Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Gert van de Wege

De Weerribben als wonderlijm

Stel: iemand slaat "Weeribben", de nieuwe bundel van Koos Geerds, open en bladert hem eens door. Hij komt onder andere drie gedichtenreeksen tegen: zeven gedichten "Rouveen", vier "Gasthuis de Achterhoek" en zes "Corsica". Hij vraagt zich vluchtig af: is dit een bundel over verschillende landschappen? Want dat is toch wat Rouveen, de Achterhoek en Corsica gemeen hebben - dat het geografische aanduidingen zijn. Hij denkt vervolgens: aha, de titel! De bundel heet "Weerribben", dus inderdaad, deze gedichten gaan over landschappen, dorpen, streken, en eilanden. 

En natuurlijk: ook de vorige bundel van Geerds, "Staphorst" uit 1998, ging al over een dorp, over de mensen die erin woonden en over hun gebruiken. Geerds' gedichten over Staphorst vormden samen -observerend, afstandelijk, maar liefdevol- een portret van een vervlogen wereld in al haar diversiteit. Maar bij alle diversiteit bleef het toch een eenheid: er was één thema, en er was één stijl. Het portret van Staphorst was zo afgerond en zo breed opgezet dat het ook te lezen was als een verbeelding van het menselijk bestaan onder de zon, vanaf de schepping tot de wederkomst. Deze bundel bleef niet steken in anekdotiek; door Geerds' behandeling van zijn thema kreeg het metaforische kracht en een groter bereik dan op het eerste gezicht leek. 

Terug naar "Weerribben". Er nog eens doorheen gebladerd, nog eens wat beter naar de afzonderlijke gedichten gekeken. Maar dan lijkt er toch iets merkwaardigs aan de hand. Over de Weerribben gaat deze bundel niet; de cyclus over de Achterhoek vormt een betrekkelijk individueel geval; de gedichten over Corsica lijken, alleen al qua stijl, geen enkel verband met de overige verzen te hebben, ook niet met die over Rouveen. Dan maar eens wat beter naar die gedichten over Rouveen gekeken. 

Een gedicht over de torenhaan, een over een boerenmaaltijd, over de melkbussenrijder, over de zanguitvoering van "het gemengde koor/ van boeren en boerinnen", over een gevelde linde bij de kerk, over de kortstondigheid des levens, over de komst van aardgas in het dorp. Thematisch lijken die gedichten dus nogal op die over Staphorst; ze gaan hier alleen over het aangrenzende Rouveen, en ze behandelen alleen enkele fragmenten uit het dorpsleven. Ook de toon is hetzelfde: 

Dit brood was gebakken van het graan
dat zijn wasdom ontving uit de nietige korrel,
de koe gaf boter, kaas en melk,
het ei kwam van de kip, het rookvlees
van de schoorsteen en het varken. 

Het zijn stuk voor stuk mooie gedichten. Dat ze de indruk wekken een soort naoogst van "Staphorst" te vormen doet daar niets vanaf. Maar er is wel een belangrijk verschil. Deze cyclus mist de metaforische kracht van de bundel over Staphorst, en dat komt omdat het bij fragmenten blijft. Het zijn mooie anekdotes in de vertrouwde Geerds-toon. Maar niet veel meer dan dat. Dat komt ook omdat ze als een legakker in de petgaten van deze Weerribben liggen: ze vormen een eilandje. 

Spiegeling
Staan er dan verder geen goede, mooie of treffende gedichten in deze bundel? Zeker wel. Zie bijvoorbeeld eens hoe geraffineerd de eerste regels van "Aan de waterkant" zijn opgebouwd: 

Twee paarden roerloos naast elkaar,
hun spiegelbeelden rimpelen ineen. 

"Twee" is in deze regels het eerste woord, "ineen" het laatste. Twee en één - je zou er een lijn tussen kunnen trekken. Maar ook "elkaar" en "hun spiegelbeelden" vormen een paar. Trek je ook daar een lijn tussen dan ontstaat de Griekse letter chi - deze stijlvorm heet dan ook chiasme. En je ziet dan ook nog eens het beginrijm tussen "roerloos" en "rimpelen" - en de tegengestelde betekenis. En je ziet dat de paarden in de eerste regel naast elkaar staan (horizontaal), terwijl ze in regel twee gespiegeld worden (verticaal). En dan zie je ook nog eens dat "Twee paarden" en "hun spiegelbeelden" recht onder elkaar staan, zoals ook "elkaar" en "ineen". Zo is in deze strofe gebouwd op een patroon van tegenstellingen en spiegelingen. De vorm past helemaal bij de inhoud. Want zoals een tegenstelling een spiegeling is in het horizontale vlak, zo spiegelen de paarden zich in de tweede regel verticaal. Maar het is alsof al die tegenstellingen toch weer één worden - niet alleen in het water, maar ook in het snijpunt van het chiasme. 

Het is dus bepaald niet zo dat Geerds zijn heldere, strakke taal onvakkundig hanteert. Uit deze bundel blijkt ook nog eens dat hij in nogal diverse stijlen kan schrijven: van lyrische gedichten via de Staphorst-toon naar heldere waarnemingen naar tamelijk ondoorgrondelijke taalbouwsels. En de inhoud is al even divers: er zijn readymades (dat zijn teksten die vrijwel letterlijk overgenomen worden uit een andere tekst): een klassieke tekst over castreermethoden, maar ook vanuit Exodus 16, veel natuurgedichten, een gedicht bij werk van Van Goijen, een "In memoriam", een aftelrijm, een gedicht over Westerbork... en zo kan ik nog wel even doorgaan. 

Allegaartje
Maar zit er, bij alle diversiteit in toon en thematiek, een eenheid, een leidende gedachte, een ruggengraat in deze bundel? Geerds suggereert het wel. Hij heeft als openingsgedicht een vers over de Weerribben opgenomen, als een soort ingang, en een vers over de Weerribben luidt de bundel ook uit, bij het hek. Zou hij met al het verschillende tussen in- en uitgang iets van de overstelpende rijkdom van de schepping willen uitdrukken? Immers, ook de letters van de titel op het omslag vallen bijna of helemaal over de rand. Het is mogelijk, maar het lijkt mij toch een soort wonderlijm voor een wat merkwaardig allegaartje. De overgangen tussen de gedichten zijn daarvoor te groot. Het is geen wandeling door de Weerribben, het is een tocht door de hele werkelijkeheid - kriskras en van hot naar her. 

N.a.v. "Weerribben", door Koos Geerds; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2003; ISBN 90 295 2239 9; 60 blz.