Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Jaco van der Knijff

„In het lied voor den eeredienst gaat het niet om Revius”

Er waren hier en daar wel wat aanpassingen nodig om de teksten van Revius geschikt te maken als kerklied. Maar dat is geen probleem, stelt een van de bewerkers. „In het lied voor den eeredienst gaat het niet om Revius.”

Het moet met elkaar te maken hebben. Begin jaren 30 van de vorige eeuw publiceert dr. W. A. P. Smit een integrale editie van Revius’ dichtbundel ”Over-Ysselsche sangen en dichten”. In diezelfde jaren ontdekken kerkliedverzamelaars het werk van Revius als bron voor het nieuwe kerklied.

Vóór die tijd is de zeventiende-eeuwse dichter een onbekende in de officiële kerkelijke zangbundels. Zowel in de bundel ”Evangelische Gezangen” (1806) als in de ”Vervolgbundel” (1866) ontbreekt ieder spoor van Revius.

Maar dan is daar ds. Hendrik Hasper. Vanaf 1912 is hij predikant binnen de Gereformeerde Kerken, maar in 1927 sluit hij zich aan de bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband). Al direct is ds. Hasper -samen met anderen- met een haast tomeloze energie bezig om voor het nieuwe kerkverband een liedbundel samen te stellen.


Ds. Hendrik Hasper (1886-1974) grijpt begin jaren 30 vand de vorige eeuw naar de gedichten van Reviuw, om ze als kerklied te ijken. Foto RD

Die komt er ook, in 1933: ”Gezangen nevens de Psalmen in gebruik bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband)”. De bundel bevat 256 gezangen voor de eredienst, plus nog een aanhangsel met 32 liederen voor gebruik buiten de kerk.

Voor het gezangboek gaan Hasper en de zijnen op zoek naar allerlei nieuwe liedteksten: Duitse, Engelse, Franse en Scandinavische liedboeken worden geraadpleegd, maar ook op eigen bodem blijkt het nodige te vinden. Voor het eerst laat men het oog vallen op oudere Nederlandse dichters als Bredero, Camphuysen, Vondel, Brandt, Luiken, De Swaen en… Revius.

Vooral laatstgenoemde blijkt genoeg lieddichten te hebben die zich lenen voor kerkelijke ijking. Van de twintig teksten van vóór 1700 zijn er acht afkomstig uit Revius’ ”Over-Ysselsche sangen en dichten”. Melodieën kiest Hasper zelf bij de teksten, ook al geeft Revius bij elk van de gezangen aan op welke wijs ze gezongen kunnen worden.

Rijk bedacht
Ook nadat de bundel in 1933 is verschenen gaat Hasper driftig door met het zoeken van liederen. Al in 1935 publiceert de predikant de bundel ”Geestelijke Liederen uit den schat van de kerk der eeuwen”, waarin hij 640 gezangen aanbiedt. Opnieuw is Revius rijk bedacht. Niet alleen zijn de acht liederen van 1933 opnieuw opgenomen, ook verschijnen er vier nieuwe Reviusteksten.

Twaalf liederen van één zeventiende-eeuwse dichter. Daarmee staat Revius op ongeveer gelijke hoogte als de grote Duitse dichter Paul Gerhardt, van wie dertien liederen zijn opgenomen. De eerlijkheid gebiedt overigens te zeggen dat in latere uitgaven van de ”Geestelijke Liederen” een aantal teksten van Revius weer is verdwenen.

Interessant is hoe Hasper met deze oudere Nederlandse liederen omgaat. Want de gedichten zomaar overnemen gaat niet. Er moet het nodige geschaafd worden om ze geschikt te maken voor de kerkzang. Na kritiek te hebben gekregen verantwoordt Hasper zich in 1941 over zijn manier van werken. „Niemand moet vergeten, dat een kerkboek geen belletristische literatuur is. Het zou ongeoorloofd zijn, de authentieke teksten van Vondel, Revius, Camphuysen enz. in een letterkundige uitgave te wijzigen.”

Maar bij het publiceren in een kerkboek ligt het anders, aldus Hasper. Hij noemt het bekende gedicht ”Hy droech onse smerten”, dat als lied is opgenomen in zijn bundel uit 1935. Volgens hem is iedereen het ermee eens dat zo’n lied niet zomaar gezongen kan worden in de kerk.

