De uitgever noemt "Gesloten huis" op de achterflap ,,een autobiografische roman". Al lezend ontdek je snel dat dat heel letterlijk moet worden genomen. De hoofdpersoon is Tjit Reinsma, tegelijk de echte naam van de schrijver, Nicolaas Matsier. Tjit stelt na het overlijden van zijn moeder orde op zaken in haar huis, om het daarna definitief af te sluiten.
Het huis uit de titel is allereerst het ouderlijk huis te Den Haag, waar moeder Reinsma na het overlijden van haar man was blijven wonen. Na haar dood moet het worden ontruimd. Samen met zijn broer en zijn zus zoekt Tjit uit wat van moeders spullen nog het bewaren waard is. Door die bezigheden wordt Tjit geconfronteerd met de gereformeerde wereld waarin hij opgroeide en waarvan hij later rigoureus afstand nam.
Het leven thuis werd bepaald door het kerkelijke milieu van Abraham Kuypers Gereformeerde Kerken. Voor zijn eigen besef maakte Tjit in zijn jeugd het staartje mee van wat eens de brede maatschappelijke beweging vormde van de ARP, de Vrije Universiteit, het dagblad De Standaard later Trouw, de honderden jongelingsverenigingen en het christelijke weekblad De Spiegel.
Matsier formuleert het zo: ,,Een tijdperk dat in een halve eeuw zo compleet verdwenen was dat het inmiddels om een lang vervlogen verleden leek te gaan. De staart van dit tijdperk, de eerste tien, vijftien jaren na de oorlog, heb ik meegemaakt. Ze hebben mij genormeerd, en iets van dit alles is meer of minder in mij blijven voortleven, dwars door alle erop gevolgde jaren zestig, zeventig, tachtig, negentig heen. (...) Mijn behoefte om dingen te repareren, en niet weg te gooien, is vaak groot. Ik kan me er slecht bij neerleggen dat de dingen slijten, onmerkbaar maar altijd, dat ze een zwakke plek plegen te hebben, en kapotgaan, gewoonlijk op een ondergeschikt punt, terwijl ze "verder" nog zo goed zijn".
Meesterschap
Zuinigheid als een nog nawerkend kenmerk van een vervlogen periode. Tot deze overwegingen komt Tjit als hij in een schrift uit de nalatenschap van zijn moeder bladert waarop de titel "Huishoudelijke voorschriften" geschreven staat. Zijn ouders plakten in de loop van de jaren dat schrift vol met talloze krantenartikeltjes, vraag-en-antwoordrubrieken en recepten uit het plaatselijke blad Het Krommenieërtje en andere kranten. Al bladerend krijgt Tjit een scherp beeld van de leefwereld van zijn ouders en die van zijn vroege jeugdjaren.
Matsier bewijst hier overigens zijn meesterschap. De onbenulligheid van het knipselschrift verdwijnt als sneeuw voor de zon onder de vaardige pen van de auteur. Matsiers schrijftrant is precies, afgemeten, humoristisch en tegelijk vol ingehouden emoties. De spanning die hij daarmee in de vele details weet te leggen, resulteert in een surplus aan betekenis: een heel tijdperk krijgt contouren in wat Tjit aan huishoudelijke feitjes bijeenleest uit het schriftje. Ook de persoonlijke geschiedenis van Tjit belandt hiermee op een algemener plan. Zijn levensverhaal blijkt de spiegel van een tijdperk.
Herinnering
Verreweg het grootste deel van "Gesloten huis" bevat de herinneringen die bij Tjit bovenkomen tijdens het opruimen van het huis. Maar tegelijk gaat het boek over veel meer. Dat uit zich in de vele, onnadrukkelijk ingevoegde, bezinnende passages. Bijvoorbeeld over een onderwerp als de herinnering. Tjit stelt vast dat de herinnering een onzeker instrument is om iets te weten te komen over het verleden: ,,Eenzelfde onzekerheid geldt in iets maar niet heel veel mindere mate voor de herinnering als zodanig. Het geheugen, met al zijn onbewuste trucs, is als een kok die een maaltijd opdient: gewoon gemaakt van wat zoal voorhanden is. Maar het is nooit dezelfde maaltijd".
