,,De poëzie van Jacqueline van der Waals is volgens mij een langer leven beschoren dan die van Marsman. Haar gedichten zijn universeel. De stijl van haar proza doet soms wat gedateerd aan, maar de verhalen zijn interessant en noodzakelijk om haar te kunnen begrijpen. Met de uitgave daarvan is het monument voor de dichteres compleet", zegt drs. Henk van der Ent. Hij is de samensteller van het "Verzameld proza", waarin de verhalen en essays van Jacqueline van der Waals voor het eerst zijn gebundeld.
Van der Ent verzorgde eerder de uitgave van de "Verzamelde gedichten". Verder schreef hij, samen met drs. J. Kramer-Vreugdenhil, een biografie van de dichteres. In zijn inleiding op de verhalen stelt hij: ,,Dit verzameld proza komt misschien te laat. De stilistisch gezien prachtige passages kunnen het niet redden, omdat op veel andere plaatsen syntactische muren zijn opgetrokken die alleen vanaf de steigers van de bouwtijd bewonderd kunnen worden. Deze verzameling verschijnt echter niet te laat voor hen die het literair-historische belang daarvan inzien, voor degenen die een scherper beeld van de dichteres willen krijgen en voor hen die de boodschap van deze schrijfster waarderen".
Bijna alle proza dat Jacqueline tijdens haar leven publiceerde, heeft een plaats gevonden in de bundel. ,,Er is maar één artikel dat ik niet heb kunnen achterhalen", vertelt de samensteller. ,,Dat moet over de opvoeding van jonge meisjes gaan". De schrijfster publiceerde zo goed als altijd in het tijdschrift "Onze eeuw", een blad met een ethisch-irenisch karakter. ,,Haar vader, de natuurkundige aan wie de Van der Waals-krachten hun naam danken, was bekend in deze kring en ook Jacqueline zelf had er haar contacten. Misschien schroomde ze om haar werk naar andere tijdschriften te sturen. Voor haar was dit een makkelijke weg naar publicatie".
Autobiografisch
Behalve verhalen, waarvan sommige nogal sprookjesachtig, bevat de mooi uitgevoerde bundel de semi-autobiografische roman "Noortje Velt". Het boek beschrijft het leven van een meisje aan het begin van de twintigste eeuw. Ze ziet hoe anderen trouwen of verpleegster worden, maar zijzelf moet een andere weg gaan. Uiteindelijk aanvaardt ze haar van God opgelegde taak: het verzorgen van haar zieke tante en het schrijven van verzen.
,,Haar roman wordt meestal niet als haar beste werk beschouwd", zegt Van der Ent. ,,Ik zie ook zeker de zwakheid van dit boek, maar toch heb ik grote waardering voor de inhoud. De manier waarop Jacqueline de gevoelens beschrijft van een meisje dat haar vader heeft verloren, vind ik prachtig. Daarin verwerkt ze overigens haar eigen ervaringen als kind bij de dood van haar moeder".
Ook het verhaal "Die twijfelt aan eigen twijfel" lijkt autobiografisch van karakter. De geloofscrisis van de hoofdpersoon vertoont overeenkomst met de manier waarop Jacqueline zelf in haar gedichten twijfel en ongeloof heeft verwoord. ,,In haar hele werk staat de relatie van de ziel met God centraal", legt Van der Ent uit. ,,Ze is daarin eerlijk over haar twijfels. Een tijd lang was het zicht op de Eeuwige in haar leven verduisterd. In een van haar gedichten schrijft ze dat ze slechts met haar ongeloof aan de hemelpoort kan verschijnen. Ze staat als het ware met lege handen".
Passiviteit
Jacqueline van der Waals was door de ideeën van Kierkegaard en Ibsen gefascineerd en daaraan wijdde ze dan ook verschillende essays. Volgens Van der Ent staat de opvatting dat de mens zijn plicht tegenover God moet verrichten daarin centraal. Hij interpreteert dit thema als ,,zichzelf vormgeven, zich verwezenlijken door datgene te doen waartoe zijn plicht of zijn geweten hem roept". Die woordkeus is een andere dan Jacqueline zelf gebruikt: ,,zichzelf en zijn roeping tot het einde toe getrouw te zijn op den weg der volkomen zelfverzaking, ja met opoffering van al, wat ons dierbaar is en niet: zichzelf te zoeken op den weg der zelfzucht, waarop geen zelfbehoud te vinden is". Dat laatste doet denken aan Matthéüs 10: ,,Die zijn ziel vindt, zal dezelve verliezen; en die zijn ziel zal verloren hebben om Mijnentwil, zal dezelve vinden".
Van der Ent vindt dat Jacqueline niet als te passief moet worden afgeschilderd. ,,Haar overgave heeft iets te maken met een mystiek getinte bevindelijkheid. De wil van God stijgt voor haar boven die van de mens uit. Dat is geen negatieve lijdelijkheid. Ze vindt dat een mens het goede moet doen en zich verder niet hoeft te bekommeren om het effect. Ze houdt vast aan het aardse, hoewel ze dat tegelijkertijd relativeert".
Biografie
De biografie van Jacqueline van der Waals is in de ogen van Van der Ent aan herziening toe. Dat heeft volgens hem niets te maken met zijn eigen levensbeschouwelijke ontwikkeling, maar gewoon met nieuwsgierigheid. ,,Destijds mocht ik de papieren van de familie niet bekijken, maar ik wil nu nog eens proberen toegang te krijgen tot het familiearchief. Het beeld van de vrouw met het zwakke lichaam is inmiddels wel bijgesteld, maar ik heb zo langzamerhand het gevoel gekregen dat ze last had van zware depressies. Uit haar gedichten blijkt dat ze soms een groot doodsverlangen had, maar blijven leven was haar plicht. Ze zou graag willen genieten, maar dat kon ze niet. Haar kunst beschouwt ze als een masker: ,,Hoe dieper droefenis, hoe zoeter zangen". Paradoxaal genoeg put ze juist weer vreugde uit het schrijven van de gedichten waarin ze haar verdriet sublimeert".
Van der Ent geeft toe dat geloofstwijfel nog geen teken van psychische zwakte hoeft te zijn. ,,Maar bij Jacqueline ging de wanhoop soms heel ver. ,,Dan zie ik weer de sombre waanzinsvlagen/ des twijfels naderen, die nooit geneest", schrijft ze in haar eerste bundel".
De samensteller van haar verzameld werk kan zich op veel punten met het beeld dat hij van de dichteres heeft, identificeren. ,,Ik zie de kunst niet als middel om het onvermogen tot genieten te verwerken. Maar ik herken me in haar relativering van het aardse bestaan, in haar opvattingen over kunstenaarschap en over plicht en in haar staan met lege handen, zonder goede werken".
Mede n.a.v. "Verzameld proza", door Jacqueline E. van der Waals, verzameld en ingeleid door Henk van der Ent; uitg. De Groot Goudriaan, Kampen, 1996; 372 blz.