Binnen dertien jaar schreef Joke Verweerd haar zevende roman. ”Pareloester” is een ’echte’ Verweerd: hoofdpersonen die worstelen met levensvragen, niet uitkomen met standaardantwoorden maar ondanks hun pijn en vervreemding zoeken naar vrede met God en met elkaar.
De eerste roman van Joke Verweerd, ”De Wintertuin”, verscheen in 1995, daarna volgden zes andere. Met die zeven romans heeft Verweerd zich een trouwe en grote schare lezers verworven. In 2005 ontving ze voor ”Snoeitijd” de Publieksprijs voor het beste christelijke boek, een lezersbekroning. Dat alles zegt iets over haar vermogen om lezers te raken.
Er is vertrouwen gegroeid tussen de auteur en haar lezers: Verweerd weet zich gedragen door die grote groep die erop vertrouwt dat elke nieuwe Verweerd enerzijds in het rijtje past, anderzijds toch weer anders is dan de vorige. Prachtig, zo’n pact tussen auteur en lezers. Maar ook een mogelijke valkuil: kun je als auteur voldoende vrijheid nemen als een verhaal dat van je vraagt? Of spelen bij het schrijven steeds dat lezerspubliek en zijn verwachtingen mee?
Milieu
Anne van Slinken, neonatoloog, en Wessel ter Horst, internist, kennen elkaar vanuit hun studententijd. Ze hebben een diep zwakzinnige dochter van een jaar of veertien, Fleur, die in een tehuis woont. Het milieu waaruit ze afkomstig zijn, verschilt sterk: Annes ouders zijn rijke, kille en weinig betrokken mensen, Wessels moeder is een warme, sociaal bewogen christin die zich inzet voor de distributie van hulpgoederen aan voormalige Oostbloklanden.
Anne en Wessel zijn van elkaar vervreemd; ze zijn niet gescheiden maar wonen apart. Toch zijn ze intens met elkaar bezig, bij beiden spelen vrijwel voortdurend herinneringen aan gezamenlijke ervaringen. De roman beslaat een korte periode die voor beiden ingrijpend is. Wessel gaat naar een conferentie in Kiev waar hij Zoya opnieuw ontmoet, een vrouw die in 1990, voor zijn huwelijk met Anne, diepe indruk op hem heeft gemaakt. Dat hij een nacht met haar heeft doorgebracht -zij wilde toen koste wat kost met hem mee naar het Westen, hij zei haar dat hij „andere plannen” had- weegt op zijn geweten. Het feit staat tussen hem en Anne in.
Anne heeft als gevolg van een trap van een boze Fleur een pijnlijke plek in haar borst die maar niet weggaat en die ze niet vertrouwt. Onderzoek wijst uit dat er sprake is van borstkanker en dat ze een operatie en mogelijk verdere behandelingen moet ondergaan.
Breedvoerig
Verweerd heeft het vermogen om lezers te raken, schreef ik. Dat wordt ook zichtbaar in dit boek, dat mooie elementen bevat. Zo waardeer ik het dat ze van Fleur een lastige dwarse tiener heeft gemaakt en geen jonger, gezeglijker kind.
Een prachtpassage vind ik die waarin Anne terugdenkt aan een kerkdienst op de instelling waar Fleur woont: Anne kan het niet aanzien, die verzameling „onvolmaakt, beschadigd leven”, en vlucht, zwikkend op haar hoge hakken, de kerk uit. Later op de dag in het ziekenhuis, na een onverwachte keizersnede, wordt een jongetje geboren dat slechte kansen lijkt te hebben maar opeens sterk en levensvatbaar blijkt te zijn. „Een Godswonder”, volgens de vader, maar Anne vraagt zich bitter af „waar God dan al die andere keren geweest was. Eén wonder tegenover een kerk vol gehavende pechvogels. Een toekomst vol mogelijkheden voor zijn baby en een bestaan vol onmogelijkheden voor mijn lieve meisje.”
Een minder sterk punt van Joke Verweerd is haar schrijfstijl. ”Pareloester” is tamelijk breedvoerig geschreven. Vaak kan het korter, het is overbodig om uit te leggen dat ”dienst” voor Anne betekent dat ze ’s nachts opgeroepen kan worden als er in het ziekenhuis een neonatoloog nodig is. Ook wordt er betrekkelijk veel aandacht besteed aan vergaderingen die Wessel in het ziekenhuis heeft, waarbij storend jargon gebruikt wordt als „beleidslijn allochtonen” of „we moeten onze cliëntgerichtheid niet uit het oog verliezen.” Losse stukjes vakkennis als „een recent proefschrift over de ziekte van Hashimoto” of de „negatieve resultaten op lange termijn van het medicijn Dexa” voegen weinig toe. Veel wordt expliciet verteld in plaats van getoond. Commentariërende zinnetjes met een opbouw als „het zitten naast Zoya is goed” gebruikte Verweerd ook al in vorige boeken. Hiervoor geldt eveneens: ”show, don’t tell”.
Enquist
De roman is in drie delen onderverdeeld, of eigenlijk twee en een korte epiloog. In het eerste deel ligt het perspectief bij Wessel, in het kortere tweede bij Anne. Vreemd genoeg komt Wessel, die de meeste verhaalruimte krijgt, minder duidelijk uit de verf dan Anne. Zo’n recht uit het hart geschreven passage, vergelijkbaar met de hierboven geciteerde over Anne, heb ik niet gevonden. Dat Anne als ”ik” wordt opgevoerd en Wessel als ”hij” kan niet de oorzaak zijn. Ik denk dat het vooral komt doordat in het deel over Wessel tamelijk veel ’opvulsel’ zit, zoals de al genoemde vergaderingen.
Ook minder sterk zijn de laatste drie hoofdstukken, waar Wessel na afloop van de conferentie het weekend met Zoya meegaat om haar werk als aidsbestrijder en haar thuisomgeving te zien. Dat Zoya volkomen tevreden is met haar plaats in Oekraïne, haar werk als een van God gegeven taak ziet en niet meer taalt naar een leven in het Westen, was al duidelijk toen de conferentie op vrijdag eindigde. De lange omweg die Wessel in het weekend maakt doet, hoe vaardig geschreven ook, af aan de drive en doelgerichtheid van de roman.
Niet voor het eerst doet Joke Verweerd me aan Anna Enquist denken. Toen in 2002 Verweerds ”Wapenbroeders” en Enquists ”De ijsdragers” verschenen, allebei boekenweeknovelles, viel op hoe vergelijkbaar ze waren qua thematiek en verhaalopbouw. Verlies, teleurstelling, vervreemding komen bij beide auteurs sterk naar voren. Opvallend is ook hun verschil: waar Enquist er ronduit voor uitkomt dat het leven zwaar is en dat daar weinig aan te verhelpen valt, gloort bij Verweerd altijd nog hoop aan de horizon. Enquist gelooft in de autonomie van de mens, maar Verweerd gaat ervan uit dat er een God is met Wie de mens zich heeft te verstaan. Dat uitgangspunt maakt Joke Verweerd een auteur om te blijven volgen.
N.a.v. ”Pareloester”, door Joke Verweerd; uitg. Mozaïek, Zoetermeer, 2008; ISBN 978 90 2399 206 6; 360 blz.; € 19,50.