In 1858 trekt Jan Cornelis van Rooy met vrouw en kind naar Zuid-Afrika. Aan het leven dat zij en hun nageslacht daar vervolgens leiden, wijdt Jan W. Klijn zijn jongste boek. De vraag rijst waarom auteurs een op de historie gebaseerd verhaal in een roman gieten in plaats van het gewoon als eerlijke (auto)biografie te presenteren.
De eerste hoofdpersoon in "De bergen zullen vrede dragen" van Jan W. Klijn komt in 1835 ter wereld in een rooms-katholiek gezin. Hij wordt echter protestant en reist naar Zuid-Afrika om daar het Evangelie te verkondigen.
Klijn vertelt vol enthousiasme het levensverhaal van deze Van Rooy en ook dat van zijn kleinzoon professor Koos, die de hoofdpersoon is in het tweede deel van dit boek. De auteur heeft zijn best gedaan zich zo goed mogelijk in hun geschiedenis in te leven en besteedt veel aandacht aan sfeerbeschrijvingen. De zeereis, de lange rit per ossenwagen, het dagelijks leven in Zuid-Afrika - Klijn noteert het allemaal aan de hand van documentatie en verhalen van Koos van Rooy.
In zijn voorwoord zegt hij zich wel "literaire uitstapjes" te hebben veroorloofd: hij heeft feiten aangevuld met fictie. Deze keuze licht hij echter niet toe. Het zou kunnen zijn dat het verhaal op zich -voor een breed publiek althans- toch niet boeiend genoeg was.
Stijlfouten
Het is jammer dat de auteur bovendien slordig omspringt met de "romanvorm" waarin hij het verhaal -aldus zijn voorwoord- had willen gieten. Geregeld stapt hij af van de tegenwoordige tijd waarin hij doorgaans schrijft. Hij vertelt hier en daar alvast iets dat pas veel later zal plaatshebben of springt zomaar terug in de geschiedenis. Het hanteren van een chronologische volorde had deze roman overzichtelijker gemaakt.
De meeste onduidelijkheid wordt echter veroorzaakt door de vele stijlfouten. Als lezer stuit je op uitdrukkingen als "strand dat voor de dieren klaarblijkelijk onwennig is" en "hij blijkt een gouden greep te zijn." De auteur schrijft dat iets iemand veel slapeloze nachten kóst, waar hij bedoelt dat het iemand slapeloze nachten bezórgt. Hij heeft het over beducht zijn óp slangen, in plaats van beducht zijn vóór slangen en over "Vendas" die "wijsheid wordt toegediend."
Indrukwekkend
Veel zinnen zijn gewoon niet fraai: "reukjes die haar reukorgaan bereiken" en "het bevolkingsrijke, zwarte Vendavolk." Van dit volk wordt bovendien gezegd dat het de heuvels bedekt als een rustgevende deken, terwijl de auteur hoogstwaarschijnlijk refereert aan de bossen waarover hij het weliswaar ook heeft gehad, maar die toch echt niet het onderwerp zijn waarnaar hij hier verwijst.
Een groot deel van de komma's staat niet op zijn plaats en vooral in deel twee klinken de zinnen vaak bombastisch, doordat ze worden ingeluid met "En zie," of "Maar zie." Overigens is het boek netjes uitgevoerd in een gebonden omslag.
N.a.v. "De bergen zullen vrede dragen", door Jan W. Klijn; uitg. De Banier, Utrecht, 2003; ISBN 90 336 2776 0; 253 blz.