Wat voor de herinnering in het algemeen geldt, gaat ook op voor Tjits herinneringen zoals opgetekend in "Gesloten huis". Daarom maakt de relativering van de waarde van herinnering ook duidelijk dat het autobiografische karakter van deze roman in een bepaald licht moet worden gesteld: het licht van de kunst. Anders gezegd: deze autobiografie van Nicolaas Matsier leunt aan tegen fictie, steunt op fictie. Immers: ,,De herinnering zelf is de kunstenaar", schrijft Matsier als vervolg op het hiervoorgaande citaat.
Deze theorietjes in de marge leiden op hun beurt ook weer verder, naar misschien wel het hoofdthema van "Gesloten huis". Het volgende citaat verbindt de herinnering dus het boek als geheel, zou je kunnen zeggen- met levensbeschouwing: ,,Het geheugen heeft veel gemeen met de levensbeschouwing. Of, nog een maat groter, de wereldbeschouwing. Die is er, en die is er altijd. Die komt hoe dan ook tot stand, dat is het gekke. Misschien niet al te welomschreven, maar altijd rond. Een kind heeft al een levensbeschouwing.
Nooit zal er ook later in het leven- iemand zeggen: wacht eens even, ik heb nog niet voldoende meegemaakt, en over dat beetje ben ik nog lang niet uitgedacht, eerlijk gezegd ben ik nog niet eens begonnen... Welnee, je doet het met wat je hebt. En omgekeerd, datgene wat je doen wilt, maakt uit wat je hebt".
Pessimisme
Levensbeschouwing presenteert Tjit hier als een zelfgemaakt geheel, opgebouwd uit persoonlijke levenservaringen. Uiteindelijk leidt dit standpunt tot een bodemloos pessimisme. Dat zal Tjit beamen, en met hem Nicolaas Matsier. Het is ten slotte in essentie wat rest, nadat Tjit het huis van zijn moeder, en later dat van zichzelf, ,,in orde heeft gebracht". In de taal van de Statenvertaling heet dit laatste: ,,Nadat hij bevel heeft gegeven aan zijn huis". Datzelfde moest ook koning Hizkia doen toen hij ,,krank werd tot stervens toe" (2 Koningen 20:1) was.
Deze bijbelse verwijzing is niet een toevoeging van buitenaf, het boek zelf legt het verband. Na het opruimen van het huis van moeder Reinsma, besluit Tjit namelijk ook zijn eigen huis op te ruimen. Anders gezegd: hij begint orde op zaken te stellen in zijn levenshuis. Hij duikt in oude paperassen, leest van alles door, schift de boel en herinnert zich nadrukkelijk zijn psychische inzinking aan het eind van de jaren zeventig. ,,Ik was aan het opruimen, al wekenlang, maar nu in het eigen huis. Terwijl luid Bachs "Actus tragicus" om mij heen klonk, mijn lievelingsmuziek van ogenblik en periode. Uiterst opgewekte muziek, waardoor ik mij graag liet vermanen: ,,Bestelle dein Haus;/ denn du wirst sterben/ und nicht lebendig bleiben!""
Zoals hierboven aangegeven: Jesaja gebruikte tegen koning Hizkia dezelfde woorden als vele eeuwen later de componist Bach: ,,Maak uw huis in orde, want u zult sterven en niet leven". Deze bijbelse verwijzing stelt het boek in een levensbeschouwelijk kader. Centraal in "Gesloten huis" staat voor Tjit het op orde brengen van zijn levenshuis. Nicolaas Matsier, zo mag je de lijn wel verder trekken, maakt de balans van zijn leven op. Hij stelt orde op zaken en geeft zich rekenschap van zijn levensweg.
