Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Hans Werkman

Herinnering aan prof. dr. K. Heeroma (Muus Jacobse)

En deze naam en wat ik heb geschreven, . zal men wel bergen in een boekerij,
en die het vindt, herdenkt wellicht mijn leven:
"nooit kan ik zo verloren gaan als gij.

Uit: Muus Jacobse, Het Grafboek.

Toen Heeroma eind november 1972 overleed, 63 jaar oud, stierven er eigenlijk twee: prof. dr. K. Heeroma en Muus Jacobse. In beide gedaantes is hij van groot belang geweest, als dialectoloog en literatuur-historicus enerzijds, als christen-dichter anderzijds.
Al in zijn schooljaren bleek dat hij bijzonder begaafd was. Zijn leraar-oude talen (de latere prof. dr. L. v.d. Wal) vertelde me onlangs, dat Heeroma op het gymnasium alleen maar negens en tienen haalde.


PSEUDONIEM
Hij was 23 jaar toen zijn eerste poëziebundel ("Programma") verscheen. Op 26-jarige leeftijd promoveerde hij op een' proefschrift "Hollandsche dialectstudies". Toen was inmiddels ook Muus Jacobse al geboren. Heeroma ontleende zijn pseudoniem aan de naam van een vergeten voorvader Muus Jacobse, die visser was op Marken:
Het was maar weinig wat wij van hem wisten:
dat hij eens leefde, dat ik naar hem heet, en dat hij op zijn schuit uitvoer en viste en 's avonds weer in Marken binnengleed.
In het grafboek van het Marker kerkje heeft Heeroma wat schaarse gegevens over deze voorvader gevonden en hij voelde zich onmiddellijk aan hem en zijn godsvrucht verbonden.

HET DERDE RÉVEIL
Als dichter dook hij onmiddellijk in de organisatie van de vooroorlogse protestantse literatuur: de christelijke auteurskring, de christelijke letterkundige kringen met hun pinksterconferenties, de bladen Opwaartsche Wegen en De Werkplaats. Al jong werd hij de kroniekschrijver van de Jong-Protestantse dichters: in 1934 verscheen een bloemlezing uit hun werk, waarin hij hen trachtte te vangen onder de naam "Het Derde Réveil". Het eerste was dat van Bilderdijk, het tweede dat van Kuijper, nu zouden de dichters van omstreeks 1930 de derde geloofsvernieuwing en opleving brengen. Maar zijn etiket was te mooi, de groep protestantse dichters was verre van homogeen en bleek na de oorlog vernÎetigend uiteengedreven te zijn, omdat de geloofsbeschouwelijke kloven te diep bleken. Heeroma had trouwens al in 1930 kunnen weten, dat Willem de Méro
de, Roei Houwink, Jan H. de Groot, Wim " Hesseis, enz. zoveellevensbeschouwelijka zinnen hadden als ze hoofden telden.

DICHTER VOOR DE GEMEENTE
Rijnsdorp zegt in zijn kroniek "In drie etappen", dat Heeroma's dichterschap in het begin nog onvoldoende gekerstend was.
Heeroma maakte eigenlijk geen onder-. scheid tussen de inspiratie door de Heilige I
Geest (met als eindproduct de Bijbel) en de inspiratie van een dichter. De dichter was hem bijna middelaar tussen God en mensen, waarheidsspreker voor de gemeente.
Dichter voor de gemeente, dat is altijd"
Heeroma's leus g~bleven. Door de oorlogservaringen werd hij meer naar de calvinistische kant getrokken. Zijn oorlogsbundel "Vuur en wind" getuigt ervan, o.a. als hij de kinderen van Nederland aanspreekt:

Gedenk 't verbond van juffie kindse jaren,
de doop met vuur en wind, als door Gods hand:
wie dit bewaart, zegt God, zal Ik bewaren,
eeuwig doen wonen in een vaderland, maar wie 't verbond brak, voor Mijn oog gesloten,
de trouw verstiet, hem doe Ik desgelijks: Ik zal hem eeuwig uit Mijn volk verstoten als een verrader uit Mijn hemels rijk. . .

De belangrijkste na-oorlogse dichterlijke werkzaamheid van Heeroma was zijn medewerking aan de nieuwe psalmberijming. In de kring van de dichters was hij een bezielend middelpunt. Hij leverde 22 psalmen aan de berijming, terwijl 9 andere grotendeels van hem zijn. Boven zijn overlijdensadvertentie stond het laatste vers van de door hem berijmde psalm 4:

Ik kan gaan slapen zonder zorgen, want slapend kom ik bij U thuis. Alleen bij U ben ik geborgen.
Gij doet mij rusten tot de morgen en wonen in een veilig huis.


