Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Jane Leusink

De wegen waarlangs

Juliën Holtrigter debuteerde in 2001 bij Mozaïek, een imprint van uitgeverij Boekencentrum, met de bundel Omwegen. Twee dingen vielen mij op in deze bundel: alle gedichten samen lijken een verhaal te vertellen en de toon van de gedichten is wat vermoeid als die van een pelgrim die na zijn bedevaart thuiskomt. Ik ging dus vanzelf meeleven met de ik-figuur en me afvragen of het allemaal wel goed zou aflopen. Gelukkig was dat zo: de dichter verlangt naar het moment dat de Messias er plotseling zal zijn 'zodat het feest kan beginnen / het grote herrijzen' ('Het gat in de tijd').

Bij uitgeverij De Harmonie verscheen dit jaar Holtrigters tweede bundel Het verlangen te verdwalen. Vanwege de titel ging ik meteen naar het laatste gedicht om te kijken of het klopt wat ik vreesde: dat de dichter eigenlijk niet gevonden wil worden. In 'Slapen is heilig, zwijgen een recht' ligt de slapende geliefde sterk en glanzend 'te kijk':

Iemand kan zich over haar buigen, lang naar
haar staren, zomaar zijn adem over haar blazen.
Prachtige regels vind ik dit met die verwijzing naar de geïnspireerde, leven scheppende, eventueel zelfs goddelijke inblazing.
'Ze zou gezocht willen worden', schrijft de dichter dan ook en de ik in het gedicht gaat haar vinden.
Maar dan volgt toch de teleurstelling. In wat hij schrijft (her)kent hij de geliefde niet meer:

Wat ik bewaar, die paar zinnen, ze zijn als haar ogen
zoals zij ze ziet in de spiegel als zij ze opmaakt voor
iemand, voor mij.
Maar het zijn haar ogen niet meer.
Zo zijn het mijn woorden niet meer.

Het klassieke beeld van de dichter die in zijn gedichten de wachtende geliefde tot leven wil wekken (we horen Dante, Petrarca, Michelangelo en P. C. Hooft meezingen), maar daarin faalt: het is niet al te moeilijk hierin het poëticale element te herkennen. Het ultieme gedicht wil maar niet geschreven worden. En wat er wel staat heeft zich losgemaakt van de oorsprong en zich getransformeerd tot iets anders. Het zou een reden kunnen zijn om te willen verdwalen. In 'Van zoveel regels' lezen we als laatste strofe: 'ik wil in je ogen verdwalen'.
In het gedicht 'Postuum' lezen we:

Op deze heldere dag sta ik op de Mont Blanc.
Wat er beneden geschiedt, weet ik onderhand, ik heb
de wereld gezien, ik ben erin ondergedompeld geweest.

Ik voel nog de pijn van mijn val. Het was me een feest.

Is Holtrigter een god in het diepst van zijn gedichten? Aan zelfkennis en zelfspot lijkt het hem in elk geval niet te ontbreken. Hij heeft het allemaal wel gezien. De vele e-klanken, vooral aan de regeleinden slepen het gedicht ook letterlijk naar zijn einde. Dat vind ik mooi gedaan.

'Wat weegt de inkt van / wat woorden? Wat weegt een leugen?' ('Stenen'). Holtrigter zoekt een gedicht als een steen: 'Stenen / zijn stenen, er is geen vertaling, geen / interpretatie, geen uitspraak'. Stenen komen nogal vaak voor in zijn gedichten en je bent geneigd hierin een knipoog naar Kouwenaar te zien. Maar nee, eerder vinden we hier de grote christelijke en Indiase mystici bij elkaar gezet: Meister Eckhart verbonden met Zen. Het verlangen naar een bestaan zonder waarom, dat is als het is.

Maar als het dat is wat de dichter zoekt, dan lijkt zijn missie haast wel het tegenovergestelde van wat de titel van de bundel en de tekst op de achterflap suggereren. Als het je diepste wens is te verdwalen, de weg kwijt te willen raken, lijkt de wens 'Zo zonder moeite er zijn, zo een, zo ver van tijd,' ('Gereisd door de tijd') wel haast het ultieme vinden te verwoorden. Ik moet kennelijk nog verder zoeken, begin dus aan een andere kant.

Naast stenen komen er in Holtrigters gedichten ook regelmatig spiegels voor. Ze worden meestal verbonden met vrouwen, hun ogen als ze in de spiegel kijken en hun benen (wat helpt om de in dit verband altijd dreigende clichés onschadelijk te maken). Maar evenmin als het ultieme gedicht zich laat schrijven, laten die ogen zich verbeelden. En de spiegel? Welk beeld geeft die weer? Daarover komen we meer te weten als we naar het motto gaan dat de bundel meekreeg:

Nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen.

Wij weten het althans nu - klinkt daar hoop? - nog niet. Ook al kijken we nog zo goed in de spiegel, en hoe helder zijn die tegenwoordig niet, we leren de ander en onszelf niet kennen. Dat is wat Holtrigter ons, en zichzelf, wil vertellen. Het motto is een citaat uit die prachtige eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs.
In 'Gelukkig waren we arm' lezen we dat God de wereld heeft geschapen om zelf minder alleen te zijn. Het gedicht besluit met:

Ik neem er nog een.
Ik heb het hart van het doolhof gevonden.

Holtrigter is een god in het diepst van zijn gedichten. Heel even lijkt de spiegelbarrière genomen.
Humor, die heeft Holtrigter. Humor is ook wat de gedichten redt als ze door de keuze van al te grote thema's lijken om te vallen. Meestal tenminste. Daar waar de humor afwezig is, ligt de pathetiek op de loer. Een gedicht als 'Van zoveel regels' valt uit elkaar, ook letterlijk, als we kijken naar de verdeling van de versregels over de bladspiegel en het ontbreken van sluw geplaatste enjambementen.

