Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Beppie de Rooy

Wandelende buitenstaander in Parijs

Zelden verscheen een boek met zo’n lelijke omslag. Titel en auteursnaam zijn nauwelijks te lezen, het troebele zwart-wit van de voorplaat doet aan een slechte afdruk denken. De lezers hebben zich er blijkbaar niets van aangetrokken: de nieuwe roman van Adriaan van Dis, ”De wandelaar”, is een bestseller. Dan moet het toch wel een goed boek zijn, zou je zeggen.

Van Dis beschrijft in zijn roman een keurig nette heer, Mulder, die dagelijks door Parijs flaneert. Aangezien Van Dis zelf in Parijs woont en daar dagelijks vele kilometers door de stad wandelt, doet deze nette heer denken aan de schrijver zelf. Een brand in een pensioen vol illegalen in zijn straatje geeft zijn leven een onverwachte wending. Mulder ontfermt zich over de hond die bij de brand vrijkomt. En dan ontstaat er zomaar een band. „Na elke aai likte de hond zijn hand en keken ze elkaar aan.” Een van de aanwezigen, een pater, vermoedt dat deze hond een baby uit het brandende huis heeft gehaald. Ook de politie komt eraan te pas, maar niemand weet wie de hond toebehoort.

Veilige wereld
De elegante Mulder moet er wel aan wennen dat er een hond in zijn leven is gekomen, voor het eerst komen er vlekken op zijn dure jas. Ja, vanzelf wordt de hond flink met shampoo gewassen, maar het is niet meer mogelijk om onberispelijk gekleed door het leven te gaan. Door de nieuwe omstandigheden gedwongen, zijn de wandelingen van Mulder niet meer zoals voorheen. De hond laat hem een andere wereld zien, ineens is Parijs een stad van honden, overal zijn honden, zowaar een hele etalage van een prentenwinkel met platen van honden. „Mulder kon niet meer terug. Niet de hond, hij zat aan de riem. Mulder moet volgen.”

De hond loopt straten in waar Mulder nooit geweest is. „Er bleek een tweede Parijs te bestaan.” Overal zwervers, junks, hoeren, bedelaars, asielzoekers, buitenlanders, rotzooi. Hij komt op de gekste en goorste plekken. En last but not least: Mulder wordt zich voor het eerst bewust van het grote aantal kapellen in zijn wijk. Dat die allemaal bij hem in de buurt staan, wat doen de mensen daar eigenlijk? Hij moet er toch eens binnenlopen. Hij raakt in gesprek met Père Bruno, de pater van de kapel vlak bij hem in de buurt. Deze pater is een van de mooiste mensen uit de roman: „Rationalisten als u hebben God uitgeschakeld. (...)xxx weet u, het is heel moeilijk goed en eerlijk te leven, het vraagt veel oefening. Maar die oefening maakt het leven niet banaal. Ze verheft ons leven.”

Ook deze pater verstoort de wereld van Mulder die ooit overzichtelijk was. Zelfs de wijn kan Mulder niet meer naar zijn eigen veilige wereld terugbrengen. Midden in de nacht, na een flink aantal glazen, kijkt hij in de ogen van de hond. Ze zeggen: „Je ziet hoe iemand dood wordt getrapt, en je maakt je zorgen over de vouw in je broek. (...) Je kleedt je voor de buitenwereld, maar laat geen mens in je leven toe. (...) Je zegt dat je niet in God gelooft, maar om wie roep je dan midden in de nacht?”

Buitenstaander
Mulder besluit dat hij iets moet gaan dóén. Maar wat? „De ramen lappen? Zijn huis dweilen?” In de kapel wordt hij innerlijk bewogen als hij „Schmucke dich, o liebe Seele” van Bach hoort spelen. Hij komt zo ver dat hij zegt: „Ik zou wel willen biechten, maar alleen zonder God en zonder gezever.”

Het blijft moeilijk voor de wandelaar: want wát moet hij doen? Alles klaagt hem aan: doe iets. Bedelaars, zieken en zwakken, hongerstakers, raddraaiers, armen en behoeftigen, Van Dis maakt een ware uitstalling van alle mogelijke Parijse types, maar de wandelaar doet niets. Het enige waar hij zich toe laat verleiden, is meewerken aan een vals paspoort voor een (Afrikaanse) landgenoot van de pater. Dat is het. Overal ligt de maatschappelijke problematiek op de loer, letterlijk, in alle hoeken en gaten van deze Parijse straten, maar Mulder komt niet in actie.

Hoe geëngageerd is een roman waarin de hoofdpersoon uiteindelijk toch buitenstaander blijft? In een interview zei Van Dis dat hij „het heeft willen laten kraken”, en dat we „daarover na moeten denken.” Net zoals de hond de wandelaar toeroept: „Doe iets!” zou je de schrijver willen zeggen: „Doe wat, laat wat gebeuren!”

De flaptekst zegt dat de hond de wandelaar wezenlijk verandert. Terwijl de bedelares, de vuilnisman en een vuile werkster zelfs Mulders eigen appartement onveilig maken (lichte overdrijving wordt door Van Dis niet geschuwd), gaat Mulder de hele avond in bad zitten om weer zichzelf te worden. Hij waant zich betrokken, maar is het niet. De pater verwijt hem nihilisme. Mulder gelooft hooguit in een beetje goeddoen, maar blijft aan de kant staan.

Schijn van betrokkenheid
En zo blijft Van Dis een schrijver van reisverhalen: kijken en observeren. De beoogde confrontatie met de zelfkant van Parijs blijft bij deze eigentijdse literaire auteur onderwerp van beschouwing, niet van inleving. Opmerkelijk is dat de enige met wie Mulder echt contact heeft, nota bene de pater is, alle nihilisme ten spijt. „Of hij dan toch niet heimelijk naar God zocht? Nee hoe kwam de pater erbij! Mulder stampvoette.” De pater is ook de enige die echt iets voor alle arme mensen uit zijn wijk doet. Daarmee heeft Van Dis toch nog iets heel moois laten zien. Maar de wandelaar, hij blijft wie hij is. Hoe valt dan het grote succes van deze roman te verklaren? Misschien juist wel hierom: de schijn van betrokkenheid kan al lichte voldoening geven. 

N. a.v. ”De wandelaar”, Adriaan van Dis, uitgeverij: Augustus, Amsterdam, 2007, ISBN 978 90 4570 015 1; 224 blz.