Datum:
"Wat de toekomst brengen moge..." Wie geen vreemdeling is in Jeruzalem, zal deze woorden zonder haperen kunnen aanvullen. Inderdaad: het zijn de beginwoorden van het bekende gezang: "Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heeren hand". Op menige zangavond zal het, zeker nu aan het einde van het jaar, gezongen worden.
In de oude Hervormde Bundel (de zogenaamde bundel van 1938) is het opgenomen in de rubriek Oud- en Nieuwjaar. Dat zijn de gezangen 292 tot en met 300, waarvan de eerste en de laatste het bekendst geworden zijn: 292 is "Uren, dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaduw heen" van de hand van Rijnvis Feith en 300 is "Wat de toekomst brenge moge". De dichteres hiervan is Jacqueline van der Waals, die leefde van 1868 tot 1922. Het is haar enige gezang. Andere verzen waar haar naam aan verbonden is, zijn vertalingen van Engelse of Duitse gezangen. Het woord vertalingen moeten we niet al te letterlijk nemen, want zij vertaalde ook niet letterlijk. Soms was het een zeer vrije vertaling, waarin een stuk persoonlijke geloofsbeleving én geloofsstrijd onder woorden werd gebracht.
Zeer bescheiden is Jacqueline van der Waals haar loopbaan begonnen. Voor haar eerste gedichten kon ze geen uitgever vinden. Jaren later kwam zij in contact met de beroemde theoloog prof. P. D. Chantepie de la Saussaye. Ze was geweldig gegrepen door zijn boek "Twijfel en zekerheid", dat ze las in een periode van twijfel en aanvechtingen. Na enige tijd vertelde zij hem dat ze voor haar gedichten geen uitgever kon vinden, waarop Chantepie contact legde met uitgeverij Bohn in Haarlem, waar hij zijn werken uitgaf.
In het jaar 1900 (over enkele dagen een eeuw geleden) verscheen haar eerste bundel. Alles eraan is bescheiden. De titel is "Verzen", korter kan bijna niet en ook gebruikte ze haar eigen naam niet. De bundel verscheen onder het pseudoniem UEV (Una Ex Vocibus - Een uit de stemmen). Dit pseudoniem speelde jaren later in haar eerste en enige roman "Noortje Velt" ook een rol. In die roman, die sterk autobiografisch is, komt een meisje voor met dezelfde afkortingen UEV, maar nu als Ursula Eleonore Velt.
Prof. Chantepie was zeer onder de indruk van haar gedichten en hij bood haar aan die ook te publiceren in zijn blad Onze Eeuw. Ook daar ondertekende ze met UEV. Zelfs de andere redacteuren wisten niet wie erachter schuil ging. Regelmatig plaagden zij prof. Chantepie als er weer gedichten binnenkwamen van UEV en zeiden ze: Er zijn weer gedichten van Uw Enige Vriendin! Na plusminus vijftien jaar besloot Jacqueline van der Waals zich bekend te maken en onder eigen naam verder te publiceren.
Twee lijnen vallen op: enerzijds de gedichten over de natuur, waarvan "De Najaarslaan" zeer bekend geworden is. Anderzijds haar gedichten en vertalingen van gezangen waarin het geloof centraal staat. Het initiatief nam ze niet zelf. Het was de bekende evangeliste Maria van Woensel Kooy die haar vroeg bepaalde Engelse en Duitse gezangen voor haar te vertalen, voor de bundel die ze bezig was samen te stellen. Het is de bundel "Oude en Nieuwe Zangen" geworden, die tientallen herdrukken beleefde.
In haar zoeken naar geloofszekerheid, steun en troost komt regelmatig het woord rots terug, zoals in Gezang 174: Vaste Rots van mijn behoud. En in een ander gezang: "Leidt Gij mij voort, langs rots en stroom." Na een lange worsteling komt ze tot het enige gezang dat ze zelf dichtte: "Wat de toekomst brengen moge". Ze dichtte dit in de periode dat ze al leed aan kanker, waaraan ze enkele jaren later sterven zou. Het is dan aangrijpend als je de woorden zingt: "Vader wat Gij doet is goed." In kinderlijk vertrouwen klinken de woorden van het derde vers: "Neem mijn hand in Uwe handen en geleid mij als een kind."
Deze column is de laatste van dit jaar, deze eeuw en dit millennium. Ik wens u een goede jaarwisseling en een gezegend nieuwjaar met de regel van het laatste couplet: "Waar de weg ons brenge moge..."