Na de indrukwekkende roman Het negende uur uit 1997 was het wachten op een nieuw boek van de vooral door het christelijke lezerspubliek hooggewaardeerde romancier Pieter Nouwen. Begin februari 2004 verscheen er ineens een nieuw boek van hem. Maar niet zo'n langverwachte roman à la Het negende uur of De lichtwachter, waarin (christelijk) geloof en ongeloof met elkaar worden geconfronteerd. De pias van het Pentagon bleek een actueel, politiek boek te zijn, waarin het christelijk geloof slechts zijdelings een rol speelt.
Tjerk de Reus hoopte in CV/Koers dat het boek 'een tussendoortje' zou zijn, in afwachting van een nieuwe 'ideeënroman'. Het christelijke-boekhandelsblaadje Note vond het boek 'vooral interessant voor boekhandels die Nouwen compleet op de plank willen hebben'. 'Het christelijke element is in dit boek moeilijk te vinden en het is politiek zeer kritisch,' schreef het.
Het eerste kan nog een ervaring van teleurstelling zijn, maar het tweede klinkt als een duidelijk minpunt. Mag een boek niet 'politiek zeer kritisch' zijn? Of is het bezwaar, dat De pias van het Pentagon 'politiek zeer kritisch' is ten aanzien van de regering-Bush, die geleid wordt door een president die bekendstaat als 'born again christian'? Een boek dat de integriteit als christen en als politicus van Bush onderuithaalt, en de reddersrol van Amerika ontmaskert als machtsbelustheid waaraan vooral eigenbelang ten grondslag ligt, sluit niet aan bij het positieve Amerika-beeld dat in orthodox-christelijke kringen heerst. En misschien roept het alleen maar verlegenheid op, dat Nouwen juist vanuit bijbelse noties het gedrag van het 'christelijke' Amerika aan de kaak stelt. Dat gebeurt enerzijds in een preek die minister-president Bekenlande aanhoort tijdens zijn zondagse kerkgang: 'Iedereen die machtig wordt, loopt het risico zo eigenmachtig te worden dat hij denkt dat Gods wil precies bestaat uit datgene wat hij wil' (69). En anderzijds door commentaar in de vorm van citaten zoals dat van Thomas Merton op p. 248/249. Macht corrumpeert. Zeker wanneer, zoals Barbara Tuchman betoogt, hardhoofdigheid een belemmering vormt voor wijsheid en verantwoordelijkheid (217/218). Het is deze hoogmoed die door Nouwen in De pias van het Pentagon ten val wordt gebracht.
Dit gebeurt niet op de serieuze manier zoals in zijn eerdere romans (waarin overigens dezelfde tegenstelling tussen menselijke hoogmoed en goddelijke wijsheid aan de orde is), maar in de vorm van een satire, als een 'soap', waarvan de afleveringen (waarin het verhaal' wordt verteld) worden afgewisseld met 'commercials': geen reclame, maar blokjes met informatie, (soms onthutsende) feiten, citaten en opinies, die met de hilariteit van het soap-verhaal een scherp contrast vormen en zo aan het boek aan verontrustend karakter verlenen, dat het als louter satire niet gehad zou hebben.
De pias van het Pentagon is overwegend positief ontvangen. Het 'soap-verhaal' is humoristisch en scherp en leest vlot weg. Hilbrand Rozema noemde het in Liter 33 'een meeslepende, bitterzoete slapstick', 'een kolderieke satire waarbij je je de tranen uit de ogen wist van het lachen.' H. H. M. Meyer schreef in zijn recensie ten behoeve van de Nederlandse Bibliotheekdienst: 'Het geheel leest als een trein, is erg herkenbaar en je blijft lachen.' De Vlaamse krant De Morgen schreef: In zijn beste kolderieke momenten doet De pias zelfs denken aan de grote Britse humorist Tom Sharpe, en dat kom je in ons taalgebied niet elke dag tegen.' De - eveneens Belgische - De Standaard vond het boek 'een intelligent geschreven, politiek interessant en amusant boekje.' Er waren ook kritische geluiden. Peter van Vlerken van het Eindhovens Dagblad vond het boek 'zeker de helft te lang om leuk te blijven.' En Tjerk de Reus begon gaandeweg het boek verveling te ervaren en vond het 'als satire [...] niet ijzersterk.'
