Het wordt weduwe Anne Overduijne allemaal te veel. Deze verpleegster van het eerste uur in een plattelandsziekenhuis in Zierikzee werkt harder dan goed voor haar is. Bovendien staat ze alleen voor de opvoeding van haar dochter Marina.
Schrijfster Gerda van Wageningen schetst in "Geen roos zonder doornen" een aardig beeld van het reilen en zeilen binnen een ziekenhuis aan het begin van deze eeuw. In deze roman, een vervolg op "Pleegzuster Anne", treffen we de hoofdpersoon als ze drie jaar weduwe is. Echtgenoot Coert overleed aan een ziekte die hij bij zijn werk als chirurg opliep.
Anne is naar Zierikzee verhuisd en zet zich daar in voor de zieke medemens. Ze maakt kennis met Robert-Jan, arts én weduwnaar. Deze, bezorgd om haar gezondheid, waarschuwt Anne dat ze zichzelf wat meer moet ontzien. Zoveel bemoeizucht kan de verpleegster echter niet waarderen, en de relatie tussen beiden bekoelt. Het ligt voor de hand dat tegen het einde van het verhaal alle bezwaren overbodig blijken en weer twee mensen gelukkig zijn.
Van dit boek geldt dat je er in een avondje doorheen bent. Van een karakterontwikkeling bij de hoofdpersonen is niet bepaald sprake en de dialogen zijn vaak oppervlakkig en soms wat onnatuurlijk. Het verloop van het verhaal is voorspelbaar. Verstrooiende lectuur, maar niet meer dan dat.
N.a.v. "Geen roos zonder doornen", door Gerda van Wageningen; uitg. Zomer en Keuning, Amsterdam, 1996; 191 blz.