Tot nu toe werden de poëtische teksten van de middeleeuwse Hadewijch aangeduid als ”strofische gedichten”. Nu prof. dr. Louis Peter Grijp van een aantal gedichten de melodieën reconstrueerde, heten ze voor het eerst ”liederen”. Prof. Grijp: „Het kan bijna niet anders dan dat Hadewijch deze gedichten met haar volgelingen gezongen heeft.”
Volledige tekst van lied 45 van Hadewijch.
Louis Peter Grijp (1954) van het Amsterdamse Meertens Instituut is tegelijkertijd onderzoeker en uitvoerend musicus. Als musicoloog speurt hij naar oude Nederlandse liedjes en reconstrueert hij verloren gegane melodieën. Als artistiek leider van het Utrechtse muziekensemble Camerata Trajectina voert hij zijn vondsten vervolgens uit. „Een vruchtbare combinatie.”
Prof. dr. Louis Peter Grijp met een citole, een tokkelinstrument nagemaakt van middeleeuwse afbeeldingen uit Italië. „De liederen van Hadewijch vormen een wonderlijke wereld. Maar ik kan niet zeggen dat ik er mystiek van geworden ben.” Foto RD, Anton Dommerholt
Zo verscheen vijf jaar geleden een uitgave van het ”Antwerps Liedboek” uit 1544. Grijp zorgde voor noten bij de teksten en legde een aantal van de liederen vast op cd. Onlangs deed hij iets dergelijks met liederen uit de bundel ”Klagende Maeghden” van Jacob Cats uit 1634.
De methode die hij toepast op liederen uit de 16e en 17e eeuw is ook te gebruiken bij de middeleeuwse poëzie van Hadewijch, zegt Grijp. „Het gaat om het principe van het contrafact: je maakt een nieuwe tekst op een bestaande melodie. Sinds ongeveer 1480 zie je in het Nederlands taalgebied een overvloed aan contrafacten. In de liedbundels tref je voortdurend de aanduiding ”op de wijs van” aan, terwijl er geen noten worden afgedrukt. Mijn stelling is: Waarom zou dat in de middeleeuwen niet net zo gegaan zijn?”
Diepe indruk
In de tijd dat hij zijn dissertatie over de contrafactuur in het Nederlandse lied in de gouden eeuw verdedigt, raakt Grijp betrokken bij de mystieke minnepoëzie van Hadewijch. In 1992 schrijft hij een baanbrekend artikel waarin hij stelt dat de gedichten van deze middeleeuwse vrouw oorspronkelijk bedoeld zijn om te zingen. Voor 6 van de 45 gedichten geeft hij een melodie.
Grijp moet lachen als hij zich herinnert hoe het destijds in een werkgroep rond de poëzie van Hadewijch toeging. „Ik zat wat te proberen met die verzen en zong voor de werkgroepleden voor hoe het zo’n beetje geklonken zou kunnen hebben. Maar ik heb niet zo’n goede stem. Het overtuigde hen dan ook allerminst.”
Totdat zangeres Suze van Grootel tijdens het Festival Oude Muziek de liederen van Hadewijch vertolkt. Het maakt diepe indruk. „Iedereen was overtuigd. Je moet het gehoord hebben, dan is het duidelijk: deze poëzie is bedoeld om te zingen.”
Hoe hij zich dat voorstelt? „We weten niet veel over Hadewijch. Maar ze moet ergens rond 1250 in de buurt van Antwerpen geleefd hebben als een soort geestelijk leidster van een groep religieuze vrouwen. Wellicht heeft ze de 45 liederen juist voor haar volgelingen geschreven. Dan heeft ze deze gedichten vast met haar groep gezongen.”
Strofevorm
In de handschriften waarin Hadewijchs ”strofische gedichten” zijn overgeleverd ontbreekt echter elk spoor van muziek. Waarom dan toch gepleit voor een ”zingende Hadewijch”?
Grijp: „De sleutel is voor mij het 45e lied: ”Ay, in welken soe verbaerd de tijt”. Frasen daarvan zijn ontleend aan de Latijnse sequens ”Mariae praeconio”. Maar ook de vorm van de strofe komt volledig overeen met het Latijnse Marialied. Er is geen twijfel mogelijk: Hadewijch heeft dit lied, en dus ook de melodie ervan, in haar hoofd gehad toen ze haar minnelied schreef.”
Vooral de strofevorm is voor Grijp doorslaggevend in zijn onderzoek. Strofische heuristiek, noemt hij dat: zoeken naar liederen die dezelfde vorm hebben. Elk lied heeft namelijk een aantal karakteristieken: het rijmschema, het aantal accenten per regel en het geslacht van de rijmen.
Als je deze drie factoren van een lied-zonder-melodie vaststelt, en vervolgens op zoek gaat naar een lied met dezelfde kenmerken dat wel een melodie heeft, is duidelijk dat ook het eerste lied op die melodie is te zingen.
In de Nederlandse Liederenbank heeft Grijp deze vorm van onderzoek digitaal gemaakt. Meer dan 125.000 liederen van de middeleeuwen tot nu zijn daarin opgenomen. Heb je de strofevorm van een lied vastgesteld, dan voer je die in, en met één druk op de knop krijg je alle liederen met dezelfde vorm.
