Voor liefde was de beddestee geschapen,
het hooi, het stro, het loof, het malse gras,
de kale vloer, de deel, de zolder,
de kiel, de schort, de overjas,
aardappelzak en paardendeken,
zandhok en kalverhok en struikgewas;
geen varken, koe of gans
geen luis, geen vlo, geen wants,
die de geliefden scheidde;
de lente was geschikt en ook de herfst,
de hete zomer en de harde winter;
liefde erkent voor haar bedrijf geen grens,
zij viert haar hartstocht naar de mens,
vlees tegen vlees en been tegen gebeente -
en bloed uit bloed en merg uit merg
bloeide de dorpsgemeenschap.
Koos Geerds

Inhoud
1. Eigenlijk staat er maar één zin in dit gedicht. Scheidingen worden met een puntkomma weegegeven. Op welke plaatsen wordt de liefde bedreven volgens r. 1- r. 6? Probeer per regel in één woord samen te vatten.
2. In het tweede deel staat centraal, dat het onmogelijk is geliefden te scheiden. Hoe kunnen varken, koe of gans dat doen?
3. En hoe luis, vlo en wants?
4. Welke mededeling doet Geerds in r. 11-12?
5. In r. 14 resoneert een tekst uit de Bijbel. Welke?
6. Regel 14 en 15 zijn parallellistisch opgebouwd. Toch is er een verschil tussen r. 14 enerzijds en r. 15 anderzijds. Welk verschil is dat?

Woordkeus
7. Een bijzonder goed gekozen woord is geschapen in r.1. Waarom?
8. In r. 12 en 13 trekt de dichter als het ware een conclusie. Twee woorden vallen op door dubbelzinnigheid: bedrijf en viert. Licht dat toe.

Stijlfiguren
9. Welke stijlfiguur (in verschillende vormen) domineert het hele gedicht?
10. Regel 14 en 15 zijn parallellistisch opgebouwd. Licht dat toe.
11. In de laatste regel zie je een bekende stijlfiguur. Welke?
12. Leg uit, dat deze stijlfiguur samenvalt met een antimetrie.