De kracht ontleent het boek mijns inziens het meest aan zijn 'commercials'. Over de dingen die daarin worden aangestipt (de achtergronden van 9/11 en de oorlog tegen Irak) zou ik wel meer willen weten, maar dat biedt het boek zelf niet. Dat maakt dat je door dit boek niet alleen wordt geamuseerd, maar ook aan het denken wordt gezet.
Wat mij zeer verbaasd heeft, is dat het boek per saldo weinig respons heeft gekregen in de seculiere media. Ik had Nouwen in talkshows op TV verwacht, of ten minste gerecenseerd in grote dagbladen of in Vrij Nederland. Maar die publiciteit is uitgebleven. Voor mij was deze verbazing de reden om de auteur te bevragen over zijn boek en de ontvangst ervan. Nouwen en ik gaven er de voorkeur aan dat schriftelijk te doen.
Het verbaast mij dat het boek in de seculiere pers nauwelijks is opgepikt. 'Amerika' is veelvuldig in het nieuws, en jouw boek draagt - om mij nu tot de zogenaamde commercials te beperken -bijzondere en soms schokkende feiten aan. Heb jij daar een verklaring voor?
Dat het boek nauwelijks aandacht heeft gekregen heeft ook mij verbaasd en, laat ik dat niet verhelen, teleurgesteld. Als je op zoek gaat naar mogelijke verklaringen, probeer je die natuurlijk eerst bij jezelf te vinden. Je vraagt jezelf en anderen: zitten er mankementen aan het boek en zo ja welke? Die vraag heeft de volgende antwoorden gekregen.
Een: hoewel de kern waarom de plot van het verhaal draait al na elf pagina's wordt geïntroduceerd, is dat volgens de geijkte Hollywoodformule misschien toch nog niet snel genoeg. Misschien had ik het centrale drama meteen al op de eerste pagina moeten neerzetten.
Twee. Ik laat de vaderlandse bestuurders overwegend lief en naïef afsteken bij hun Amerikaanse opponenten - ik denk dat ze dat, en daar mogen we blij om zijn, in werkelijkheid ook doen - maar bedrijf verder geen Nederlandse partijpolitiek. Dat heb ik met opzet nagelaten. Net als in een rechttoe-rechtaan filmscript heb ik slechts één duidelijke tegenstelling willen creëren: die tussen de regering-Bush en Nederland, die uitmondt in een tegenstelling tussen de regering-Bush en de wereld. Ik kan me voorstellen dat Nederlandse lezers uit de 'helden'-rollen van Jan Peter Balkenende en Maria van der Hoeven menen te moeten opmaken dat ik pro-CDA ben, maar zo heeft het bij mij niet gewerkt. Als de PVDA aan de macht was geweest, dan hadden haar ministers die rollen gekregen.
Het boek past, ten derde, niet in een bestaand genre. Is het fictie of non-fictie? Is het een min of meer 'literair' boek of is het vooral een politiek boek? Misschien hebben mogelijke besprekers daar geen raad mee geweten, net zo min als met de vraag of het nou om te lachen of om te huilen was. Dan ga ik er even van uit dat al die mensen de moeite hebben genomen het verhaal ook echt te lezen, wat ik nogal betwijfel.
In dit verband dien ik te vermelden dat het boek door Uitgeverij Thoth breed was uitgezet: zo'n zeventig representanten van bladen, radio en televisie hadden een mailing gekregen en daarvan hadden er dertig proeven of exemplaren opgevraagd. Bij de Tros reageerden ze met de opmerking dat ze het maar een 'raar boek' vonden. Bij de Volkskrant wilde iemand er enthousiast iets aan doen, maar hij werd om mij niet bekende redenen door 'hogerhand' teruggefloten. Iets vergelijkbaars heeft zich waarschijnlijk bij de Spits voorgedaan. Laat ik maar niet zeggen wat voor soort dingen ik ging denken toen ik dat hoorde.
Nationaal was er een leuk item met Sjors Fröhlich van de NCRV en een heel mooi interview van Willem Bouwman in het Nederlands Dagblad. Veel later volgden Tjerk de Reus met een interview in het Friesch Dagblad - plus een recensie in CV/Koers - en Arie Verhoef met een lang gesprek voor EO-radio, dat ik qua presentatie behoorlijk heb verknald. Er was landelijk dus enkel aandacht van enige oude bekenden uit de christelijke hoek en inderdaad niet van, zoals jij ze noemt, de 'seculiere' media.
