APELDOORN - Na de verschijning van het laatste Harry Potterboek, zaterdag, is het helder: schrijfster J. K. Rowling staat qua genre en moraal in de traditie van de Britse schrijvers C. S. Lewis en J. R. R. Tolkien. Moeten orthodoxe christenen daarmee hun standpunten herzien?
De afgelopen tien jaar heeft Rowling met haar Harry Potterserie veel stof doen opwaaien in kringen van Bijbelgetrouwe christenen. Sommige lezers vonden de boeken -met een tovenaarsleerling als hoofdpersoon- gevaarlijk voor kinderen, occult, stimulerend tot magische praktijken. Anderen noemden ze juist moreel verantwoord, vol christelijke symboliek en aanknopingspunten tot gesprekken over geloof en ethiek. Daarbij loopt de scheidslijn overigens niet langs de grens tussen orthodoxie en vrijzinnigheid. De ingenomen standpunten hebben eerder te maken met literaire vorming: hoe meer ervaring met fictie, hoe positiever in het algemeen het oordeel.
Zaterdag verscheen het laatste deel in de Harry Potterserie, ”Harry Potter and the Deathly Hallows” en het sloeg meteen alle verkooprecords. Miljoenen exemplaren gingen er binnen een dag over de toonbank. Hordes fans kampeerden nachtenlang voor de deuren van Londense boekhandels. Ook in Nederland trok de ”Potternacht” honderden lezers, voor de gelegenheid verkleed als heksen en tovenaars, naar boekhandels die om één uur ’s nachts -twaalf uur in Londen- hun deuren openden.
Zo’n spektakel wekt natuurlijk niet direct het vertrouwen van veel christelijke lezers. Maar wie het hele sfeertje om het boek heen wegdenkt, wie bovendien alle twisten onder christelijke lezers even probeert te vergeten en zich puur op het verhaal concentreert, kan niet anders dan genuanceerd zijn. Met deel zeven is definitief duidelijk geworden welke moraal Rowling heeft willen overbrengen. Die moraal blijkt onverdacht traditioneel - voortgekomen uit de christelijke waarden en normen die eeuwenlang de westerse cultuur bepaald hebben.
Uiteindelijk is de serie een beetje vergelijkbaar geworden met Lewis’ ”Chronicles of Narnia”, en vooral met Tolkiens ”The Lord of the Rings”. Lewis schrijft meer voor jonge kinderen, en brengt bovendien een expliciet christelijke boodschap, maar Tolkiens benadering lijkt toch erg op die van Rowling. Beide auteurs begeven zich in een magische wereld vol geweld en angst, waarop alle bezwaren die een deel van de christenheid tegen sprookjes inbrengt, van toepassing zijn. Maar wie de strekking van Tolkiens boeken -de overwinning van het goede op het kwade- accepteert en waardeert, zal ook Rowlings verhaal in dat opzicht accepteren en waarderen.
Er blijven genoeg kanttekeningen te plaatsen bij de Harry Potterserie. De verhalen bevatten zo veel heftige scènes dat ze, met uitzondering van de eerste twee delen, niet geschikt zijn voor jonge kinderen. Trouwens, ook als je ze benadert als literaire verhalen voor jongeren of volwassenen, kun je best vragen stellen bij bepaalde elementen. Welk beeld van het leven na de dood wordt hier bijvoorbeeld overgebracht? Leven mensen voort als geesten, of alleen in herinneringen van hun geliefden, of is er echt een ander leven na dit leven? De visies van de auteur zijn op dit punt niet helemaal helder, maar ze lijken bepaald minder orthodox dan de apostolische geloofsbelijdenis.
Toch, als het gaat over ethiek en moraal is ”Harry Potter and the Deathly Hallows” een inspirerend boek. Bij Rowling blijkt liefde de grote reddende kracht te zijn, die zelfs in staat is het kwaad te overwinnen. In feite valt het hele verhaal samen te vatten onder het motto: wie zijn ziel wil behouden zal hem verliezen, maar wie zijn leven vrijwillig, uit liefde, opoffert, zal tegen alle verwachtingen in de dood overwinnen. Daarmee is de Harry Potterserie ondanks alles een monument tegen de huidige tijdgeest van individualisme, egoïsme en deconstructivisme.
De twee grote vertegenwoordigers van goed en kwaad, Harry en Voldemort, hebben in feite een gelijke achtergrond: verwaarlozing, eenzaamheid en haat in hun kinderjaren. Maar ze gaan verschillende wegen, dankzij de keuzes die ze maken. De cruciale vraag blijkt dus niet te zijn of mensen in hun leven genoeg bemind zijn, de vraag is of ze genoeg hebben liefgehad.
Natuurlijk kun je daarbij vanuit de gereformeerde theologie de nodige vragen stellen. Kunnen mensen goed zijn uit zichzelf? Hangt alles af van menselijke keuzes? Hoe zit het met de oorzaak van het kwaad, en hoe zit het met vergeving? Het verhaal zou nog meer aan diepte hebben gewonnen als de hoofdpersoon op het cruciale moment had beseft dat hij tekortschoot, dat er genade nodig is om te kunnen liefhebben. Toch, al ontbreekt dan die verticale dimensie, het feit dat Rowling miljoenen seculiere lezers aanzet om over zulke vragen na te denken, mag een verdienste heten.