Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Menno van der Beek

Verzamelde gedichten en Nagelaten gedichten

Dingen van niets, wat ik niet heb gezegd
wordt door de massa anders uitgelegd.
Gerrit Achterberg, 'Nagelaten gedichten', in Alle gedichten, 1120.

In 1994 brak ik, onhandig genoeg, in een antiquariaat in Rotterdam het ruggetje van een pocketboek, Voorbij de laatste stad, een bloemlezing, door de jong gestorven Paul Rodenko, uit de gedichten van Gerrit Achterberg. Het boekje was voor het eerst uitgegeven in 1955, maar dit was een vierde druk uit 1965, en daarom was het boekje zacht geprijsd, twee en een halve gulden (kom daar nu ereis om). Het was een heel klein antiquariaat, het winkeltje van een liefhebber die de deur alleen op zaterdagmiddag open deed, voor andere liefhebbers. En dus, omdat het niet druk was, hoorde hij het ruggetje breken, en maakte op licht geërgerde toon bekend dat het hem redelijk leek, dat het boekje nu verkocht was. En dat vond ik ook.

Dat was mijn eerste Achterberg. Ondertussen beslaan zijn gedichten, samen met boeken over hem, op mijn boekenplanken honderd en tien centimeter. En kan ik nog steeds, losjes, in een gesprek, de woorden 'Apodictisch' en 'Lapidair' bezigen, twee van de moeilijke woorden die Rodenko in zijn inleiding schreef, op een manier die mij deed vermoeden dat ik zou behoren te weten wat ze betekenen. Ik heb ze opgezocht en ik heb er nog altijd plezier van.

Nu is een nieuwe, tweedelige uitgave verschenen van (dit keer echt) alle gedichten van Gerrit Achterberg: Alle gedichten, verdeeld in Verzamelde gedichten en Nagelaten gedichten (bezorgd door Peter de Bruijn, Edwin Lucas en Fabian R.W. Stolk, Athenaeum, Amsterdam 2005, € 54,95, 1268 blz.). In die twaalf jaar sinds mijn gedwongen aanschaf is er iets veranderd in Achterbergland, en deze nieuwe uitgave mag misschien wel het sluitstuk van die ontwikkeling genoemd worden. De boeken zien er schitterend uit, de indeling in "Verzamelde gedichten' en 'Nagelaten gedichten' is even handig als respectvol (tenslotte had Achterberg zelf, vlak voor zijn dood in januari 1962, zijn Verzameld werk samengesteld. Die selectie valt grotendeels samen met het eerste, net niet gifgroene deel van deze nieuwe uitgave), maar aan het nawoord (achter in het tweede, koelgrijze deel) is te merken, dat iets uitgelegd moet worden.

In 1937 schoot de dichter een vrouw dood, en verwondde haar zestienjarige dochter. Tot ver na de oorlog zat hij in psychiatrische inrichtingen, als TBS-er, en toen hij in 1961 het hoofd op het stuurwiel van zijn auto legde en tot zijn voorgeslacht vergaderd werd, was hij een bijzonder productief, beroemd en bejubeld dichter. Hoewel het kale feit van zijn wandaad bij intimi al voor zijn dood, en bij een groter deel van zijn lezerspubliek daarna, bekend was, bleef de sfeer om hem heen een eigenaardige. In alle commentaren, beschouwingen en overwegingen die tijdens zijn leven en tientallen jaren daarna geschreven zijn, Commentaar op Achterberg (1948), Nieuw commentaar op Achterberg (1968), veertien jaargangen Achterbergkroniek (1982-1995), bijvoorbeeld, is de toon die van een volstrekte bewondering, een aan verbijstering grenzende liefde voor deze geniale gedichten. Zelfs als de degelijke biografie van Wim Hazeu, uit 1988, weinig te raden over laat voor wie het nog niet helemaal doorhad (iemand als ik, bijvoorbeeld), dan blijven de publicaties een dergelijke toon aanslaan.

