rust kennen, maar van minuut tot minuut opgestuwd worden, in jacht naar geld, naar vermaak, naar geluk.' Ze hongerden naar godsdienst, maar het was voor Van Reest de vraag hoe je de Californiërs met de bijbel zou moeten benaderen. Deze wereld van de Californiër stond ver af van zijn Nederlandse, gereformeerde wereld, zo ver dat hij het gevoel had dat er geen verband meer was met de Europese cultuur Hier ontstond een andere wereld, los van het christendom. De kerk zou de vreemde nieuwe mens die de Californiër was zijns inziens nog het best kunnen benaderen, zoals de zendeling de uitheemse volken in Afrika en Azië benaderde:
Deze mensen moeten in een andere taal dan die der dogmatiek benaderd worden. Hier, waar de Mexicaan op straat converseert met de Zweed, en de Griek een streetcar bestuurt en een praatje maakt met de politieman, die uit Duitsland afkomstig is; hier, waar het Spaanse tezamen met het Engelse achter de toonbank van de drug-store het publiek bedient en waar de Japannees handel doet met de Poolse jood, in deze heftig ziedende 'melting-pot' is er voor een abstract geloofsbegrip geen plaats. Christus moet hier gepredikt worden zoals Hij gepredikt wordt aan de Kaffers in midden-Afrika en onder de Dajaks in de rimboes van Borneo. Eerst moet tot de ziel van dit volk worden doorgedrongen en een taal geleerd worden, die zij verstaan kunnen. [De taal] moet direct aanspreken, zoals er de uit- en aanflitsende lichtreclame de aandacht dwingend eist en geen drie woorden gebruikt, wanneer met twee kan worden volstaan.
Het moge duidelijk zijn dat Van Reest een ambivalente houding aannam jegens hel Californië van 1947: enerzijds zag hij daar de nieuwe wereld geboren worden en laaide zijn enthousiasme hoog op toen hij kennismaakte met de dynamiek daarvan Anderzijds zag hij in dat het woord 'gereformeerd' in deze moderne context geheel in de lucht kwam te hangen. In geestelijk opzicht waande hij zich in het avantgar-distische Los Angeles op de maan en dat was een onthutsende conclusie na twintig eeuwen christendom.
Deze ervaring had consequenties voor zijn oordeel over de gereformeerde kerken in de Verenigde Staten. Van calvinistische oorsprong was Amerika in Van Reests ogen niet, maar dat er zelfs geen spoor van het protestantisme in de cultuur van Californië te bespeuren was, viel hem tegen. Hij verhaalde die teleurstelling in zijn reisboeken enigszins op de Nederlandse immigranten. En hij sprak de aspirant-emigranten onder zijn lezers duchtig toe.
Om te beginnen moesten zij zich goed realiseren, dat zij bij emigratie het verleden onverbiddelijk afsneden en hun schepen achter zich verbrandden. 'Wie emigreert moet', zo schreef hij, 'steeds in het besef leven, dat hij zijn land verlaat ter wille van zijn kinderen. Hij offert feitelijk alles voor zijn nageslacht. Het is voor de jeugd, de jeugd en nog eens de jeugd.' Over het voornemen een band met Nederland aan te houden werd naar zijn oordeel te lichtvaardig gedacht. Een voorwaarde voor dit contact was de beheersing van het Nederlands en de kans dat het nageslacht die taal zou beheersen achtte hij klein. Ging de band met Nederland eenmaal verloren, dan liep ook de band met de gereformeerde theologie gevaar, omdat die nu eenmaal verweven was met de Nederlandse geschiedenis.
