Geloven betekent niet dat je oneerlijk bent tegenover jezelf. Die constatering lijkt het intrappen van een open deur. Maar is dat zo? Watchman Nee waarschuwde al voor een 'net doen alsof. . .' Net doen alsof je als christen altijd blij bent, alsof je geregeld in tongen spreekt, alsof jij geen periodes van geestelijke malaise kent, nooit twijfelt, en noem maar op. Je heft het ene na het andere loflied aan: 'Ik geef mijn hele hart aan U, Heer'. Maar je zegt niet tegen elkaar dat je die woorden eerder zingt als gebed dan als weergave van hoe het er werkelijk met je voorstaat.
Wat mijzelf betreft, het lijkt wel alsof ik de laatste tijd sterker dan vroeger met vragen wordt bestookt. Hoe dan? Eerste gebeurtenis. In mijn naaste omgeving kreeg een nog betrekkelijk jonge vader van een opgroeiend gezin slokdarmkanker. Wat hebben we gebeden! En ja, de operatie lukte. In de kerk dankten we God voor het voorspoedig herstel. Maar slechts enkele maanden later zat het lichaam vol uitzaaiingen. En korte tijd erna was de man overleden.
Tweede gebeurtenis: Er vestigde zich een asielzoekersechtpaar bij onze kerk. De man en de vrouw leerden de HERE beter kennen en de kinderen kwamen in een positieve omgeving terecht. Wat hebben we gebeden! Maar het IND besliste negatief. Derde gebeurtenis: In onze familie- en vriendenkring bevinden zich twee echtparen die zielsgraag een kind van God ontvangen. Wat hebben we gebeden! Maar de kinderloosheid is gebleven. Vierde gebeurtenis. . . Ik heb voor mijzelf vijf van deze moeiten genoteerd.
Eerlijk zijn
En dan denk ik dat ik eerlijk moet zijn. Daarin word ik geholpen door de inmiddels bij een ongeluk omgekomen Brent Curtis en diens vriend John Eldredge. Ze moedigen mij aan vragen te stellen die we misschien niet eens hardop durven uit te spreken: 'Luistert God wel naar mijn bidden? Geeft God wel om mij? Straft Hij me om mijn zonde? Is God wel goed? Is Hij wel te vertrouwen?'
Wie herkent dat soort vragen niet? Je vindt ze ook terug in de Bijbel. Een van de vrienden van de door enorme ellende getroffen Job zegt het met zoveel woorden: 'Mijn beste Job, je moet toch wel iets heel ergs gedaan hebben. Anders zou God niet zoveel verdriet in je leven toestaan: Ja, zo dachten de toenmalige Mesopotamische goden er ook over. Pas als je trouw je religieuze plichten deed en offers bracht, kon de god van de regen voor water zorgen, de god van de vruchtbaarheid voor kinderen, de god van. . .
Is dat primitief denken een verre verleden tijd? Ik denk het niet. Ik ontmoet althans jongeren in de kerk die 'best in God geloven', maar daaraan toevoegen dat Hij hun wel gezondheid, een fijne partner en een leuke baan moet geven. 'Wat heb je anders aan God?' Denk ik nooit zo? Laten we onszelf maar eens op de proef stellen.
Eerste test: Kijk ik snel op anderen neer vanwege hun ethisch slechte gedrag? Zo ja, dan ben ik vergeten dat ik zelf louter uit genade ben gered. Tweede test: Vraag ik me bij tegenslagen al snel af 'waaraan ik dat nu verdiend heb?' In dat geval denk ik kennelijk dat God vanwege mijn geestelijke prestaties verplicht is mij een prettig leven te geven. Derde test: Stort ik geestelijk in als ik zelf moreel ernstig gefaald heb? Zo ja, dan meen ik nog steeds dat God vanwege mijn goede werken van mij houdt in plaats om die van Christus.
God is de hoofdpersoon
Wie zijn Bijbel kent, weet inmiddels dat God Job en zijn vrienden bescheidenheid bijbrengt door hen te vragen waar zij nou helemaal waren toen Hij de aarde schiep. Maar, vragen de auteurs, kan dat niet koud en kil overkomen? Zo in de zin van een moeder die tegen haar kleine kind zegt: 'Wees niet zo brutaal, want je bent te klein om mij te begrijpen:
Gelukkig staat er méér in de Bijbel. En, zeggen Curtis en Eldredge daarom, zie God nu eens niet alleen als de Auteur van je leven, maar in de eerste plaats als de Hoofdpersoon.
Dat is het! Precies dat maakte diep indruk op mij toen ik jaren geleden gelovigen van de ondergrondse Chinese kerk bezocht, van wie vrijwel alles - vrijheid, carrière, familie - was afgenomen. Precies dat leer ik van hedendaagse Angelsaksische puriteinen als Packer, Bridges en Keiler. En precies dat lees ik in Habakuk 3, een van mijn lievelingsgedeelten uit de Schrift: "AI zal de vijgenboom niet bloeien, al zal er geen koren op de akkers staan, toch zal ik juichen in de HERE."
Beide schrijvers schetsen hoe Vader, Zoon en Geest ons van meet af aan de liefde en intimiteit hebben gegund die zij zelf van eeuwigheid kennen. En na onze keuze voor de zonde wil God ons nog voortdurend teruglokken. Hij ontroert. Hij noemt ons zijn echtgenote. Maar die bruid gaat er voortdurend met andere mannen vandoor. En toch. Christus stierf voor ons toen wij nog vijanden waren. Zo vurig verlangt de Vader ernaar ons weer bij Hem thuis te brengen. Bij de Hoofdpersoon.
Strijd gewonnen
Wie met vallen en opstaan leert zo naar zijn eigen leven te kijken, krijgt het juiste perspectief. Zoals Joni Eareckson dat kreeg, zodat zij - bij alle verdriet over haar gebroken nek - God dankt dat Hij haar veel dichter bij Hem bracht en nu gebruikt om anderen te bemoedigen. God streed om haar hart en won! Christus' liefde vult haar bestaan op een manier waarop geen enkele andere 'geliefde' dat ooit kan.
Brent Curtis en John Eldredge: De strijd om je hart (Over de liefde tussen God en jou), Uitgeverij Gideon, Hoornaar 2004, paperback, 240 blz., € 14,75
Dit artikel is eerder verschenen in CV•Koers, opinieblad voor de christen vandaag. Zie ook: www.cvkoers.nl en www.tjerkdereus.nl.
©CV•Koers/Tjerk de Reus.