Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Drs. A. Verhoef

,,Nee, jij spreekt niet voor ons"

,,De mensen zullen wel weer zeggen:/ nee, jij spreekt niet voor ons/ (...) en inderdaad ze hebben gelijk". Hans Lodeizen mag zich dan in zijn gedichten van gewone spreektaal bedienen, hij zegt zelf dat hij niet voor de grote massa dicht. Dat bracht A. L. Vreeken in 1975 ertoe om te stellen dat Lodeizen een aristocratische levenshouding had. Nu zijn hele literaire nalatenschap bekend is geworden, moeten we dat beeld bijstellen. Zo je al zou mogen spreken van aristocratie, dan is die nogal eens van laag allooi. 

Toen een wetgeleerde de Heere Jezus vroeg wat het belangrijkste gebod van de wet was, antwoordde Hij: ,,Gij zult liefhebben de Heere uw God (...). Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven" (Matth. 22:37-39). 

Wanneer we met deze bijbelse toetssteen de gedichten van Hans Lodeizen nog eens gaan lezen, schrikken we. De voorloper van Vijftig was geen vriend van de massa, maar ook het individu werd niet gespaard. 

Zo getuigt het van weinig innerlijke aristocratie, als je een collega-dichter twintig jaar na diens overlijden 'eert' met een "In memoriam" dat het niveau van dichterlijk moddergooien niet overstijgt. Dat lot was de Tachtiger Frederik van Eeden beschoren. Het aan hem gewijde vers in de "Verzamelde gedichten" zal ik niet breed citeren. De slotregel zegt genoeg: ,,Beroemdheid blijft als een poeplucht hangen". In het geheel van Lodeizens oeuvre is dit gedicht een misser. 

Godslasterlijk
Wat niet weet, wat niet deert. Wel, toen Vreeken in 1975 Lodeizen een aristocratische levenshouding toedichtte, wist hij niet af van dit "In memoriam". Wie Lodeizens enige bundel "Het innerlijk behang" ter hand neemt of latere, met andere gedichten uitgebreide edities van Lodeizens werk, zal het gedicht over Van Eeden niet vinden. Dat is nu in de "Verzamelde gedichten" voor het eerst gepubliceerd. Op deze wijze krijgt de lezer om het met de verzorgers van de nieuwe bundel te zeggen- ,,een geschakeerder beeld van de dichter". Een beeld dat hier en daar wel degelijk deert! 

In het bijzonder geldt dat de verzen waarin Lodeizen over God spreekt. Heel de Bijbel demonstreert de majesteit van de Heere. Daar mogen we nooit lichtvaardig mee omgaan. Lodeizen laat zich weinig gelegen liggen aan de eer van God. Eigenlijk is het hele Godsbegrip voor de dichter achter de horizon verdwenen. Maar de weinige keren dat de Heere ter sprake komt in zijn (nu voor het eerst zo goed als volledig verschenen) oeuvre, gebeurt dat op een badinerende, God-onterende toon. Zo schrijft hij op 17 mei 1948 een gedicht waarin hij de Heere tekent als een soort bon vivant, een man die eet en drinkt en vrolijk is onder een appelboom... 

Licht in de nacht
We kunnen onmogelijk stellen dat er geen perspectief, geen toekomstverwachting te vinden is in het oeuvre van Hans Lodeizen. Alleen, dat perspectief is strikt horizontaal gericht: 

,,Wij schrijven voor de grote revolutie/ Die alle deuren zal openen/ En de vensters ziende zal maken/ In de nacht// Want zonder deze hoop/ Zouden we ons met een kogel verzoenen/ Wij leven om te zien// een licht te zijn in de nacht van de wereld" (258). 

Wie die laatste regel isoleert, zou geneigd zijn daar een christelijke betekenis aan te hechten. Maar het licht van Lodeizen had een eindig karakter. De verwachting van Lodeizen liep steeds weer stuk op de werkelijkheid. En het leven van Lodeizen bleek broos te zijn. 

Heilsgeschiedenis
In 1949 tobde hij met zijn gezondheid. Maar ook dan nog schrijft hij gedichten die je de rillingen over de rug doen lopen. Op 18 mei van dat jaar, zo maken we op uit de aantekeningen achter in de "Verzamelde gedichten", schrijft hij het gedicht "God zijn spiegel" (315), een parodie op de schepping en de heilsgeschiedenis. In amper dertig regels haalt de dichter hier de Vader en de Zoon door de modder... 

Dat ridiculiseren ,,het belachelijk maken van Gods almacht door Zijn onmacht te benadrukken" (G. Slings)- is een element dat we verdrietig genoeg in de literatuur van na de Tweede Wereldoorlog regelmatig aantreffen. De in 1995 overleden auteur W. F. Hermans deed hetzelfde met kennelijk veel genoegen in zijn roman "Nooit meer slapen". Lodeizen schroomde er niet voor de zwaarste vloek tot zijn poëtisch idioom te rekenen. 

De flaptekst van de "Verzamelde gedichten" vertelt ons dat Hans Lodeizen al decennia lang een van de meest gelezen Nederlandse dichters is. Gelet op het bovenstaande, nu zo goed als al zijn gedichten gepubliceerd zijn, kun je niet anders dan met de dichter zelf zeggen: ,,Nee, jij spreekt niet voor ons". 

N.a.v. "Verzamelde gedichten", door Hans Lodeizen; uitg. G. A. van Oorschot, Amsterdam, 1996; 684 blz.