Een vierde - en nu een 'externe' - verklaring daarvoor is me pas sinds de zomer langzaam duidelijk geworden: veel Nederlandse media, en misschien ook wel veel Nederlanders, zijn aanzienlijk minder anti-Bush dan ik had gedacht. Dat bleek onder meer uit de betrekkelijk onverschillige discussie over de aanwezigheid van Nederlandse troepen in Irak en de matige tot slechte ontvangst van Michaël Moore’s Fahrenheit9/11.
De oorzaak daarvan is denk ik de volgende. Op basis van de 'mainstream'-in-formatie over de Amerikaanse inval in Irak was (oud-)links pro-Bush omdat hij op humanitaire gronden een akelige dictator wilde verwijderen en was (oud-)rechts pro-Bush vanwege traditionele pro-Amerikaanse, Atlantische reflexen. Met 'main-stream'-informatie bedoel ik informatie over gebeurtenissen die de grote media belangrijk achten en klakkeloos van elkaar overnemen. Dat die informatie was gebaseerd op een consistent leugenachtige voorstelling van zaken door de Amerikaanse regering, wilden veel Nederlandse media niet weten en sommige willen dat nog steeds niet echt. Een aantal Amerikaanse wel: zo heeft onder meer de redactie van de New York Times het feit dat ze veel te lang bijna kritiekloos achter het Witte Huis en het Pentagon heeft aangelopen.
De lauwheid ten aanzien van Bush van veel Nederlandse media en Nederlandse 'smaakmakers' valt dus te verklaren uit het feit dat ze onjuist of onvoldoende waren geïnformeerd en hebben verzuimd juiste en/of minder gemakkelijk beschikbare fragmenten op een rij te zetten. Als ze dat wel hadden gedaan, dan zouden ze tot de ontdekking zijn gekomen dat die fragmenten pasten in een patroon dat wees op lomp imperialisme, verhuld door leugens over 'zelfverdediging' en 'strijd tegen het terrorisme'.
Ik denk dat de Pias vooral valt te waarderen voor mensen die echt heel goed weten wat er rond de Amerikaanse aanval op Irak heeft gespeeld óf door mensen die dat niet weten, maar wel open staan voor nieuwe informatie. Ik veronderstel dat het boek in Nederland vaak terecht is gekomen bij besprekers die meenden dat ze zó goed op de hoogte waren, dat ze de informatie in het boek als 'raar' of'overdreven' terzijde konden schuiven of negeren.
Met mijn visie op het drama VS/Irak en op het kwaadaardige karakter van de regering-Bush sta ik in Nederland overigens niet alleen: die wordt gedeeld door Karei van Wolferen en Jan Donkers - die boeken over het onderwerp hebben geschreven - en sinds enige tijd door Ko Colijn in Vrij Nederland. In de VS loopt het over van de Bush-opponenten die de gang van zaken op dezelfde manier hebben geïnterpreteerd als ik. Die Amerikaanse tegenstanders zijn niet allemaal 'links'; er zijn ook conservatieven bij, die de neoconservatieven - die Bush als een pias aan hun touwtjes hadden - beschouwen als roekeloze radicalen. Ik acht mezelf behoorlijk conservatief; zó conservatief dat ik een groot voorstander ben van het behoud van het milieu. Dat het milieu meneer Bush geen bal interesseert, is misschien wel zijn allergevaarlijkste kant.
Ik kan de diverse discussies over de onderwerpen die je in de 'commercials' aansnijdt niet goed overzien. Zijn er volgens jou echt nieuwe feiten, interpretaties of onderbelichte zaken in jouw boek, waarvan je vindt dat die in de media aandacht zouden verdienen?
Laat ik drie belangrijke dingen noemen, die overigens niet alleen in de 'commercials' aan de orde komen. Het eerste is dat Bush zijn presidentschap in 2000 echt heeft gestolen door middel van een grootscheepse verkiezingsfraude in Florida. In dit verband kan ik een voorbeeld noemen van een Nederlander die meent goed te zijn geïnformeerd maar dat niet is: Flip Vuijsje, die in Vrij Nederland een negatieve kritiek schreef over Fahrenheit 9/11, onder andere omdat ook Michael Moore daarin beweert dat Bush in Florida heeft gezwendeld.