Een nadeel van de Nederlandse immigranten en hun kerken achtte hij de afzijdigheid van het Amerikaanse leven. In Amerika was het niet de bedoeling dat kerken zich mengden in de samenleving, maar de Nederlandse emigrantenkerken hadden daar veel te gemakkelijk in berust naar zijn oordeel. Deze kerken 'bestrijken het gebied van de Nederlandse immigranten uit het verleden. Ze komen er niet buiten', aldus Van Reest. Met als gevolg dat zij het Amerikaanse leven niet beïnvloed hebben, terwijl omgekeerd het Amerikaanse leven wel de gereformeerde kerken was binnengedrongen. (Terugzien p. 52-53)
Zo'n gereformeerde gemeenschap gegroepeerd rondom een emigrantenkerk werd zonder historische wortels en zonder culturele banden een eilandje, een getto. De kerkgang kreeg een sterke sociale functie en, zo vervolgde Van Reest, de 'leiding van het kerkelijke leven, waaraan men bijzonder trouw bleef, omdat men gevoelde tot een vertrouwde gemeenschap te moeten behoren, liet men over aan een predikant.' (Terugzien p. 62-63) De gemeenteleden zorgden voor het aardse goed, de predikant voor het hemelse.
Hoe ver dit proces van vervreemding van Nederland en aanpassing aan Amerika was voortgeschreden, meende hij in 1947 te kunnen aflezen aan de geringe belangstelling aldaar voor de Vrijmaking, die zijns inziens juist een verzet was tegen kerkelijke leiders en de isolering van de kerk van de samenleving. Niet alleen de moderne Amerikanen, ook de geëmigreerde gereformeerden behoorden inmiddels tot een andere wereld. Het bracht Van Reest niet van zijn overtuiging af, maar deze constatering was wel een bittere pil.
Het besef van teleurstelling past wel bij Van Reests Van kust tot kust. Het is geen vrolijk boek. Hij genoot van de kleuren, de dynamiek en de warmte, maar hij raakte niet thuis in het land van sunshine and flowers. Van Reest is er in Amerika niet in geslaagd de doem van de koude oorlog en van de Vrijmaking van zich af te schudden. Het oude, romantische Amerika bestond niet meer in 1946 en voor het nieuwe Amerika van Los Angeles ontbrak hem het begrip. Hij bleef het land bezien als liggend onder Europa's slagschaduw en alsof het naar Kuypers model gereformeerd moest worden. Daarin kon hij alleen maar teleurgesteld worden. Van Reest had Amerika gezien, maar hoe kwam hij thuis? Er viel voor zijn cultuur en voor zijn overtuiging geen wereld te winnen. De reisverhalen van menig theoloog werden nog gedragen door dat ideaal, dat Van Reest als een betoverde herinnering voortjoeg. Maar hij kwam ontnuchterd thuis. Om het met één van zijn boektitels te zeggen: Van Reest eindigde zijn rondreis door de Verenigde Staten in september 1947 eens te meer zoals hij haar begonnen was: als een vreemdeling in een vreemd land. Was hij wel werkelijk op reis geweest?
Noten
1. Ik citeer in dit artikel uit twee boeken van Rudolf van Reest: Van kust tot kust (Goes 1947) (alle citaten zonder bronvermelding) en Terugzien na vijfentwintig jaren (Goes 1972) (vermeld als: Terugzien).
2.B. van der Ros (red.), Geschiedenis van de christelijke dagbladpers in Nederland. Kampen 1993,
p. 338. En: 'Ik woonde toen op Flakkee en was redacteur van de Maas- en Scheldebode. Ik had er moeilijkheden met het kerkelijk leven. Het was daar een heel zware mystieke hoek, zoals ook wel gebleken is uit verschillende romans, die uit die tijd dateren en die over mystiek gaan. Ik heb toen met prof. Schilder gecorrespondeerd over bepaalde feiten in ons kerkelijk leven daar. Dat is later uitgelopen op een publikatie van hem in De Bazuin en daardoor werd het contact inniger.' (N. Scheps, Interviews over 25 jaar Vrijmaking. Kampen 1970, p. 49)
3. Van der Ros p. 279.
4. G. Puchinger, Ontmoetingen met literatoren. Zutphen 1982, p. 558,561.
Dr. George Harinck (1958) is wetenschappelijk medewerker en conservator van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800- heden). Hij promoveerde in 1993 op het proefschrift De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het gereformeerde leven 1920- 1940.
Liter 16; jaargang 4; blz 57 – 66; (www.chroom.net/liter/16/index.htm)