Neem de laatste woorden van de eerste strofe: „Noch die u knevelden, en stieten u vol puysten.” Die zijn niet geschikt voor gemeentezang, stelt Hasper. „In eene letterkundige uitgave mogen zij niet veranderd worden, want dan gaat het om de vraag, wat Révius schreef. Maar in het lied voor den eeredienst gaat het niet om Revius. Wijziging is geoorloofd.”

Dus past Hasper het nodige in de drie strofen van het lied aan. De laatste regel van de eerste strofe luidt bij hem: „Noch die U knevelden met hunne felle vuisten!”

Franse chanson
De aandacht voor Revius en tijdgenoten vindt in de jaren 30 navolging. Ook de Hervormde Kerk is bezig met een nieuwe gezangbundel, die in 1938 van de pers rolt. In deze bundel is de nieuwe oriëntatie op het oudere Nederlandse lied eveneens duidelijk. Zo’n dertig gezangen uit de zestiende en zeventiende eeuw zijn opgenomen, waaronder vijf van Vondel en drie van Revius. De hervormden zijn duidelijk minder scheutig met Revius dan hun hersteld gereformeerde broeders, maar toch.

In de aanlooptijd naar het Liedboek voor de kerken (1973) kijkt de gezangencommissie opnieuw naar Revius. Men vindt en bewerkt vier teksten die nog niet eerder als kerklied zijn gebruikt. Zoals een gedicht waarbij Revius zelf niet eens een melodieaanwijzing gaf: ”Brandende bos” (gezang 311). Zelfs het ”Danck-liet” over de verlossing van Bergen op Zoom in 1622 wordt tot lied voor de paasnacht omgevormd (gezang 196).

Wat de Liedboekcommissie óók doet, is zo veel mogelijk de oorspronkelijk bedoelde melodieën in ere herstellen. Dus krijgt ”O grote God, o goede Heer” (gezang 50) weer de wijs van het ”Vater unser”, dient ”In ’t oosten klaar laat blozen” (gezang 376) op een zeventiende-eeuws „charmant melodietje” gezongen te worden, en wordt ”Zolang als ik op aarde leven zal” (gezang 421) melodisch teruggebracht tot het oorspronkelijke Franse chanson waarvan het afgeleid is. Of het allemaal even zingbaar is voor een gemeente, is de vraag.

In ieder geval heeft Revius in het Liedboek met zeven liederen een aanzienlijk grotere plek toebedeeld gekregen dan in de voorgaande bundel uit 1938.

Vrome volk
Revius’ gedichten hebben in zijn eigen tijd nauwelijks erkenning gevonden, schrijft K. H. Heeroma in het ”Compendium” bij het Liedboek. „Een geleerde dichter als Revius was kon het vrome volk blijkbaar niet bereiken.”

Of Revius het vrome volk van de twintigste eeuw wel bereikte? Met een drietal liederen ogenschijnlijk wel. Want het valt op dat de drie Reviusliederen die in 1938 in de gezangbundel verschijnen, steeds weer opduiken: het avondgebed ”De nacht, de moeder van de rust”, het ochtendgebed ”In ’t oosten klaar laat blozen” en het gelijkenissenlied ”O groote God, o goede Heer”. Ze staan niet alleen alle drie in het Liedboek (1973), maar bijvoorbeeld ook in het gezangboek van de Evangelische Broedergemeente in Nederland uit 1968.

Daarom een suggestie voor de commissies die bezig zijn met het nieuwe liedboek dat in 2012 moet verschijnen: neem in ieder geval deze drie Reviusliederen op. Voor het vrome volk van de 21e eeuw.

================================

Reviusliederen bij Hasper
 ‑O Vader trouw, ik wil U loven
‑Eens zal nog mijne klacht
‑O, wat zijt Gij een God
‑Beschouwt en schouwt den weg
‑Lam Godes, ons van God gezonden
‑O groote God, o goede Heer
‑De nacht, de moeder van de rust
‑In ’t Oosten klaar, laat blozen
‑’t En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die U kruisten
‑Ten hemel voert Gij op, o Jesu
‑Ik heb om uw gena, o groote God, gebeden
‑Hij is op aarde God gelijk
 
Reviusliederen in bundel 1938
‑De nacht, de moeder van de rust
‑In ’t oosten klaar laat blozen
‑O groote God, o goede Heer
 
Reviusliederen in het Liedboek
‑O grote God, o goede Heer
‑Den Heer wil ik prijzen
‑Als Godes Zoon, de heerser over al
‑Hoe komt het dat het bos
‑In ’t oosten klaar laat blozen
‑De nacht, de moeder van de rust
‑Zolang als ik op aarde leven zal