Volgens Vuijsje weet inmiddels iedereen dat onderzoek heeft uitgewezen dat ondanks alle problemen met verkeerd geponste of verwerkte stembiljetten de verkiezingsuitslag juist was. Maar in de Pias kun je lezen dat het in Florida niet alleen ging om die 180.000 uiteindelijk niet-meegetelde stemmen, maar ook om 57-500 potentiële Gore-stemmers die van de kieslijsten waren 'geschrobd'. (Zoals bekend won Bush het presidentschap in Florida met een zogenaamde meerderheid van 537 stemmen.) Ik zal dat verhaal hier niet uitvoerig herhalen; laat het voldoende zijn dat dit 'schrobben' later voor een Congrescommissie is bekend door het computerbedrijf dat dit had gedaan in opdracht van de lokale Republikeinen, die worden aangevoerd door Bush' broer Jeb. En nu, in 2004, is er onder leiding van broer Jeb in Florida weer geknoeid.
Een tweede onderbelichte zaak die in het boek wordt genoemd zal ik hier ook slechts aanstippen. Het gaat om het gegeven dat de Amerikaanse dollar de internationale reservevaluta is en daarmee ook de munt voor alle internationale olietransacties. Dankzij die positie kan de regering-Bush het zich veroorloven er een gigantische staatsschuld en abominabele tekorten op de handelsbalans en de begroting op na te houden. 'De politiek-militaire macht van de VS berust vooral op de dollarhegemonie die de rest van de wereld dwingt die macht te financieren,' meldt mijn Pias. Een van de belangrijke redenen voor de Amerikaanse aanval op Irak hing samen met het handhaven van die heerschappij en het creëren van de mogelijkheid de olieprijs te kunnen manipuleren en desnoods de OPEC te ontmantelen.
De prijs die voor deze riskante actie moet worden betaald is hoog: Bush' oorlogsuitgaven gecombineerd met zijn belastingverlagingen hebben de VS in een uiterst zorgwekkende economische toestand gebracht.
Dit brengt me op een derde element in de Pias en dat is het antwoord op de vraag waarom Bush en de zijnen Irak moesten binnenvallen en - misschien wel de belangrijkste vraag - waarom dat per se in maart 2003 diende te gebeuren. Laat ik met het laatste punt beginnen.
Als Bush de VN -wapeninspecteurs onder Hans Blix nog tot de herfst de tijd had gegeven om door te zoeken en als hij in die periode het Amerikaanse leger had laten opbouwen tot een sterkte van zo'n 300.000 man - wat zijn militaire stafchef Shinseki wilde maar niet mocht van Rumsfeld - wat was er dan gebeurd? Als het dan alsnog op een oorlog was uitgedraaid, zou die ongetwijfeld mét toestemming van de VN zijn begonnen en met - ook militaire - steun van de coalitie zoals die al sinds de inval van Afghanistan bestond. Ook dan zouden er na de val van Saddam Hoessein geen massavernietigingswapens zijn gevonden, maar dan hadden we die blunder met zijn allen gemaakt en was er in de coalitie geen verdeeldheid gekomen. Bovendien zouden er voldoende troepen zijn geweest om de chaos te voorkomen zoals die nu in Irak is ontstaan.
Kortom: het gaat in eerste instantie niet om de vraag of het juist was Irak binnen te vallen of niet, maar om de vraag of het juist was dat de Amerikanen hebben gedaan wat ze hebben gedaan, namelijk in maart aanvallen met een te klein leger, zonder duidelijk mandaat van de VN en onder grote bezwaren van zo ongeveer de hele rest van de wereld. Vanwaar dat Amerikaanse ongeduld?
Die vraag laat ik in de Pias beantwoorden door de presidentiële topadviseur Heinz Rogue, ofwel Karl Rove: 'Ik heb de president en de rest van de regering erop gewezen dat begin 2003 electoraal gezien het beste tijdstip was. In november 2002 waren de tussentijdse verkiezingen. Om de regering de volle vrijheid van handelen te bezorgen, dienden we koste wat het kost een meerderheid te halen in de Senaat; de meerderheid in het Huis van Afgevaardigden hadden we al. Door constant te hameren op de dreiging van Saddams massavernietigingswapens wisten we het land vanaf september in een groeiende oorlogsstemming te krijgen. In die sfeer kon de president optreden als opperste bevelhebber die ten strijde trekt tegen het kwaad, wat een positieve invloed op de Gallup Poll moest hebben [...]'
Deze tekst heb ik ongeveer een jaar geleden opgeschreven. Afgelopen maart verschenen de memoires van Richard A. Clarke, die Bush' 'counterterrorism coördinator' was totdat hij in februari 2003 - dus vlak voor het uitbreken van de oorlog - zijn ontslag nam. In een bespreking van zijn boek staan de volgende zinnen: 'Among the motives for the war, Clarke argues, were the politics of the 2002 midterm election. 'The crisis was manufactured, and Bush political adviser Karl Rove was telling Republicans to 'run on the war',' Clarke writes.'