In zijn zoektocht naar de melodieën die Hadewijch in haar hoofd zou hebben gehad, herleidt Grijp er een paar tot gregoriaanse gezangen. Maar voor het grootste deel komt hij uit bij de liederen van Noord-Franse trouvères (componisten-dichters) uit de 13e eeuw. „Hadewijch was waarschijnlijk van adellijke komaf. Misschien heeft ze die Franse liedjes wel gehoord in de adellijke kringen van haar jeugd.”
Twijfel
Als Grijps uitgangspunt dat Hade-wijchs liederen gezongen zijn nu eens niet waar zou blijken te zijn? „Daar ben ik heel gevoelig voor. Twijfel ken ik heel goed. M’n bouwwerk stort als een kaartenhuis in elkaar als dat eerste niet waar is. Maar daarom heb ik bij de zes melodieën die ik in 1992 vaststelde gezocht naar spijkerhard bewijs.”
Voor de uitgave die nu verschijnt, waarvoor hij 19 van de 45 liederen van een melodie voorzag, heeft Grijp zijn criteria iets minder strikt gehanteerd.
En de andere 26 liederen? „Ik denk niet dat de melodieën daarvan nog zullen worden vastgesteld. Nu al ben ik voor m’n eigen gevoel soms over de grens gegaan. Wil je er toch mee verder, dan kom je uit bij een impressie van hoe ik het me voorstel dat het geklonken heeft. En dan heb je niet meer de historische sensatie die ik nu wel had. Maar misschien komt het nog eens voor een of ander Hadewijchfestival.”
Heeft Grijp iets gekregen met de inhoud van de geestelijke minnepoëzie van Hadewijch? „Zelf ben ik niet religieus, hoewel ik me heel veel bezighoud met religieuze teksten. De liederen van Hadewijch vormen natuurlijk een wonderlijke wereld. Maar ik kan niet zeggen dat ik er mystiek van geworden ben. Ik vond het vooral heel erg spannend om die melodieën te vinden.”
Mede n.a.v. ”Hadewijch – Liederen”, uitgegeven, ingeleid, vertaald en toegelicht door Veerle Fraeters en Frank Willaert, met een reconstructie van de melodieën door Louis Peter Grijp; uitg. Historische Uitgeverij, Groningen, 2009; ISBN 978 90 6554 478 0; 455 blz.; incl. vier cd’s; € 49,95.
======================================================================================================
Ze heette Hadewijch, maar verder weten we niets van haar. Was ze van adellijke afkomst, zoals de meeste onderzoekers denken? Was ze een non of, waarschijnlijker, een begijn? Viel ze als spirituele vrouw buiten de kaders van de kerk, of juist niet? Leefde ze echt in de dertiende eeuw, of misschien toch in de veertiende? Kwam ze uit de buurt van Antwerpen, of uit een andere hoek van het hertogdom Brabant?
Feit is dat ze de allereerste bij naam bekende dichteres van het Nederlandse taalgebied is. Uit haar verzen spreekt haar karakter: gepassioneerd en compromisloos. Algemeen worden haar gedichten beschouwd als toppoëzie: met glans doorstaan ze zelfs de toets van de internationale kritiek.
Niet dat ze makkelijk zijn om te lezen. Hadewijch schreef als mystica voor een kleine kring van ingewijden. Bovendien: over een afstand van zo veel eeuwen is haar taal er natuurlijk niet begrijpelijker op geworden voor hedendaagse lezers.
Op het eerste gezicht lijkt het alsof ze liefdespoëzie schrijft, en dat is ook waar. Alleen gaat het dan niet om de liefde tussen man en vrouw of, algemener, de liefde tussen mensen. Het gaat uitdrukkelijk om de liefde tussen God en de ziel: de hoogste vorm van ”minne”.
Het doel van haar gedichten is persoonlijke meditatie, contemplatie, streven naar vereniging met de onzichtbare God. Dat laatste kan soms op een overweldigende manier gevoeld worden, maar vaak ook niet: dan is er het gemis, de ellende, de wanhoop, het intense verlangen en uitzien. Al die emoties worden zichtbaar en voelbaar in haar werk.
Haar gedichten heeft Hadewijch vermoedelijk gemaakt om een groep vrouwen te inspireren, vrouwen die ze als spiritueel leidster om zich heen verzameld had. Voor hen schreef ze niet alleen liederen, maar ook brieven (zowel in proza als in verzen) en visioenen.
Al die teksten worden momenteel voor hedendaagse lezers ontsloten via een nieuwe uitgave van Hadewijchs verzamelde werk. Het eerste deel, een kloek, fraai vormgegeven, gebonden boek, verscheen deze maand. Het bevat de tekst van alle liederen, zowel in een Middelnederlandse als in een moderne Nederlandse versie, vakkundig weergegeven en vertaald door Frank Willaert en Veerle Fraeters. De teksten zijn voorzien van verklarende aantekeningen, een zeer leesbare inleiding, zo veel mogelijk muzieknotaties van de gereconstrueerde melodieën en –last but not least– vier cd’s waarop alle teksten worden gezongen of voorgedragen. Daarmee wordt, zo meldt de omslag, „de geestelijke en zintuiglijke wereld van een gepassioneerde vrouw” ontsloten. Het wachten is op de brieven en de visioenen.