Daan heeft ADHD. Nora en Lia vallen voor een loverboy. Daniques klasgenoten laten zich in met occultisme. Sarah en Onno kunnen niet meer bij elkaar komen omdat de koeien op hun boerderij mond-en-klauwzeer hebben en afgemaakt worden. Gerry Velema uit Roden schrijft geen gezellige huis-tuin-en-keukenkinderboeken. „Ik wil bewust opvoeden.”
De eerste pennenvruchten van Gerry Velema verschenen in 1986. Het ging om een bundel met meditatieve stukjes waarin ze over haar opgroeiende kinderen schreef. Later pakte ze thema’s op die haar diepgaand bezighielden: de relatie tussen man en vrouw in het licht van de Bijbel, seksualiteit, hulpverlening aan kwetsbare en gekwetste mensen. Door haar betrokkenheid bij het Scharlaken Koord, een organisatie die zich in Amsterdam inzet voor prostituees, kon ze over dat laatste vanuit de praktijk schrijven.
Met het schrijven van kinderboeken begon Velema relatief laat. „Ik was eigenlijk een beetje moe van de soms erg heftige discussies die mijn boeken over de positie van de vrouw in de christelijke gemeente losmaakten. In 1999 begon de Evangelische Omroep met het kinderblad Zeggus. Toen iemand van de redactie mij vroeg of ik iets wilde gaan doen voor Zeggus zag ik dat als een vingerwijzing van God. Hij gaf me de gelegenheid op een ander, rustiger spoor verder te gaan. Hoewel ik nog nooit iets voor kinderen had geschreven, begon ik aan een feuilleton in Zeggus. Daarna ben ik voorgoed in de voor mij genezende greep gekomen van het schrijven voor kinderen. Het brengt me dicht bij de emoties die ik zelf als kind had. Dat is prachtig om te ervaren.”
Waar haalt u uw inspiratie vandaan om voor kinderen en jongeren te schrijven?
„We hebben vier kinderen gekregen. Onze geadopteerde zoon bleek meervoudig gehandicapt te zijn. Daardoor heb ik altijd iets met gehandicapte jongeren gehad. Sinds de kinderen het huis uit zijn komen ’s maandags tussen de middag altijd twee schoolkinderen eten. Dan hoor ik de verhalen die hen bezighouden en leer ik hun leefwereld kennen. Hier vlakbij is trouwens ook een voetbalveldje, dus jeugd genoeg in mijn omgeving. Bovendien ben ik intensief betrokken bij de kinderkerk in onze gemeente.”
U schrijft over heftige thema’s: occultisme, prostitutie, discriminatie, leven met een handicap… Waarom kiest u daarvoor?
„Ik wil kinderen graag leren nadenken over allerlei zaken die zich in de maatschappij voordoen. Daarbij probeer ik de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen. Dat houdt in dat er ook zondige dingen in mijn boeken gebeuren. We leven in een gebroken wereld, die vaak rauw is en donkere kanten heeft. Door kinderen daarmee te confronteren hoop ik ze iets te leren, hen te waarschuwen voor verkeerde dingen. In ”Bloedserieus” houdt een schoolklas zich bezig met toverij en heksen. Het gemene achter occultisme is dat de duivel het als een onschuldig spelletje voorstelt, terwijl de kinderen als het ware voetballen met handgranaten. Ik wil de lezers duidelijk maken dat als God van hen houdt, Hij hen ook waarschuwt. Met mijn boeken wil ik bewust opvoeden, moraliseren. Het maakt me altijd gelukkig als de boodschap bij kinderen overkomt.”
Het valt op dat uw verhalen zich meestal afspelen in een niet-christelijk milieu.