Waarom moest de oorlog in maart beginnen en waren Colin Powells onderhandelingen over de Irak-crisis in de VN dus bij voorbaat gedoemd tot falen? Omdat de Republikeinen de Senaatsverkiezingen wilden winnen. Zo eenvoudig is dat.
Diezelfde Clarke meldt dat hij al op 12 september 2001, dus een dag na de aanslagen, door Bush persoonlijk werd aangespoord om bewijzen te vinden dat Saddam daar mee had te maken. Dat brengt me op de vraag waarom Irak zo nodig door de Amerikanen moest worden bezet. Die vraag kan weer worden beantwoord met citaten van Heinz Rogue in de Pias.
In een interview zegt de inmiddels 'bekeerde' Rogue: 'Laat ik de brave lieden die denken dat we Irak vooral zijn binnengevallen om het van een wrede dictator te verlossen, hier en nu uit de droom helpen. Het wegwerken van Saddam was hooguit een 'collateral benefit'. Het verhaal dat Saddam in het bezit was van massavernietigingswapens hebben we zoals bekend dik opgeblazen omdat het simpel was en zou aanslaan bij het bange publiek. Om dezelfde reden hebben we gezegd dat de oorlog deel uitmaakte van de strijd tegen het terrorisme, hoewel ons verhaal over de relatie tussen Irak en al-Qaeda aantoonbare flauwekul was. Wat we sinds afgelopen november van Push zijn gaan horen is weer een ander verhaal: we zouden in Irak en de rest van het Midden-Oosten vooral vrijheid en democratie willen brengen. Dat wil deze regering inderdaad, maar dan wel op basis van de gedachte dat die democratieën Amerikaanse vazallen zullen worden. Naast dit en de twee eerder genoemde motieven noemt Rogue er nog drie: 'Het verwerven van een olierijke vazalstaat in het Midden-Oosten, voor het geval het politiek riskante Saoedi-Arabië als onze belangrijkste olieleverancier mocht wegvallen. Het intimideren en onder controle houden van Syrië en Iran. Ervoor zorgen dat onze bondgenoot Israël de enige atoommacht in de regio zou blijven.'
Iets verderop concludeert Rogue: 'Om haar imperialistische doelen te kunnen bereiken, heeft de regering-Bush gemeend de internationale rechtsorde terzijde te moeten schuiven. Daardoor is de wereld niet veiliger, maar juist veel en veel gevaarlijker geworden.'
Dat neoconservatieven als Cheney, Rumsfeld en Wolfowitz al lang vóór 9/11 uit waren op de Amerikaanse wereldheerschappij en dat daar de bezetting van Irak bijhoorde, valt ook in de Pias te lezen. Het hele beeld dat daardoor ontstaat, is van een beduidend andere aard dan wat de meeste Nederlanders via onze media kregen gepresenteerd. Voor Engelse lezers van een blad als de Guardian zou het geen verrassing zijn geweest. En voor degenen die bijvoorbeeld de Amerikaanse website Cursor volgen ook niet.
Het boek is in België beter ontvangen. Enig idee hoe dat komt?
Hoera voor de Belgen! Die hebben er met hun recensies voor gezorgd dat ik niet hoefde denken dat ik gek was om de Pias te schrijven. Want als bijna niemand in Nederland op zo'n boek reageert, ga je echt aan jezelf twijfelen. Zoals je merkt doe ik dat niet meer.
Een vriend van me die lang als correspondent in België heeft gewoond, suggereerde dat Belgische besprekers eerder dan de Nederlandse bereid zijn een eenmaal begonnen verhaal ook uit te lezen. 'Dat hebben ze nou eenmaal op school geleerd,' zei hij. Verder waren ze bij het lezen niet, of minder, belast met opinies inzake de Nederlandse politieke verhoudingen.
De Belgen zijn ook meer anti-Bush, dus, zeg ik dan, kennelijk beter geïnformeerd en realistischer dan de Nederlanders. Dat geldt overigens ook voor bijvoorbeeld de Duitsers, zo is gebleken uit opiniepeilingen. En waar Nederlanders snel zijn geneigd 'doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg' te roepen, zijn de Belgen eerder in staat open en onbevangen pret te maken en te appreciëren.
