Honderd jaar geleden stierf de Franse auteur Emile Zola op 62-jarige leeftijd. De Nobelprijs voor literatuur bestond nog maar net en als Zola langer geleefd had, was deze prijs vast en zeker een keer aan hem toegekend. De naam van Emile Zola is onlosmakelijk verbonden met een van de belangrijkste literaire stromingen in de tweede helft van de negentiende eeuw: het naturalisme.
Emile Zola leefde van 1840 tot 1902 en kreeg bekendheid als dé vertegenwoordiger van het naturalisme. Dit naturalisme is een literaire stroming, een specifieke vorm van het realisme, dat in de negentiende eeuw brede verspreiding kreeg in het Europese proza. Zola wordt algemeen beschouwd als de stalmeester van het naturalisme. Niet zonder reden. Hij was degene die middels theoretische geschriften op schrift stelde wat anderen in hun fictieve werk realiseerden; bekend werd bijvoorbeeld zijn beschouwing "Le roman expérimental" (1880).
De naam "naturalisme" is afkomstig van Zola. Hij gebruikt de term om zijn methode van schrijven toe te lichten in het voorwoord bij de roman "Thérèse Raquin". Deze roman verscheen in 1867 en werd door vrijwel alle critici in Frankrijk neergesabeld als obsceen, vies en immoreel. In de roman beschrijft Zola de dramatische ontwikkeling van wat een liefdesrelatie tussen Laurent en Thérèse zou moeten zijn. Omdat de literai re kritiek volgens Zola het boek had misverstaan, schreef hij een voorwoord bij de tweede druk van de roman. Het was een toelichting, die zijn bedoelingen zou moeten verhelderen.
Een citaat daaruit kan duidelijk maken wat Zola voor ogen stond: "Ik heb personages gekozen die in hoge mate beheerst worden door de drang van hun bloed en hun zenuwgestel, die gespeend zijn van vrije wil, die bij iedere daad in hun leven worden meegesleept door hun onontkoombare driften. Thérèse en Laurent zijn niets anders dan dieren in mensengedaante. Ik heb gepoogd bij deze dierlijke wezens de verborgen werking van die driften, de impulsen van het instinct, de geestelijke aberaties ten gevolge van een zenuwinzinking stap voor stap te ontleden. [] Ik heb eenvoudigweg op twee levende lichamen het ontledende onderzoek uitgevoerd dat chirurgen op lijken verrichten."
Pessimisme
Enkele noties in dit citaat zijn kenmerkend voor Zola's uitgangspunten: een roman schrijven staat gelijk aan studie; de mens is een wezen dat door lusten en erfelijkheidsfactoren bepaald wordt en in zijn vrijheid is beknot (determinisme), waardoor verantwoordelijkheid of een positieve drijfveer voor het leven nauwelijks aan de orde is. Schuld en berouw zijn ten slotte zinledige termen. De gemoedsbewegingen waarnaar deze woorden verwijzen zijn louter chemische of biologische processen: "een oproer van overspannen zenuwen." Kortom, een sterk reducerend wereld- en mensbeeld, waarin het pessimisme voor de hand ligt als resterend levensdevies.
Zola noemt zijn werkwijze "wetenschappelijk". Dat klinkt ons een beetje belachelijk in de oren. Maar Zola en zijn realistische en naturalistische collega's zagen zichzelf meer als sociale wetenschappers dan als schrijvers. Ze observeerden en analyseerden de samenleving, deden 'veldwerk' in de sociale milieus die ze wilden beschrijven. Bekend van Balzac is zijn romanreeks "La comédie humaine", waarin hij een vrijwel compleet beeld geeft van de Franse samenleving midden negentiende eeuw. Zola schreef op zijn beurt de 21 delen tellende reeks "Les Rougon-Macquart", waarin hij de lotgevallen tekent van een Frans geslacht gedurende het tweede keizerrijk in Frankrijk (1852-1870). Alle aspecten van de samenleving komen erin ter sprake: het stadse, mondaine leven (onder meer in "Nana" en "De buik van Parijs"), het platteland (onder meer in "Het dierlijke in de mens" en "Dokter Pascal") en de industrie (in "De mijn"). Veel van de Rougon-Macquart-romans zijn in de loop der tijd in het Nederlands vertaald.
Hoewel de realistische en naturalistische romanciers objectiviteit claimden voor hun fictieve werk, kun je daar achteraf gemakkelijk anders tegenaan kijken. Veel boeken van Zola geven er blijk van dat Zola niet louter de objectieve feiten van bijvoorbeeld het Parijse leven weergeeft, maar ook de diepere wetmatigheden van de mens in zo'n omgeving zoekt. Hij blijkt soms zelf een duidelijk opinie te hebben over de weergegeven werkelijkheid.
Socialist
Literatuurwetenschappers hebben wel gewezen op de metaforen die in Zola's werk verborgen zitten. De mijn in de roman "Germinal" (vertaald als "De mijn") krijgt in Zola's beschrijving de trekken van een oermonster dat ooit de arbeiders die langs de schachten omlaag klimmen zal verslinden. De lezer wordt al op dat been gezet wanneer de ikfiguur uit de roman afdaalt in de 'ingewanden' van de mijn. Zo wekt Zola de suggestie van een verslindend monster, wat natuurlijk de hele idee van industrialisatie in een kwaad daglicht zet.
