Theun de Vries is 21 januari 2005 op 97-jarige leeftijd overleden. De schrijver werd in op 26 april 1907 als enig kind in een doopsgezind Fries gezin geboren. Hij volgde een opleiding tot bibliothecaris, een functie die hij tot 1937 zou uitoefenen. Ook was hij als journalist actief, onder meer als redacteur van ”De Tribune”, ”De Waarheid” en ”De Vrije Katheder”.
Theun de Vries -pseudoniem van Theunis Uilke- begon al op zeer vroege leeftijd met het schrijven van fictie, zowel proza als poëzie. Hij laat een omvangrijk oeuvre na van meer dan honderd publicaties. Bij het grote publiek is hij vooral bekend als de schrijver van ”Het meisje met het rode haar”, een boek over de verzetsvrouw Hannie Schaft.
De Vries debuteerde in 1925 met ”Friesche Sagen”. Bekend werden onder meer de boeken ”Rembrandt” en ”Wiarda, kroniek van een geslacht”. Hij schreef onder verschillende pseudoniemen, zoals Sybrand Vos, A. Th. van Nieulandt en M. Swaertreger.
De Vries’ schrijverschap was niet onomstreden. Dat had voor een deel te maken met het feit dat hij streekromans schreef. Zijn boeken handelen vaak over historische figuren, die hij plaatste tegen de achtergrond van gewone, alledaagse situaties.
De Vries streefde ernaar een bepaald tijdperk in al zijn facetten uit te beelden. Zijn belangstelling ging daarbij vooral uit naar kunstenaars, omdat die volgens hem een bepaalde ontwikkeling in de samenleving weerspiegelen. Zo beschreef hij onder meer het leven van Vincent van Gogh en van Jeroen Bosch. Ook zijn romandebuut ”Rembrandt” (1931) handelt over een schilder.
Verder was De Vries voor veel mensen onverteerbaar vanwege zijn communistische sympathieën. Halverwege de jaren dertig maakte hij kennis met de denkbeelden van Karl Marx. In 1936 werd hij lid van de Communistische Partij Nederland (CPN), waar hij pas 35 jaar later uitstapte. Na oorlog was hij onder meer Tweede-Kamerlid voor deze partij. ”Ik ben de samenleving met andere ogen gaan bekijken. Menselijke lotgevallen werden door mij sindsdien gesitueerd in het maatschappelijk gebeuren, dus helemaal in de school van papa Marx”, zei hij later eens.
Tijdens de kilste jaren van de Koude Oorlog hielden sommige boekverkopers zijn werk buiten de deur, omdat hij slechts Sovjet-propaganda zou schrijven.
Vele bezoeken aan de Sovjet-Unie maakten De Vries overigens duidelijk dat de door Marx beloofde heilstaat er ver te zoeken was. Maar ondanks deze ”grote Russische illusie” bleef de koppige Fries bij zijn politieke overtuiging. Pas veel later durfde hij te erkennen dat hij Moskou trouw was gebleven omdat hij niet wilde toegeven dat hij het bij het verkeerde eind had.
Zijn linkse opvattingen hadden overigens wel tot gevolg dat hij zich tijdens de oorlogsjaren bij het verzet aansloot. Hij werd opgepakt en opgesloten in het doorgangskamp Amersfoort. In 1987 kreeg hij de verzetsprijs. ”Balsem voor veel voormalig verdriet”, zo reageerde De Vries. ”De toekenning heeft een golf van sympathie uitgelokt, waarin ik mij koester als een poes in de zon.”
Literaire erkenning kwam in 1962, toen De Vries de prestigieuze P. C. Hooftprijs ontving voor zijn hele oeuvre. In 1979 verleende de Rijksuniversiteit van Groningen hem het eredoctoraat in de letteren. Het grote publiek ging De Vries echter pas waarderen nadat ”Het meisje met het rode haar” in 1981 was verfilmd.
In NRC Handelsblad van 25 april 1997 typeerde de toen 90-jarige De Vries zichzelf in een paar zinnen. ”Eigenlijk zijn er veel tegenstrijdigheden in mijn leven. Ik ben een romanticus, maar ook een realist. Ik ben een atheïst, maar Religionsfreundlich, vooral als het om ketters gaat. Ik zoek de mensen op omdat ik wil opgaan in een groter verband en aan de andere kant ben ik een teruggetrokken individualist. Zo is het ook in mijn omgang met mensen - daar is iets tegenstrijdigs in. Maar echte morele dilemma’s ken ik niet. Ik ben niet zo’n moralist.”
In 2003 wijdde het Letterkundig Museum in Den Haag een expositie aan de schrijver, die daar zelf toen nog volop aan meewerkte.