Het boek lijkt ook bij het christelijke publiek niet echt geland te zijn. Zou dat te maken kunnen hebben met een geringe politieke interesse bij het christelijke lezerspubliek?
Dat kan ik moeilijk beoordelen. Wel kan ik me voorstellen dat dit publiek na een van geloofszaken doortrokken Negende uur was verrast door het 'seculiere' en satirische karakter van de Pias. En dan is er nog iets, waaraan ik moest denken naar aanleiding van een vraag die Arie Verhoef me tijdens dat EO-interview ineens stelde: Is het niet zo dat Bush wel móet deugen omdat hij een 'born again christian' is?' Hoe ik precies op die vraag heb gereageerd weet ik niet meer; wel weet ik dat ik die suggestie krachtig heb verworpen. Later heb ik me afgevraagd of Verhoef die vraag nou serieus bedoelde of niet. Dat weet ik ook niet, maar ze werd wel gesteld.
Deugt een wedergeboren christen, enkel omdat hij een wedergeboren christen is? Ik vrees dat veel Amerikaanse christenen die vraag met 'ja' beantwoorden en heel wat Nederlandse ook. Dat geldt natuurlijk in het bijzonder voor de evangelicals onder hen, maar niet voor hen alleen. Omdat ze die vraag met 'ja' beantwoorden, zijn ze dus ook voor de wedergeboren George W. Bush.
In dezelfde CV/Koers als die waarin de Pias-recensie van Tjerk de Reus is verschenen, stond een artikel van Aad Kamsteeg, de buitenlandman van de EO, onder de kop 'Godsdienststrijd in Amerika'. Het verhaal was aangevuld met een kader over 'Het geloof van George Bush' dat opent met de zinnen: 'Op de eerste dag dat George W. Bush president van het Witte Huis was, riep hij een dag van nationaal gebed uit en kortte [hij] op het geld dat de regering ten behoeve van abortus uitgeeft. Stephen Mansfield - auteur van boeken over onder meer Winston Churchill en de puritein George Whitefield - vindt dit typerend voor de manier waarop Bush omgaat met zijn christelijk geloof.'
Dan gaat het stukje verder met passages als: 'Meer dan zijn voorgangers is Bush bereid publiek uit te dragen wat hij privé gelooft. [...] Zelden of nooit deed een van hen een serieuze poging de kracht van het christelijk geloof in te brengen als het erom gaat beleid te maken. George Bush doet dat wel in zijn faith based initiative, steun aan godsdienstige organisaties van barmhartigheid.'
De jonge George moet 'als losbol hebben geleefd', maar dankzij zijn huidige echtgenote Laura, James Dobson, Arthur Blessitt en Billy Graham groeide Bush' honger naar God en de Schrift' en brak hij met zijn verkeerde drinkgewoonten. In 2000 werd Bush - mede dankzij de steun van bijbelgetrouw Amerika - in het Witte Huis gekozen. Hij omringde zich met overtuigde christenen' en 'er behoeft geen twijfel over te bestaan dat Bush ook in het Witte Huis dagelijks een gedeelte uit de Bijbel bestudeert en op zichzelf toepast. Die gewoonte is sinds het drama van de 11de september alleen maar versterkt. Sindsdien introduceert Bush, meer dan voorheen, termen van goed en kwaad in de politiek.'
Toen ik deze reclametekst las, kon ik me voorstellen dat ik eerder een telefoontje had gekregen van de EO met de mededeling dat een voorgesteld radiodebat tussen Aad Kamsteeg en mij naar aanleiding van de Pias niet kon doorgaan omdat de heer Kamsteeg 'geen tijd had'. De manier waarop ik in het boek mijn afkeer ventileer van Bush' interpretatie van het christelijk geloof moet hem een gruwel zijn geweest. Een discussie tussen Kamsteeg en mij zou op zijn zachtst gezegd moeizaam zijn verlopen omdat we waarschijnlijk geen enkele 'common ground' hebben waarop dat gesprek had kunnen plaatsvinden. Zo is er 'dankzij' Bush ook een diepe verdeeldheid ontstaan tussen Republikeinen en Democraten en tussen de VS enerzijds en de VN, de Islamitische landen, Europa en de rest van de wereld anderzijds, op de Israëlische regering na.
Vanwaar mijn afkeer van Bush' geloof? Omdat de manier waarop de man bezig is geweest 'de kracht van het christelijk geloof in te brengen als het erom gaat beleid te maken' niet alleen alom heeft geleid tot verdeeldheid, ruzies en pijn maar ook tot - en dan noem ik lang niet alles - zondige lichtvaardigheid, leugenachtigheid, hoogmoed, marteling en moord.