WETENSCHAPSMAN
In 1953 werd Heeroma hoogleraar in Groningen in de Nedersaksische taal- en letterkunde. Zijn verdiensten op dit gebied werden in 1969 beloond met de Joost van de Vondelprijs. De lijst van Heeroma's dialectologische publicaties is ontzagwekkend lang. Daarnaast hield hij zich bezig met de Middelnederlandse literatuur. schreef over de -Reinaert. verzorgde in 1966 de uitgave van het beroemde Gruuthuusehandschrift, dat hij toeschreef aan Jan Moritoen.
En tussen al die wetenschappelijke arbeid door bleef Muus Jacobse springlevend. Hij schreef gemakkelijk-verstaanbare gedichten voor het volk (o.a. de bundels "Het Kind" en "De drie kooien") en achtte zich niet te hoog, een bundeltje eenvoudig-gelovige poëzie van Wilma (Vermaat)te verzorgen en in te leiden.

HET TAALVERBOND
Heeroma was een van de zeer weinige taalgeleerden die ook in hun wetenschappelijk werk gelovig waren, "Mijl) antwoord ligt in de Bijbel. Het gaat helemaal niet om mijn (taal)kunst, maar om het spreken Gods. Het heeft God beliefd mense
'lijke taal te worden en dat maakt onze religie tot een taalreligie, ons geloof tot een taalgeloof, ons bestaan tot e~n taalbestaan", schreef hij in zijn "Schets van een taaltheologie" (1964). Hij ging als wetenschapsman uit van het taalverbond en de scheppende functie van de taal, die haar uitgangspunt moest vinden in de schepping van de mens naar Gods beeld. "Wij bestaan sprekend, omdat God-deSpreker ons sprekenderwijs schiep naar zijn beeld, als zijn gelijkenis".

ALS GOD MIJ ROEPT. . .
Een van de imponerendste bijzonderheden aan Heeroma's persoonlijkheid was zijn prachtige stem. Als hij voor de radio sprak, zag je a.h.w. de gebaren in wat hij zei. Met gesticulerende woorden wilde hij overtuigen. Vorig jaar nog droeg hij voor de radio zijn gedicht over het sterven van Willem de Mérode voor ("Anders was ik, anders ben ik gebleven. . ."). De voordracht was niet mooi volgens oratorische begrippen, maar er lag een bezielende indrukwekkendheid in.Ik ontmoette hem twee keer. De eerste keer vertelde hij me uitvoerig en levendig zijn herinneringen aan De Mérode. Kort daarna hoorde ik hem op de begrafenis van Wilma (Vermaat) als grafredenaar. Hij deed het zoals hij was: gevoelvol, ontroerend, soms met bezwerende stem en schitterende ogen als een oudtestamentische profeet.
Nu is hij zelf begraven, bij het Groene Kerkje van Oegstgeest. De beste afsluiting van een herdenkingsartikel over Heeroma is, het woord te geven aan Muus Jacobse. In "Het Grafboek" herdacht hij zijn voorvader, wiens graf allang opgeruimd was en wiens stof verspreid was op de wind. En dan zegt zijn nazaat, de dichter:

Mijn graf zal wellicht dieper zijn en hechter
dan op het eiland eens het uwe was: de rust van mijn gebeente stoort geen slechter,

geen stonn, geen watervloed verstrooit mijn as.

En deze naam en wat ik heb geschreven,
zal men wel bergen in een boekerij. en die het vindt, herdenkt wellicht mIJn leven:
nooit kan ik zo verloren gaan als gij,
Als God mij roept, hoe zal ik dan ontwaken
tot de opstanding van mijn vlees en bloed?
Hoe zal ik tot de rechterstoel genaken, Als God de landschappen herrijzen doet?

Hij eindigt het lange gedicht in de zekerheid, die ook zijn voorvader kende, de zekerheid van het geloof, waarin ze één waren:

Wij zullen elkaar kennen zonder woorden,
want in Gods handen leggen wij tezaam al wat ons oog zag, onze oren hoorden en wij ter dood liefhadden in Gods naam. 

Dit artikel is eerder verschenen in CV•Koers, opinieblad voor de christen vandaag. Zie ook: www.cvkoers.nl en www.tjerkdereus.nl.  
©CV•Koers/Tjerk de Reus.