Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Vier gedichten Nijhoff

Satyr en Christofoor

`Ach, Christofoor, vertrouwder
In ’t water dan op ’t land,
Til het kindje van je schouder,
Geef zijn handje me in de hand;
Ik wijs het in de bosschen
De bronnen en de mossen,
De vogels en de vossen,
De slang, den haas en ’t hert -’

Maar Christofoor, op den oever,
Leunt zwijgende op zijn kruk,
De stroom was stroef, maar stroever
Zijn de tranen van geluk:
Nooit was een bedding weeker,
Nooit waadde hij zoo onzeker,
Want nooit nog, nooit nog streek er
Een handje hem door het haar -

De satyr nadert ijlings
Door het ritselende riet,
Hij ziet het kind dat schrijlings
Op den reus naar hem omziet -
Hij die langs alle wegen
Zijn lusten had verkregen,
Biedt nu, schuw en verlegen,
Een hand-vol bessen aan -

’t Kind heeft zijn hand genomen,
En ’t houdt wat het eenmaal houdt,
De satyr kan niet ontkomen,
Hij danst nooit weer in het woud -
Zoo sterk werd zijn hand gegrepen
Dat het sap der stukgeknepen
Vruchten in roode streepen
Neerdrupt van pols naar poot -

O Christofoor, o satyr,
Uw woede en vlucht zijn getemd,
Men vindt op land of op water
Een klein geluk dat klemt:
Voor Christofoor ondoorwaadbaar,
Voor den satyr ongenaakbaar,
Voor mij, ach, onaanraakbaar
Wegzingend door mijn lied -

Liedje

Er staat in mijn hart een boompje gegroeid,
De wortels zijn bloedig rood,
Maar de bloesems zijn, als het boompje bloeit,
Sneeuwwit langs de tengere loot.

’s Nachts droom ik van vogels en laaiend vuur
En hoor verward gekras,
Maar een lied rijst in het morgenuur
Als een feniks uit asch.

En van de liefde verbleekt het rood
Tot de smetteloosheid van het kind -
Er is een zuiverheid van den dood
Die reeds in het leven begint.

De vogels

De arbeiders der fabriek aan de overkant
gaan, als de stoomfluit schaften heeft gefloten,
op een terrein, door muren ingesloten,

voetballen, vechten, eten. Onderhand
verzamelen de vogels langs de goten.
De hemel vraagt om kruimels van het land.
Reeds zwenkt de meeuw naar de uitgestoken hand,
en bij de schoen zijn mussen toegeschoten.

Andere vogels hebben het niet zo.
Ik heb hen vaak op de brug gâgeslagen,
zij haalden brood op het stempelbureau.

Als die om kruimels van de hemel vragen,
een bioscoop, een fiets, een radio,
komt de cavalerie de hoek om jagen.

Het einde

Vreemd pizzicato van verre guitaren,
Hoorden we buiten reeds de vogels zingen -
De zon kwam door de kieren van de zware
Gordijnen in de stille kamer dringen.

Maar ons gezicht en alle dingen hingen
Nog in ’t vermoeide licht der kandelaren -
En tusschen ons, als groote spoken, gingen
Waanzin van woorden, wanhoop van gebaren.

Dit was het einde van den laatsten nacht.
De zon viel strak door ’t raam. Tegen het glas
Leunde ik mijn voorhoofd - jij, achter mij, rilde -

Wat tusschen ons bestond, werd omgebracht.
Laten we niet meer denken aan wat was.
God heeft met ons gedaan wat hij doen wilde.