Zondige lichtvaardigheid. Op 19 oktober had CNN een interview met Pat Robertson - iemand op wiens woord we volgens Kamsteeg, dunkt me, mogen vertrouwen - waarin de 'televangelist' vertelde dat hij de president vlak voor de oorlog had gezegd dat hij het Amerikaanse volk moest voorbereiden op de slachtoffers die er zouden gaan vallen. Volgens Robertson reageerde Bush met: 'Oh, no, we're not going to have any casualties.' Mee als gevolg van dit luchthartige optimisme zijn er in Irak sindsdien meer dan elfhonderd Amerikaanse militairen gesneuveld. Want Bush en zijn secondant Rumsfeld meenden het met ongeveer 130.000 man wel aan te kunnen. Amerika's voormalige Pontius Pilatus in Irak, Paul Bremer, heeft begin oktober toegegeven dat dit te geringe aantal troepen de belangrijkste oorzaak is geweest voor de huidige ellende.
Leugenachtigheid. Die heeft met de afwezigheid van massavernietingswapens in Irak en van enigerlei relatie tussen Irak en al-Qaeda geen toelichting meer nodig.
Hoogmoed. Bush' National Security Strategy van september 2002 kan maar op één manier worden geïnterpreteerd: als een blauwdruk voor het bereiken van Amerika's wereldheerschappij. De manier waarop de president zich bij dat streven heeft beroepen op God - ook al heeft hij dat later proberen te ontkennen - speelt een aanzienlijke rol in de Pias, net als zijn onvermogen tot luisteren. Bush' voor naam is in het boek niet voor niets Uzzia, naar de koning die wonderbaar werd geholpen totdat hij machtig geworden was en net als de priesters in de tempel reukwerk wilde ontsteken. Vanwege zijn godsdienstig aanmatigend gedrag en zijn hardhoofdigheid wordt Uzzia gestraft met het isolement van de melaatsheid, zoals ook Bush zich mondiaal in een isolement heeft geplaatst.
Marteling. Het martelen van gevangenen in Guantanamo, Abu Ghraib en andere concentratiekampen is zowel door Bush als door Rumsfeld gesanctioneeerd. Als er iemand op een punt als dit zou roepen 'bewijs dat maar eens!' heeft hij de Washington Post niet goed gelezen.
Moord. Als je ervan uitgaat - zoals in mijn boek gebeurt en ik ook zelf doe - dat de VS een onrechtmatige aanvalsoorlog tegen Irak zijn begonnen, dan zijn alle militaire en burgerdoden die er ginds zijn gevallen en vallen en nog zullen vallen vermoord. Als je vindt dat die oorlog passend en rechtmatig is, dien je wel te beseffen dat het aantal geregistreerde doden onder Iraakse burgers momenteel tegen de vijftienduizend ligt. Een studie van een Iraakse en twee Amerikaanse universiteiten schat het aantal gedode burgers op honderdduizend (opening NRC Handelsblad van 29 oktober). Dat hebben die mensen en hun nabestaanden allemaal
te danken aan de 'overtuigde christenen' in het Witte Huis. Laat ik hier verder maar niets meer over zeggen.
Nog wel iets over andere moorden. Bush de born again christian beschouwt abortus en euthanasie als moord en dat is misschien wel de belangrijkste reden waarom veel christenenen hem herkozen willen zien. Hoewel ik niet op de Amerikaanse manier ben wedergeboren, heb ik in de tijd dat de griezelige mevrouw Borst haar pro-doodcampagne voerde op André Rouvoet gestemd. Ik ben in principe pro-life; ik ben zó pro-life dat ik ook de doodstraf beschouw als moord. Ik vind de doodstraf weerzinwekkend; het oudtestamentische 'oog om oog' wordt wat mij betreft tenietgedaan door het nieuwtestamentische 'gij zult niet doden.'
Als gouverneur van Texas was George W. Bush een groot supporter van de doodstraf: tijdens zijn bewind werd daar een recordaantal van 152 mensen geëxecuteerd. Dat gebeurde op grond van een rechtspraak waarvan iedereen met enig rechtsgevoel en enig fatsoen weet dat die verre van volmaakt was. Onder meer werden er geestelijk gestoorden terechtgesteld en mensen die ten tijde van hun misdaad nog minderjarig waren.
