Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: K.W. van Luik

Het psalmenoproer

Veel lezers van Daniël zullen bij het horen van de naam Maassluis misschien denken aan het Garrels-orgel in de Grote Kerk. Dat orgel werd bekend doordat Feike Asma er jarenlang organist was. Dat er in de 18de eeuw in Maassluis in deze kerk gevochten en geruzied werd vanwege het psalmgezang, weten waarschijnlijk minder mensen. Het ging daarbij niet in de eerste plaats om de berijming van Datheen of die van 1773, maar om de nieuwe manier van zingen die tegelijkertijd met de "nieuwe" berijming ingevoerd moest worden. 

De bekende schrijver Maarten 't Hart schreef er een roman over. Dat is niet zo vreemd, want 't Hart is afkomstig uit Maassluis en zijn geboorteplaats speelt altijd een belangrijke rol in zijn romans en verhalen. De bekende criticus Hans Werkman schreef in 1978 al over één van zijn verhalen: "Bijna alle motieven van zijn werk zijn erin terug te vinden, niet alleen verliefdheid, schuldgevoel, ongeloof en natuurbeschrijvingen, ook jaloezie, spijt, mislukking. Maarten 't Harts twee grote onderwerpen zijn: de gereformeerde jeugd en zijn latere vakgebied de biologie. In de verhalen over het eerste is hij minder geslaagd dan in die over het tweede, omdat hij er teveel anekdotisch over vertelt en omdat hij te vaak laat merken dat hij zijn jeugdfrustraties niet heeft kunnen overwinnen." We zijn nu bijna dertig jaar verder, 't Hart heeft zijn werk uitgebreid met vele romans, maar deze typering van Werkman kan ook toegepast worden op zijn laatste boek, tevens zijn eerste "historische" roman, Het psalmenoproer. 

Natuurlijk speelt ook dit werk in Maassluis. Het gebeurde immers in de Grote Kerk met het beroemde Garrels-orgel. De nieuwe zingtrant moest in 1776 eindelijk maar eens in praktijk gebracht worden. Ritmisch zingen gebeurde al meer dan 150 jaar niet meer in ons land. Men vond de oorspronkelijke ritmes wat te moeilijk en daarom moest iedere melodie worden gezongen zoals het oorspronkelijk bij Psalm 36 en 68 genoteerd stond: één lange noot aan het begin van de regel, één of twee lange noten aan het eind en de tussenliggende allemaal kort. Heel simpel toch? Ja, maar het gewone volk wilde dat niet. Volgens deze roman speelden daarbij allerlei sociale tegenstellingen tussen het straatarme vissersvolk en de rijke reders (eigenaren van de schepen) een belangrijke rol. Er ontstaan opstootjes in het stadje. Oproerkraaiers trekken rond en bedreigen de voorstanders van de nieuwe zingtrant. Als de kerkenraad een tussenoplossing voorstelt, loopt het evengoed mis. De kerkdienst wordt rumoerig verstoord. Een motief dat Werkman niet noemde, is de muziek. 

Die speelt in het leven en in het werk van 't Hart een belangrijke rol. De hoofdpersoon Roemer Stroornbreker (zijn naam lees je eerst in het tweede hoofdstuk!) is al even gefascineerd door muziek als de schrijver. Zijn fascinatie blijkt al op de eerste bladzijde: het gaat over het eeuwfeest van de Grote Kerk in 1739, als het nieuwe orgel in gebruik genomen wordt. Er is een heus orkest aanwezig om het feest luister bij te zetten. Later in het verhaal blijkt zijn belangstelling voor de muziek van Bach. Ook heeft hij tot twee keer toe in het verhaal een ontmoeting met een beroemde componist: het jongetje Mozart en de jonge Beethoven. Verliefdheid is een van de belangrijkste motieven in het verhaal. Roemer raakt verliefd op Anna Kortsweijl, een meisje uit de arme buurt. Zijn moeder weet echter te bewerken dat hij trouwt met de redersdochter Diderica Croocke-werff - samen hebben ze vier vissersschepen in de vaart. 

Het wordt een mislukking; Roemer is impotent bij zijn vrouw, maar verwekt evenwel bij Anna een zoon. Dat blijft hun geheim, al blijkt aan het eind van het boek dat zijn oude vriend, schoolmeester Spanjaard het doorheeft. En die is niet de enige; in ieder geval blijkt zijn onechte zoon er weet van te hebben. Diens haat tegen zijn natuurlijke vader is overduidelijk. Ongeloof en kritiek op de godsdienst speelt eveneens telkens op in het verhaal. Niet alleen benut hij de beschrijving van de sociale problematiek in dit verband. Het wordt bijna gênant hoe 't Hart in dit boek zijn hoofdpersoon Roemer telkens weer terug laat komen op zijn stokpaardje: hoe is het mogelijk dat al die dieren in de ark van Noach hebben gezeten. Deze manier van omgaan met Bijbelse gegevens is kenmerkend voor de schrijver. Zijn vragen bij de besnijdenis van het volk Israël door Jozua (blz. 94), de mijmeringen van Roemer tijdens het zingen van Psalm 130 (blz. 208] zijn voorbeelden van de quasi-onnozele manier waarop hij kritiek op de Bijbel en het christendom levert. Erger maakt hij het als hij bijna blasfemisch over zijn zoon schrijft op blz. 75. Ook dit is Maarten 't Hart ten voeten uit. Natuurbeschrijvingen kan hij geven. Daarin is hij sterk en hij schrijft op beeldende wijze over Roemer die als kind al omging met en opging in de natuur. Die had "toen hij een keer 's morgens in alle vroegte de tuin was ingeslopen, een ottertje zien opduiken in het heldere water van de Noordgracht langs de Goudsteen. Het richtte zich op uit de vliet in de eerste stralen van de morgenzon en het had, terwijl de goudsteendruppels uit zijn snorharen lekten, naar het leek watertrappend onbevreesd naar hem gekeken. Hij had teruggekeken en hij had gezegd (...): "Ik zal een visje voor je halen," (...) Een dag later was hij bij zonsopgang met een visje de tuin ingelopen, en nadat hij even had staan wachten, was het ottertje vrijwel geruisloos aan komen zwemmen en griste toen, bliksemsnel en onverhoeds, de presentharing uit zijn vingers, om die verderop, in een rietkraag, luid smakken, blazend en grommend, maar af en toe ook tevreden opkijkend, razendsnel weg te schrikken." Mooi zijn de beschrijvingen die hij geeft van de weide- en rietlanden. Daarin is de natuurliefhebber 't Hart in zijn element. 

