De Bijbelse figuur Maria Magdalena staat de laatste jaren volop in de belangstelling. Onder meer door toedoen van het boek ”De Da Vinci Code” van Dan Brown denkt menigeen dat zij de vrouw van de Heere Jezus is geweest en dat de kerkelijke autoriteiten dat huwelijk verborgen hebben gehouden. Angela Hunt voegt aan de stroom van publicaties een roman over Maria Magdalena toe waarin Bijbelse gegevens en fantasie volledig door elkaar lopen.
In Hunts boek ”Magdalena” heet de vrouw die Jezus veel vergeven heeft Miryam van Magdala. Uit de Bijbel komen we niet veel over haar te weten, dus het beeld dat uit deze roman oprijst is de weergave van de vrouw die Hunt voor ogen had. Daarin verwerkt ze het algemene, maar niet-Bijbelgetrouwe idee dat velen over Maria Magdalena hebben: een vrouw die bezeten was door boze geesten en zich aanbood als prostituee. De Miryam van Hunt is een stoffenverkoopster die zich vrijwillig openstelt voor Egyptische goden, nadat Romeinen haar gezin hebben uitgemoord. Verdoofd door die stemmen in haar hoofd laat ze mannen haar lichaam misbruiken. Als ze Jezus ontmoet, bevrijdt Hij haar van de demonen. Miryam wordt vervolgens een trouwe discipelin, en niet meer dan dat.
Hunt laat Miryam zelf aan het woord in deze bekentenisroman. Aan het begin van het boek bevindt Miryam zich op gevorderde leeftijd in een Romeinse gevangenis voor een dan nog onbekend vergrijp. Ze staat erop haar levensverhaal te vertellen, zodat de rechter zal begrijpen hoe ze tot haar bizarre misdaad is gekomen. Zo komt ook de lezer achter haar verleden.
Tijdens het lezen van dit boek kom je ongemerkt onder de indruk van Hunts kennis van de Joodse en Romeinse gebruiken en wetten, aangenomen dat die kennis op de juiste feiten berust. Ook citeert ze geregeld letterlijk uit de Bijbel, bijvoorbeeld als Jezus -in het boek heet Hij Yeshua- in Nazareth in de synagoge van Zichzelf getuigt dat de Geest des Heeren op Hem is.
Natuurlijk heeft Hunt veel erbij moeten bedenken om op basis van de beperkte gegevens over Maria Magdalena een roman te schrijven, maar hier en daar laat ze haar fantasie al te veel ruimte. Zolang het om gewone stervelingen gaat, is dat geen probleem, hooguit vindt de lezer het verhaal dan niet meer levensecht, maar waar ze de Heere Jezus tot in detail beschrijft, van Zijn lachrimpeltjes tot aan de manier waarop Hij schaterend Zijn hoofd in Zijn nek kon gooien, gaat ze een stap te ver. Jezus is té heilig om als romanfiguur te functioneren. Daarnaast gaat ze zeker twee keer de mist in, waar ze schrijft dat Jezus een ezel aangeboden krijgt bij Zijn intocht in Jeruzalem (Hij had Zelf opdracht gegeven aan Zijn discipelen om een ezelin te halen) en waar ze een Romein Miryam laat helpen bij de kruisafname.
Lezers van ”Magdalena” zouden gemakkelijk de indruk kunnen krijgen dat Hunts waarheid overeenstemt met de Bijbelse waarheid, doordat de Bijbelse gegevens het hele boek door opduiken en het verhaal mede zijn structuur geven. Wie zijn beeld van Jezus, zoals de Bijbel dat geeft, echter niet vertroebeld wil laten worden door Hunts verzinsels, moet ”Magdalena” maar links laten liggen. Wie het boek wel leest, is enkele uren kwijt aan een saai verteld verhaal dat te veel toevalligheden bevat om werkelijk indruk te kunnen maken.
N.a.v. ”Magdalena”, door Angela Hunt; vert. door Dorienke de Vries; uitg. Mozaïek, Zoetermeer, 2006; ISBN 90 239 9214 1; 392 blz.