Op 3 februari 1998 werd in Texas Karla Faye Tucker door middel van een injectie ter dood gebracht. Dat gebeurde bijna vijftien jaar nadat zij aandeel had gehad in twee gruwelijke moorden. In die periode was zij een 'born again christian' geworden en getrouwd met de aalmoezenier van de gevangenis. Toen haar executie naderde, vroeg zij gratie aan gouverneur Bush. If governor Bush Iets this sweet woman of God die, he's a man who shows no mercy,' meende Pat Robertson. Maar de wedergeboren Bush, met zijn eigen dubieuze verleden, liet haar sterven. Waarom? Omdat hem dat in een verkiezingsjaar beter uitkwam. Maar dit is nog niet alles. In het septembernummer van 1999 van het blad Talk Magazine verscheen een interview met gouverneur Bush. Daarin wordt hem gevraagd of hij had gekeken naar het Tv-gesprek dat Tucker voor haar dood had gehad met presentator Larry King en waarin haar mogelijke vraag om genade ter sprake was gekomen. Bush bevestigt dat hij dat gesprek heeft gezien en dan zegt hij: 'He asked her real difficult questions, like 'what would you say to Governor Bush?"
Talk Magazine: 'What was her answer?'
'Please,' Bush whimpers, his lips pursed in mock desperation, 'don't kill me.' ['Alstublieft,' dreint Bush, zijn lippen getuit in een spottende imitatie van wanhoop, 'maak me niet dood.']
Deze scène uit het leven van de man die toen al 'honger naar God en de Schrift' had, heb ik niet in de Pias opgenomen. Ik was bang dat de afzichtelijkheid ervan het hele boek zou overschaduwen.
Zijn de christenen die Bush aanhangen omdat hij is wedergeboren slecht geïnformeerd of wíllen ze dat ook zijn? Hoe is het mogelijk dat ze zich enkel concentreren op zijn bidsessies en 'pro-life'-opvattingen en zijn lange lijst wandaden terzijde schuiven?
Het is bizar dat er in onze zogeheten informatiemaatschappij per oktober 2004 nog zó veel Amerikanen zijn die in Bush geloven, dat hij voor een tweede termijn president van de Verenigde Staten is geworden. Ik kan daar maar één verklaring voor bedenken en die is, dat ze hem steeds fanatieker zijn gaan aanhangen naarmate duidelijker werd dat ze door hem en zijn luitenants zijn bedrogen. Mensen geven niet zo gauw toe dat ze bijna blind achter een stel machtsbeluste, incompetente leugenaars zijn aangelopen. Iedereen die ze daarop wijst - de Democraten, een meerderheid van de wereldbevolking - gaan ze steeds woedender te lijf. 'Samen uit, samen thuis,' denken ze dan, ook al is dat 'thuis' een moreel, politiek en economisch moeras geworden.
Nog vreemder is, dat er ook Bush-gelovigen in Nederland wonen. Hij zal er niet koud of warm van worden. I don't give a shit what the Europeans think,' heeft de president in 2002 tegen een diplomaat gezegd.
Tjerk de Reus hoopte erop, dat dit boek een 'tussendoortje' van je zou zijn, en dat je hierna weer met een 'stevige ideeënroman'zou komen. Ik weet dat je daar ook al gedurende een aantal jaren mee bezig was. Hoe staat het met je plannen en vorderingen hieromtrent?
Plannen genoeg, vorderingen nog niet. Ik heb eerst moeten afkicken van de spanningen rond de Pias: het haastig schrijven ervan en daarna het afwachten van de reacties. Ik heb fouten gemaakt waarvan ik heb geleerd. Ik zal nooit meer een boek tegen een deadline aanschrijven. Ik zal geen 'publieksboek' meer maken waarvan ik veel verkopen verwacht. Ik zal geen boek meer schrijven dat is gebonden aan de actualiteit. Als het me is vergund nog boeken te schrijven, zal ik proberen dat rustig te doen, met het oog op - net als ik eerder heb gedaan - twee of drie lezers. En de kans is groot dat het eerstvolgende boek een 'ideeënroman' zal zijn.
Pieter Nouwen (1949) publiceerde eerder de verhalenbundel De god in de machine (1991) en de romans De lichtwachter (1993) en Het negende uur (1997)
Dirk Zwart (1962) is neerlandicus en componist/kerkmusicus
Liter 35; jaargang 7; blz 9 t/m 21 (www.chroom.net/liter/archief/35/index.htm)