Jaloezie, spijt en mislukking - ook die motieven komen in het boek naar voren. Het huwelijk tussen Roemer en Diderica wordt een complete mislukking. Het grootste deel van hun huwelijksleven slapen ze in hun eigen aparte slaapkamer, kinderen krijgen ze niet, met hun vloot van vier schepen gaat het mis als bij een storm de schepen op de kade terechtkomen (mooie beschrijving trouwens!], Diderica blijkt uiteindelijk ook nog eens een voorstandster van het nieuwe zingen te zijn. Op alle mogelijke terreinen leven ze langs elkaar heen. En als ze sterft, realiseert Roemer zich opeens dat haar karakteristieke giechellachje, dat hij altijd voor spot had aangezien, getuigd moet hebben van angst voor hem! En angst heeft te maken met liefde! Dezelfde lijn zien we eigenlijk bij Anna. Haar huwelijk met Grubbelt Heldenwier blijft kinderloos, tot na haar avontuurlijke ontmoeting met Roemer in de polder. Haar zoon Gilles groeit op voor galg en rad en wordt de aanvoerder van de groep oproerkraaiers die de invoering van de nieuwe psalmen saboteren. Als de baljuw van het Rijnland ingrijpt, vlucht Gilles om aan verbanning te ontkomen. Jaren later keert hij terugkeert in Maassluis om deel te nemen aan de opstootjes van de Oranjeklanten en wordt hij opgesloten in de kelder van het raadhuis. Anna woont dan als keukenmeid bij de weduwnaar Stroombreker in huis; ze is gescheiden van Grubbelt. Maar echt wordt het nooit meer! Roemer waagt tijdens een hevig onweer zijn goede naam: hij bevrijdt Gilles uit de kerker, maar zijn ondankbare zoon takelt hem hevig toe. Roemer ontmoet hem jaren later nog een keer: Gilles is koetsier in Amsterdam en rijdt zijn vader naar het paleis voor een audiëntie bij keizer Napoleon. Eén ding wordt Roemer dan wel duidelijk: het enige gevoel dat zijn zoon voor hem koestert is haat! 

Maarten 't Hart heeft zich met deze roman voor het eerst aan een historische roman gewaagd. Zelf heeft hij het in zijn verantwoording over een documentaire roman "met een zo nauwgezet en accuraat mogelijk verslag van de gebeurtenissen in Maassluis in 1775 en 1776 en de jaren daarna." Hij heeft daarvoor heel veel voorstudie gedaan. Dat is wel te merken en dwingt respect af. Hij heeft ervoor gekozen om veel uit zijn bronnen te citeren. "Omdat ik, vanwege het documentaire karakter van mijn roman, zo dicht mogelijk wilde blijven bij de deftige spreektaal van toen, heb ik voor deze (...) optie gekozen." Het is echter zeer de vraag of dat een goede optie is. Het is bekend dat spreektaal niet hetzelfde is als schrijftaal. Bovendien maken al die citaten en verouderde woorden de roman eerder oubollig dan authentiek. Het psalmenoproer is een roman die je met gemengde gevoelens leest. Er zijn enkele duidelijke minpunten. Het achttiende-eeuwse taalgebruik komt gekunsteld over. De toevallige ontmoetingen met beroemde musici en ook nog eens met Napoleon maken zijn verhaal erg onwaarschijnlijk. De manier waarop hij erotische passages in zijn boek verwerkt is misschien niet grof, maar ze zijn wel nadrukkelijk aanwezig en hij verwijst daarin regelmatig ironisch naar de Bijbel. De nimmer aflatende verholen en openlijke spot met het christelijk geloof vind ik het meest storend. 

Anderzijds moet gezegd worden dat de auteur een geboren verteller is. Hij geeft mooie en zelfs meeslepende beschrijvingen van de gebeurtenissen en van de omgeving. Daarin is hij op zijn best. Wie al meer van 't Hart gelezen heeft, zal in dit boek niet veel nieuws aantreffen. Wie de schrijver niet kent en voor school toch een boek van hem moet lezen, maakt in dit boek goede kennis met het werk van ’t Hart. 

Deze recensie is met toestemming overgenomen uit Daniël.
www.jbgg.nl