Liefde - een oeroud thema, waarover de mensheid nooit raakt uitgepraat. Dat geldt ook voor de zeven auteurs die de verhalen leverden voor de bundel "Ik kan je niet vergeten". In elk van de elf verhalen speelt de liefde de hoofdrol. Toch is de bundel het belangwekkendst als een proeftuin voor nieuw christelijk proza.
Het wordt op de flaptekst van deze bundel niet uit de doeken gedaan, maar het is zonneklaar dat dit boek zoiets is als een probeerboek. De zeven auteurs -Marie van Beijnum, Enny de Bruijn, Els Florijn, Niek Sterk, Dolores Thijs, Elly de Vries en Marjo van Vuuren- hebben geen van allen een roman of een verhalenbundel gepubliceerd. Van diversen (de meesten?) van hen is het de eerste keer dat een eigen verhaal in druk verschijnt. Dat geeft een eigen karakter aan dit boek.
Wat mij betreft is de verschijning van dit boek uitermate zinvol. Een publicatie van een verhaal is heel stimulerend voor een auteur. De vele reacties scherpen een auteur bij zijn verdere schrijverscarrière. Of helpen hem/haar snel uit de literaire droom - ook dat kan nuttig zijn.
De bundel opent met het verhaal "Fresco in de regen". Hierin wordt verhaald hoe een vrouw bijkomt na een ernstig ongeluk en bezoek krijgt van haar stiefdochter. Met haar was de vrouw min of meer gebrouilleerd geraakt. Deze stiefdochter ziet nu echter in dat zij haar stiefmoeder ten onrechte niet accepteerde, en ze wil het tij keren. De vrouw accepteert dat en ervaart rust, waarbij zij flarden van de Matthäus Passion denkt te horen.
Dit is kort samengevat de inhoud van "Fresco in de regen". Het klinkt op zichzelf aardig, maar het vervelende is dat dit alles zich voltrekt op nipt twintig bladzijden. Er gebeurt dus veel te veel in het verhaal, waardoor bepaalde dingen niet worden uitgediept en onwaarschijnlijk worden.
Iets anders wat te denken geeft: de sociaal-psychologische verhoudingen tussen de verhaalfiguren staan in dit verhaal in het centrum van de aandacht. Maar niet alleen in dit verhaal. Een tamelijk expliciete psychologisering van de relaties is typerend voor de meeste andere verhalen. Ik ben bij het lezen van het verhaal "De terugkeer" eens gaan aanstrepen welke bewoordingen passen in het hulpverlenersjargon: "oude wonden werden opengereten"; "verwerkt verdriet maakt een mens milder en rijper"; "Mijn trots verbood me hem mijn verdriet te laten zien dat ik voorgoed begraven dacht"; "De uitgebluste blik van iemand die op haar veertigste nog steeds naar de zin van het leven zocht, behalve bij zichzelf, en die ze daardoor maar niet kon vinden"; etcetera.
Maar mag dit dan niet, die psychologisch aandacht? Het mag wel, als het maar op de goede manier gebeurt. Je kunt als schrijver heel gemakkelijk zaken van een etiket voorzien. Als er twee mensen een bepaalde relatie hebben, kun je die relatie meteen inkaderen in (semi-)psychologische begrippen: "onverwerkt verdriet", "verwaarlozing", "geldingsdrang". De auteur die zijn of haar heil te snel zoekt in deze reflecterende uitdrukkingen, wordt voorspelbaar en saai. Het leven ontsnapt bovendien tussen zulke beschouwelijke regels door.
De auteur bij wie het allereerst om ménsen gaat, zal de begripskaders van de psychologie niet snel invoeren en zodoende de ruimte geven aan het volle leven. Dan mág het dus, een psychologische insteek.
Maar slagen de auteurs van "Ik kan je niet vergeten" hierin, onder de genoemde voorwaarde? Meestal niet. Waarschijnlijk is dat de reden waarom mij een vermoeid gevoel bekroop toen ik de reeks verhalen las.
Netelige thema's
Maar dat is een algemeen oordeel, een leeservaring die niet voor elk verhaal opgaat; en bovendien zijn er in allerlei verhalen ook goede zaken aan te treffen. Ik noem een paar opvallende dingen. Diverse auteurs stellen met enige durf netelige thema's aan de orde: overspel/ontrouw ("Diep water" en "Mutatie"), internetrelaties (in "Cheating & chatting"), homofilie ("Robin"). Er staat de lezers een aantal verrassingen te wachten, zoals: een echtpaar dat zonder het te weten met elkaar chat ("Cheating & chatting") en een vreemde ontmoeting tussen twee briefschrijvers ("Wederzijds").
Verder zijn interessant: een dragend motief van een regenboom dat de lezer wel enig speurwerk opgeeft ("Fresco in de regen"), een mooie slotscène aan het strand ("Diep water"), de poging een no-nonsense stijl te ontwikkelen ("La caseta") of de experimenten met een surrealistische sfeer in "Robin". Ook de tekening van de genegenheid voor een radiostem in "Troost" heeft sterke kanten.
Echte tegenvallers zijn "Lieve Carla" en "Nooit meer Den Helder" (waarin je zinnen tegenkomt als "O grote griezels." en "Hè, hè, wat had ze het druk gehad.").
Een schrijfster die er wat mij betreft uitspringt is Marjo van Vuuren. Van haar zijn drie verhalen opgenomen, die allemaal iets verrassends hebben. Van Vuuren probeert duidelijk een paar verschillende stijlen uit: surrealistisch tegenover direct en "to the point".
Zij heeft ook oog voor de spanningsboog, die bij bijvoorbeeld "Robin" pas in de laatste zin verbroken wordt. Als je dat vergelijkt met de andere verhalen, blijkt dat daar de spanning al behoorlijk aan het wegebben is wanneer je zo'n bladzijde of vijf van het einde bent.
Al met al een verhalenbundel die een palet biedt van mogelijkheden en onmogelijkheden - wat vooral door de auteurs zelf weer zal moeten worden verwerkt en omgesmeed tot nieuwe daden op het rechthoekige wit.
N.a.v. "Ik kan je niet vergeten, verhalen over liefde", door Marie van Beijnum e.a.; uitg. Kok, Kampen, 2003; 224 blz.; ISBN 90 435 0719 9.