Evenmin objectief registrerend is Zola wanneer hij in diezelfde roman de treurige omstandigheden van de mijnwerkers schetst. Je zou er onmiddellijk socialist van worden! En wie kan ontkennen dat het boek die boodschap impliciet uitdraagt? Zola zag een nieuw tijdperk in het verschiet liggen, dat ongetwijfeld gelijkheid en menswaardigheid zou betekenen voor de geplaagde arbeiders. Niet voor niets luidt de titel van dit boek "Germinal", dat "in de kiem" betekent. Dit engagement past overigens uitstekend in het vooruitgangsdenken dat Zola's werk in zekere zin stempelt. Hij noemt zijn literaire werkwijze ergens een "instrument voor universeel onderzoek waarvan onze tijd zich zo koortsachtig bedient om de toekomst open te leggen." Zola is dus niet uitsluitend een koude kikker geweest die koel registreerde. Er was bij hem een directe betrokkenheid bij ontwikkelingen en mensen van zijn tijd en zijn zogenaamd wetenschappelijke instelling kan dat niet altijd afdoende onderdrukken.
In Nederland kreeg Zola al snel bekendheid. Zijn invloed is zichtbaar in het werk van Aletrino, Couperus, Van Deyssel, Emants, Netscher en Arij Prins. Ook in hun werk speelt het determinisme een grote rol, soms gekoppeld aan de gedachte van het noodlot. De mens is een mechanisme dat wordt bepaald door erfelijkheid, omgeving en door de tijd waarin hij of zij leeft.
Couperus
Het is niet zo gek dat vanuit christelijke hoek zeer argwanend werd gekeken naar dit naturalisme. In katholieke kring bijvoorbeeld werd de mod erne literatuur zoveel mogelijk op afstand gehouden. Toen pater Binnewiertz het in 1905 waagde om in De Katholiek een naturalistische roman te bespreken, werd hem dat van alle kanten zeer kwalijk genomen. Niet alleen distantieerden de katholieke dagbladen De Tijd en De Maasbode zich expliciet van Binnewiertz (mensen die naturalistisch werk willen lezen "behooren niet tot de onzen", schreef De Maasbode), ook de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders bemoeiden zich met deze delicate kwestie. De bisschop van Haarlem liet weten pertinent geen besprekingen van zulke boeken meer in De Katholiek te willen lezen.
In protestantse kring werd ook met de nodige terughoudendheid gekeken naar de ontwikkelingen in de moderne literatuur. "Eline Vere" van Louis Couperus was rond 1900 (net als nu) een heel bekend boek en letterlievenden konden nauwelijks om deze knappe roman heen - ook protestanten niet. Intussen was ook voor de lezers van toen de schatplichtigheid van Couperus aan het naturalisme van Zola reeds bekend. Maar dat kon zelfs de strenge drs. C. Tazelaar, een gereformeerd criticus van Kuyperiaanse snit, er niet van weerhouden Couperus' roman als een meesterwerk te betitelen.
In 1922 verscheen Tazelaars boek "Moderne romankunst", waarin hij een beoordeling ten beste geeft van de moderne literatuur. Hij bespreekt ook "Eline Vere". Volgens hem heeft Couperus met "Eline Vere" exact weten te formuleren wat er leeft onder de elite. Men had het in die gegoede kringen prima in materieel opzicht, maar bleef ten diepste lusteloos, leeg en onbevredigd. Dat gevoelen verwoordde Couperus en daarom vond zijn boek zo'n breed publiek. "Maar nu komt de vraag naar de oorzaak van dat levenswee en daarin tast Couperus mis. Hij schrijft al de ellende toe aan de grilligheid van het noodlot, dat volgens hem de hoofdfactor is van het menselijk leven. (...) De mensch is product der omstandigheden, die hij niet veranderen, niet keeren kan. Zich verzetten is geheel onmogelijk." Deze constatering moet uitlopen op een waarschuwing. Tazelaar: "(...) Voor ons christelijk besef is er een veel ernstiger bezwaar. (...) Er is iets zeldzaam gevaarlijks in voor jonge ongevormde karakters, wijl de eigen verantwoordelijkheid wordt afgeschoven op de volkomen onmacht van de mensch, iets aan z'n levensloop af te doen. Dat maakt ook "Eline Vere" een voor jongeren ongewenscht boek."
Verouderd
Kortom, in de ogen van een gereformeerd criticus had het naturalisme wel zijn schaduwkanten. In Couperus' levensvisie raakte de eigen verantwoordelijkheid buiten beeld, waardoor ook begrippen als schuld of zonde op losse schroeven staan. Dat je niet alleen christelijk gesproken daarmee de plank misslaat, mag ook duidelijk zijn. Een mens is meer dan de factoren die hem determineren. Dat aspect is er wel, maar de menselijke vrijheid is ook een niet te miskennen feit. Hier ligt het vraagstuk van vrijheid en gebondenheid, waarover het laatste woord nog lang niet gezegd is. Maar de eenzijdige nadruk op de erfelijkheidsfactoren is onhoudbaar, dat zal nauwelijks iemand meer willen ontkennen vandaag de dag. Daarom is Zola's werk in zekere zin hopeloos verouderd.
Toch zijn er tal van momenten in zijn vele romans dat de levende werkelijkheid door de theorie heen breekt. Wie die momenten bij Zola treft, zal nooit helemaal afscheid van hem kunnen nemen.