Veelkleurig
De titel van de roman blijkt dus geladen met verschillende betekenissen, die elkaar onderling aanscherpen en bepalen. Het huis uit de titel is niet alleen het huis van zijn overleden moeder te Den Haag, het is tevens zijn ouderlijk huis te Krommenie. Ook staat het huis voor zijn jeugd, zijn opvoeding, de gereformeerde leefwereld van vroeger, terwijl het in de diepste zin op zijn levenshuis wijst. In allerlei gewone, alledaagse dingen uit "Gesloten huis" is door deze veelkleurigheid van de titel een echo te horen van het hoofdthema: "Bestelle dein Haus".
Zoals voor veel schrijvers van vijftig jaar en ouder geldt, kende Matsiers levensweg een belangrijk breekpunt. Hij nam net als bijvoorbeeld Gerrit Krol, Rutger Kopland en Jan Siebelink afstand van zijn gereformeerde opvoeding. In tegenstelling tot het werk van iemand als Maarten 't Hart, spreekt uit "Gesloten huis" echter geen rancune. Die fase heeft Matsier achter zich gelaten.
Nadat hij jarenlang als jongere niet meezong in de kerk en later stiekem de kerkdiensten verzuimde om zich bij het uitgaan van de kerk gewiekst in het gewoel van de kerkgangers te begeven, zet hij er op een gegeven moment een duidelijke, officiële punt achter. Tjit beweert dat dat feitelijk niet veel meer betekende, omdat hij voor zichzelf al veel eerder die punt zette. Toch is de herinnering van zijn officiële breuk met de kerk geladen met emoties. De breuk met de kerk betekende tegelijk de pijnlijke breuk met zijn ouders.
Kruisingsloos
Opvallend is hoe Matsier de ik-vorm, waarin vrijwel de hele roman is gesteld, hier loslaat en inwisselt voor de hij-vorm. Deze afstandelijke verhaalvorm "ik" wordt "hoofdpersoon"- dient hier om de emoties in de greep te houden: ,,Op een dag, vanzelfsprekend een zondag, gebeurde het tenslotte dat de al in jaren gevorderde hoofdpersoon van deze geschiedenis zomaar toesloeg. Zijn vader verzorgde met zijn auto een bejaardentransport hij ,,reed bejaarden", zoals dat heette; de gedachte was: het meer mobiele gemeentelid brengt het minder mobiele naar de kerk, zijn vader was dus al weg, zijn moeder had haar zwarte bontjas al aan en was bezig haar tweede handschoen aan te trekken toen hij tot zijn eigen verrassing ,,Ik ga niet meer mee" zei, waarop zijn moeder, alsof het scenario voor deze gebeurtenis al jaren klaarlag, begon te huilen; huilend de trap opging; en zich huilend, in bontjas, op het echtelijk bed legde. De zoon begaf zich intussen naar zijn voormalige jongenskamer, keek uit het dakraam, en voelde zijn lafheid en zijn opluchting. Het gesnik van zijn moeder duurde voort tot haar man terugkwam van het bejaarden rijden". Naderhand sprak men in huize Reinsma niet meer over dit voorval.
Later, tijdens de periode van zijn psychische inzinking, heeft Tjit een confrontatie met zijn ouders over het geloof. Ze blijken nog steeds hun geloof te hebben behouden. Maar Tjit denkt naderhand bij het bekijken van een kladblok waarop verkeersborden staan afgebeeld: ,,(...) alleen maar verkeersborden. Niet links afslaan, niet inrijden, stoplicht op rood, eenrichtingsverkeer, verboden voor fietsers, doodlopende weg, maar ik bevond mij allang op de snelweg, om mij kruisingsvrij te begeven waarheen mijn hart mij ingaf".
Dit citaat bevat de resultante van het "in orde maken van zijn huis". De hinderlijke verbodsregels zijn achter de rug, er staan geen stoplichten meer op rood. Tjit bevindt zich op een levensweg zonder lastige kruisingen - zonder kruis. De weg van het eigen hart.
N.a.v. "Gesloten huis", door Nicolaas Matsier.