„Ik schrijf inderdaad het liefst vanuit een niet-christelijke hoofdpersoon. Ook in dat opzicht laat ik zien dat het op aarde niet volmaakt is. Er bestaat in onze moderne samenleving veel onbegrip voor mensen die in God geloven. In mijn boeken probeer ik twee werelden bijeen te brengen: een kind uit een seculier milieu komt in aanraking met iemand die gelooft of met iets dat op Christus wijst. Ik ben nu bezig met een boek over een jongen van wie de ouders gaan scheiden. Voor een kind betekent dat een ingrijpend verlies aan veiligheid en geborgenheid. De jongen is er dan ook kapot van. In die situatie ontmoet hij een andere jongen die zich ontfermt over een lam dat verstoten is door zijn moeder. Op die manier laat ik zien dat er voor de jongen één weg openstaat: opnieuw beginnen met Jezus.”
Was het niet goed geweest ”Dodelijk verliefd” juist wél in een christelijke setting te plaatsen om duidelijk te maken dat ook kinderen uit christelijke gezinnen in handen van loverboys kunnen vallen?
(Nadenkend:) „De situatie die ik heb beschreven ken ik vanuit mijn ervaring bij het Scharlaken Koord. Ik wilde een spannend en waarschuwend boek over dit thema maken. Dat de twee meisjes die in de problemen komen niet-christelijk zijn is geen bewuste keus geweest. Maar inderdaad kunnen ook christelijke meisjes in aanraking komen met loverboys. Misschien zou het daarom wel goed zijn om een vergelijkbaar verhaal in een christelijk milieu te laten spelen. Dat geeft nog weer een diepere dimensie. We moeten er overigens wel voor oppassen om te denken dat meisjes die streng worden opgevoed gemakkelijk slachtoffer worden van loverboys. Dat is te kort door de bocht geredeneerd. De oorzaak ligt eerder in de persoonlijkheidsstructuur van de kinderen. Belangrijk is dat ze leren bouwen aan hun eigenwaarde.”
Wat is volgens u een goed christelijk kinderboek?
„Een verhaal over een degelijk gezin waarin uit de Bijbel wordt gelezen en waar gebeden wordt, maakt een boek niet per se christelijk. Het gaat erom dat de hoofdpersonen door hun daden laten zien wat christen-zijn inhoudt. Iemand als tante Jeanne uit ”Dodelijk verliefd” bijvoorbeeld, een vrouw met een eenvoudig, oprecht geloof en een warme belangstelling voor haar medemensen. Daardoor weet zij een snaar te raken bij Benny, een meisje dat van het christelijk geloof niets afweet. Zij maakt meer indruk dan de pastoraal werkster Gonny uit Jeannes gemeente, die voortdurend geestelijke liederen zingt, onophoudelijk praat en cassettebandjes met preken laat horen. Benny is daarmee op de laatste bladzijde niet bekeerd, maar het geloof van Jeanne doet haar wél iets. Ik wil laten zien dat christenen een voorbeeldfunctie hebben, voor christenen en voor niet-christenen. Daarom hoop ik dat mijn boeken een breed publiek, ook seculiere lezers, aanspreken.”
Over Gonny gesproken. U bent opgegroeid in de pinksterbeweging en bent tegenwoordig lid van de baptistengemeente in Drachten. In uw boeken laveert u tussen opgewekt-oppervlakkig evangelisch en star-dogmatisch reformatorisch. Welke positie neemt u precies in?
„Ik heb ook van harte kennisgenomen van de rijkdom van de Reformatie. De oma van Mila in ”Een beetje apart” vertegenwoordigt een wat afgemeten christendom. Zij is een rechtzinnige vrouw die een diepgaand conflict heeft met haar getrouwde zoon over allerlei godsdienstige regeltjes. Maar zij zet uiteindelijk wél de koninklijke stap tot verzoening. Als het gaat over de kern van het geloof, dan merk je dat evangelischen en reformatorischen veel gemeenschappelijk hebben. Daarom probeer ik met respect over andere manieren van geloofsbeleving te spreken. Ook in tradities zijn mooie dingen te ontdekken. Ze zijn wel eens lastig, maar dat is niet het enige.”
Klik hier voor een geluidsfragment.