Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Jaco van der Knijff

Gedichten van Knol

Vijf gedichten van Henk Knol uit zijn bundel Toch maar de tuin geruimd.


Henk Knol

1. ABRI
De nacht wordt lichter en de slaap wil niet,
eens kijken wat ik hoor om niet te hoeven
denken, maar woorden zaaien in je hoofd
zich uit tot plaatselijk verdoofde zinnen
en er valt klamme aarde van de dekens.

Het kind dat bij de halte staat waar straks
de schoolbus stopt wordt bleker met de dag.

De dagen zijn niet meer dan hun prognose
en alles duurt al weken voor het laatst.
Zo’n tas draagt in de voorjaarslucht steeds zwaarder;
hij heeft hem neergezet zoals bejaarden
zuchtend doen. De wind, wat blijft hij schraal.

Je ogen komen uit hun schaduw niet meer los,
ik sta te kleumen in een kraag van taal,
niet uit te spreken. Elk woord is terminaal.

Vragen:
1. Wat betekent de titel?
2. Hoe formuleert de dichter het, dat hij piekert in de nacht?
3. Waarover tobt de dichter?
4. Welke twee ’medische’ woorden markeren het tweede deel van het gedicht?
5. Met welke woorden formuleert de dichter, dat de ik-figuur sprakeloos is om wat hij opmerkt?

2. TRANSFUSIE
Door houten aderstelsels druipt dun licht,
de kleur komt langzaam even terug en
knoppen gaan zich aan de schijn te buiten.
de vorst hurkt zwijgend aan de grond, wrang
als de pijn die zich straks zeurend uitrekt:

hij blijft zo koud. Ze hebben hem jong bloed
Gegeven en hij stopt zijn oren toe.

De lauwe washand van het zingen in
de dienst en of mij dat nog verder hielp;
de dood jaagt angsten aan tot in de laatste
stonden (het gaat maar door) wat ziek is zucht
en kwijnt zal eenmaal fris en bloeiend zijn.

Artikels lang die oude hoop vervat
in wit gesteven porseleinen taal,
we komen bijna fluisterend op verhaal.

Vragen:
1. Strofe 1 bevat beelden die overeenkomen met bloedtransfusie. Welke punten van overeenkomst zijn er?
2. Waar lees je direct over de transfusie?
3. Het tweede deel van het gedicht is niet gesitueerd in het ziekenhuis. Waar wel?
4. Is de ik-figuur volgens strofe 3 nu wel of niet getroost?
5. Waarover gaat het in de eerste regels van strofe 4?

3. LITTEKEN
We dragen kinderen uit voor wij bevriezen,
om hoopvol ons te enten in de barre tijd.
Totdat een vroege vorst in jonge wonden snijdt;
we kregen kinderen om ze te verliezen.

De dood is als het breken van de vliezen,
een kind hangt hijgend in het licht en schreit;
dit breekbaar lijf, het is bestemd voor eeuwigheid,
we krijgen kinderen om ze te verliezen.

Vragen:
1. Vergelijk r. 4 met r. 8. Welk verschil merk je op?
2. Leg de beelden in strofe 1 uit.
3. In het tweede kwatrijn gaat de dichter op een ander beeld over. Welk beeld is dat?

4. ASAKKER
Het licht valt af van lakens voor de ramen,
er hangt een plooi in de dag van hierna:

Schoorvoeten door straten die van bloesem
schemeren. Onder de zuilengang van
linden door, hun ritselen rond de plek
van zand, vers aangeharkt en oude

kransen in het gras terzijde. Op lange
tenen stilstaan tussen luidkeels zwijgen.
Boven de sloop van graven komt een lijster uit,
geen blad beneemt het uitzicht op de lucht

van wolken, dat ze scheuren, oude lakens
onder het blakerend gewicht van licht.

Vragen:
1. Waarom zijn de lakens voor de ramen gehangen?
2. Wat gebeurt er in strofe 2? Leg het uit.
3. Welke stijlfiguren zijn: op lange tenen stilstaan tussen luidkeels zingen?
4. Aan het eind van het gedicht keren de ’bed-woorden’ terug. In welke woorden?

5. DOOD BLAD IN HELDERE SLOOT
Verhuld geweven komt het allengs voor de dag,
doorstaat in waan de kaalslag van de tijd
totdat het breekt en onder water glijdt,
de lege plek wordt murmelend toegedekt.

Er blijft een rag van uitgetelde nerven.
Over zijn roerloze bederf laat regen
kringen na die in de lichtval breken;
verhuld geweven komt het schielijk aan het licht.

Vragen:
1. Vergelijk de eerste en de laatste regel. Wat is het verschil?
2. Wat gebeurt er precies in strofe 1?
3. Lees je strofe 2 als iets wat hopeloos is of als iets hoopvols? Motiveer.

Slotvragen:
1. In welk gedicht sterft de jongen, denk je? Motiveer je gedachte.
2. Wat laat het vijfde gedicht weten in leven/dood van de jongen?