In 2000 begint de verandering pas goed duidelijk te worden. Peter de Bruijn, ook medesamensteller van deze editie, brengt vier grote, zwarte boeken op de markt, met dank aan het Constantijn Huygens-instituut, waarin alle teksten, alle varianten en alle kladjes prachtig en uitbundig gedocumenteerd zijn vastgelegd en besproken worden in ruim 2800 pagina's. Daarmee niet organisatorisch samenhangend, maar wel ongeveer tegelijkertijd: in Trouw van 15 juni 2002 krijgt Godert van Colmjon plotseling de ruimte van de voorpagina van Letter en Geest om uit te halen:'[...] dat Literair Nederland in de twintigste eeuw het benauwde oeuvre van een psychopatische necrofiel aan zijn borst heeft gekoesterd.' En in 2004 verschijnt Reve tot de vierde macht, een leesverslag, van Toine Moerbeek, waarin de auteur middels beweringen waar zelfs Dan Brown zich niet aan zou durven wagen, het hele oeuvre van Gerard Reve terugvoert op Reves lectuur van Achterberg. Met dit soort redeneringen: 'Indien mijn veronderstelling juist is, dat Reve in al zijn laatste boeken verantwoording aflegt aan Achterberg, dan doet hij dit onrechtstreeks, in de vorm van cryptogrammen. Zijn persoonlijke bevindingen en zelfs zijn eigenhandig verworven mythologie maakt hij ondergeschikt aan zijn imitaties van Achterbergs poëzie.'

En nu dan de definitieve verzameling, met alle gedichten, ook het jeugdwerk, de losse regels, het hele werk, en ook het halve werk. Natuurlijk heeft het wetenschappelijke en smaakvolle werk van De Bruijn c.s. niets te maken met de onzin van Moerbeek of de oprispingen van Van Colmjon, maar het is wel opvallend dat na veertig jaar lang onverdunde heiligenverering de stekker er in korte tijd zo heftig wordt uitgetrokken, en dat dit samenvalt met de definitieve demystificatie in volledigheid. Onbedoeld zou het zo kunnen zijn, dat de volledigheid het sluitstuk van de demystificatie wordt: de gedichten zijn prachtig, maar door ook alle regels die het verzameld werk zoals Achterberg het zelf zag niet gehaald hebben in het boek te zetten, gaat de glans toch een beetje van het geheel af. Met alle biografische kanttekeningen, met alle kladjes en met ieder verloren gewaande regel, alles bij elkaar, zou men zo maar kunnen gaan denken, dat Achterberg bezeten over 'de Gij' bleef dichten, omdat hij gemerkt had, dat er dan naar hem geluisterd werd. En dat hij dan soms een rijmwoord niet kon vinden.

Ik heb ongeveer alle hierboven genoemde boeken staan, maar mijn favoriete boek uit mijn eigen afdeling Achterberg, is mijn exemplaar van de Verzamelde gedichten, 1979, zesde druk. Een goede vriend ging met zijn geliefde een kast kopen, in 1997: de lieden van Lundia gebruiken in bulk opgekochte onverkoopbare boeken om hun boekenkasten aan te kleden, en in één van die kasten stond deze uitgave van de verzamelde gedichten, die hij van de verkoper aftroggelde en voor mij meenam, want hij had al een exemplaar, zij het een vierde druk. Het boek was zwaar geschonden, tussen de tien en de twintig procent van de pagina's zijn er hardhandig uit verwijderd, maar omdat dat 'netjes' gedaan is, per katern, en de gele linnen band sterk is, is het een zeer bruikbaar boek gebleken, dat altijd weer verrast, want als ik er een gedicht in opzoek, weet ik nooit, of het er ook instaat.

Volledigheid is prachtig, voor de liefhebber, en het is nodig, want als de heer De Bruijn het niet doet, dan doet iemand anders het. En men kan om zo een mooie en volledige uitgave niet heen. Want zelfs in de verloren gedichten staan geniale regels. Maar voor wie het bij vlagen even teveel wordt is het misschien een oplossing om een avond bij Lundia rond te hangen.

Gij komt uzelf tekort.
Dit is het negatief,
waarop gij zichtbaar wordt.
'Film', Verzamelde gedichten, zesde, uitgedunde druk, 1979, 528

Liter 42, jaargang 9; blz. 90-96; (www.chroom.net/liter/archief/42/index.htm)