Humor relativeert, gelukkig maar. In de bundel wordt er regelmatig eentje genomen, een borrel wel te verstaan, verder gezapt en oeverloos geïnternet. En gerookt wordt er ook. Echt leuke gedichten zijn dat, zoals 'Ruis', waarin Holtrigters rokende ooms figureren. Ze ruisen niet, deze ooms, maar varen (en vliegen even later) langs de wolken. Het gedicht eindigt zo:

Al het bestaande ademt men in. Al het geleefde wordt
in de ruimte geblazen, tot in de eeuwigheid. Amen.
Ze schrijnen natuurlijk een beetje, deze regels, maar de ironie blijft gelukkig binnen de perken.
Wat het roken en wat het schrijnen betreft spant 'Schoonheid' met al die bindende o- en a-klanken de kroon. Een rokende man is niks, twee rokende mannen is aardig, veel rokende mannen is al veel beter, een rokende heer is mooi, maar een rokende heer onder een oranje plataan, dat is schoonheid.

Is hij beneveld en ook nog de weg kwijt,
Hosanna, Havanna, loof de sigaren!

Ja, dat is meesterlijk.
Juliën Holtrigter schrijft toegankelijke, open gedichten die meestal niet al te strak in strofen ingedeeld zijn. Ze maken een wat onevenwichtige indruk. Wat ik me gaandeweg het lezen ging afvragen was of het allemaal niet wat compacter had gekund. De dichter haalt jammer genoeg niet alles wat hem aan poëtische bindmiddelen ter beschikking staat uit de kast.

Soms haalt Holtrigter de angel uit zijn gedicht door een, naar mijn smaak, overbodige laatste strofe toe te voegen. Dan krijg je het bekende nachtkaarseffect. Hij doet dat in 'Kleine icoon', 'Stenen' en 'Al duizend jaar'. Toch kan hij het wel, eindes aan gedichten maken. De laatste strofe van 'Ik dreef mijn gedachten bijeen' mag welhaast een wonder van frisheid en versheid worden genoemd:

Een bus trekt op. Op de plaats waar hij stond, ligt
Een man met zijn hoofd in een krant
- alsof hij eet wat hij leest

Dit gedicht brengt mij op het christelijk gehalte van de poëzie van Juliën Holtrigter. Deze recensie is bestemd voor Liter en ik heb gemerkt dat men zich daar over het christelijke in de poëzie regelmatig druk maakt. Wat overigens boeiende lectuur kan opleveren. Bovendien dwingt het mij - voormalig gereformeerde - daarover na te denken en er iets over op te schrijven. Voor zover ik dat kan tenminste.

Welnu, in de bundel vind ik allerlei, ook christelijke motieven, ik noem de herder, de stem uit de heg en de schapen. Ze worden nogal eens op hun kop gezet, deze motieven, dan loopt de herder achter zijn schapen aan of is ze kwijt.

Nu maken christelijke motieven natuurlijk nog geen christelijke gedichten Maar christelijke motieven gecombineerd met de christelijke blik op de werkelijkheid, de aanwezigheid van een opgestoken vinger (christenen zijn beter) of het zoeken naar een wenkend perspectief in de context van het noemen van de naam van God, maken een bundel wel christelijk, denk ik. Het zegt natuurlijk iets over de dichter en over de lezer, daarmee iets over hun schrijf-intenties en leesstrategieën en, als resultaat daarvan of opgeladen daarmee, iets over het gedicht. Maar, en dan wordt de redenering cirkelachtig, het moet er natuurlijk wel inzitten, in het gedicht, het moet wel gevonden willen worden. Als dat gebeurt, dan is dat genade.

Jammer genoeg zeggen christelijke motieven en een christelijke blik nog niet iets over de kwaliteit van een gedicht, tenminste dat denk ik, die moet je immers zoeken in het gedicht zelf, dus in ritme, rijm, metrum, beeldspraak, toegepaste stijlfiguren en de kracht waarmee het thema wordt uitgewerkt. Allemaal middelen die een dichter inzet om noodzaak, zeggingskracht en de manifestatie van een innerlijke waarheid te smeden en te bewerkstelligen. Een slecht geschreven christelijk gedicht zal altijd een slecht geschreven christelijk gedicht blijven.

De thematiek in Omwegen met zijn queeste en messiasverwachting lijkt mij uitgesproken christelijk. In Het verlangen te verdwalen is er de christelijke hoop en het wenkend perspectief van het Paulusmotto (die overigens merkwaardig contrasteren met de terneergeslagen toon in veel van deze gedichten).

Alles en alles bij elkaar geraapt blijf ik zitten met een christelijk dichter die de strijd lijkt te hebben opgegeven, die vecht tegen platitudes en dat gevecht soms, maar lang niet altijd wint met zijn zagende humor. Voor mij zowel een spannend leesavontuur, als uiteindelijk ook een wat neerdrukkende leeservaring. De bundel leest als een verhaal. Er is geen onderverdeling, er zijn geen subreeksen of cycli die mij dwingen nog eens te kijken. Bij Holtrigter zijn gedichten geen dingen, geen stenen, geen benen. Ze laten mij niet alle hoeken van de wereld en de hemel zien. Ze laten mij soms wel lachen.

Juliën Holtrigter, Het verlangen te verdwalen. De Harmonie, Amsterdam 2004, 48 blz., € 13,50.

Jane Leusink (1949) is dichter.
 

Liter 35; jaargang 7; blz 73-76; www.chroom.net/liter/archief/35/index.htm

Reacties

De wegen waarlangs

Er zijn nog geen reacties geplaatst.