De roman "Ik zal raad geven" van ds. D. J. Budding is netjes uitgevoerd in een gebonden omslag. Een tekening van Rino Visser siert de harde kaft van dit vervolg op "Ik zal wederbrengen".
Johannes is een jonge dominee in een dorp. De kerk, die langzaam leeg liep, zit sinds zijn komst weer vol, op tweede feestdagen zelfs met mensen uit andere gemeenten, op oudejaarsavond zelfs ondanks hevige sneeuwval. Vooral de jeugd en de ouderen die van de kerk zijn afgedwaald, hebben het hart van de predikant. Hij doet alles om hen weer bij het Woord te betrekken en wijst hen vol liefde op de noodzaak van bekering. Hij gaat naar het seminarie voor bijscholing en voelt zich daar niet thuis tussen vrijzinnige en vrouwelijke collega's.
De meeste verhalen betreffen van de kerk afgedwaalde mensen, en dat geeft het boek wel een enigszins eenzijdig karakter. Hoewel dat ongetwijfeld niet de bedoeling is, lijken vooral de leren jacks, alcoholmisbruik, wielrennen op zondag, harde muziek en dans belangrijke thema's te vormen. Soms mis je als lezer de nuances en krijg je een wel erg zwart-witte indruk, waarbij het gevaar van vooroordelen en veroordelen op de loer ligt.
Het is echter juist de hartelijke wens van de auteur om "aan het nageslacht door te geven dat God een God van wonderen is." Wellicht heeft hij daarom ook pogingen gedaan om eenvoudige en zelfs wel erg populaire taal te hanteren. Het gaat in dit boek over een meisje dat "een droppie" is, over een "mieterse avond", iets "helpt geen zier" en "ze zijn gek op elkaar." Anderzijds zal een randkerkelijke of "anders kerkende" lezer zinnen als deze toch niet goed verstaan: "Er was overname en gemeenschap."
Held
Het perspectief van waaruit geschreven is, wisselt voortdurend en de karakters komen niet goed uit de verf. De hoofdpersoon bijvoorbeeld is zodanig de held van het verhaal, dat hij gaandeweg zijn menselijkheid dreigt te verliezen. Heeft hij het zelf moeilijk, dan nog blijken zijn toehoorders bijzonder door hem gesticht te worden. Hij krijgt van jonge meisjes brieven met opschriften als "Lieve dominee" en "Geliefde dominee". Bij herhaling gaat het over een man die zijn preken via de kerktelefoon beluistert en vervolgens zegt dat er "goud uut dat kastje" komt. Als de dominee uiteindelijk een beroep naar elders aanneemt, wordt er in zijn huidige gemeente "menig traantje weggepinkt."
In het "Woord vooraf" schrijft de auteur aan de ene kant dat "het merendeel" van de gebeurtenissen uit dit boek werkelijk heeft plaats gevonden. Aan de andere kant stelt hij echter dat de hoofdpersoon Johannes en Eline niet mogen worden vereenzelvigd met de auteur en zijn vrouw. Kennelijk is "Ik zal raad geven" geen echte roman, maar ook weer geen autobiografie. Misschien had een duidelijke keuze dit boek sterker kunnen maken.
N.a.v. "Ik zal raad geven", door ds. D. J. Budding; uitg. De Ramshoorn, Goes, 2003; ISBN 90 76466 29 7; 208 blz.