In "Voer voor psychologen" vertelt Harry Mulisch ergens dat hij eigenlijk uitvinder had willen worden. In zijn ouderlijk huis in Haarlem had hij een klein laboratorium ingericht, waarin hij zijn proeven uitvoerde. Op de deur stond een bordje met: "Laboratorium prof. mr. ir. H. K. V. Mulisch Esq. Deur sluiten. Stilte". Hij werd daartoe geïnspireerd door een jongensboek van Leonard Roggeveen, "De ongelofelijke avonturen van Bram Vingerling". De held van dit boek had langs chemische weg een middel uitgevonden en met succes op zichzelf beproefd om onzichtbaar te worden. Het ideaal van de jonge Harry was om de 'Steen der Wijzen' te vinden. Daarnaar hadden de alchemisten uit de Middeleeuwen allang tevergeefs gezocht. Maar de jonge Mulisch probeerde het opnieuw: het ging hem erom iets te vinden waardoor alle verschijnselen konden worden verklaard.
Harry Mulisch had dus eigenlijk een groot scheikundige moeten worden. Het is echter anders gelopen. In plaats daarvan werd hij een belangrijk Nederlands schrijver in de tweede helft van onze twintigste eeuw. Maar op zijn manier is Mulisch steeds een uitvinder gebleven. Hij schrijft eigenlijk nooit 'zomaar' een verhaal. Er is altijd wel een verband tussen de feiten uit het verhaal, de feiten uit de werkelijkheid én de oude mythen der mensheid. Harry Mulisch is een magiër gebleven, die op een volstrekt eigen wijze mythen herschept.
Harry Kurt Victor Mulisch werd op 29 juli 1927 -volgende week precies zeventig jaar geleden- in Haarlem geboren als zoon uit het huwelijk van de Oostenrijks-Tsjechische Karl Victor Kurt Mulisch (geboren 1892) en de joodse Alice Schwartz (geboren 1908 in Antwerpen). Zijn grootvader van moeders zijde was juwelier geweest in Antwerpen, maar had de wijk genomen naar Nederland. In Amsterdam was hij directeur van een bank geworden. Hij had de naar Nederland geemigreerde Kurt Mulisch, die in de Eerste Wereldoorlog legercommandant was geweest, aan een betrekking geholpen.
Alice Schwarz was nog erg jong toen zij trouwde met de veel oudere Kurt Mulisch. Op achttienjarige leeftijd kreeg zij haar enige zoon, Harry. Ze heeft haar kind erg verwend. Het huwelijk tussen Kurt en Alice was, mede door het grote leeftijdsverschil, niet goed. Toen Harry negen was, in 1936, gingen zijn ouders uit elkaar. Harry bleef bij zijn vader wonen. Een heel belangrijke rol in Harry's opvoeding heeft de Poolse Frieda Falk gespeeld. Zij was al vóór de scheiding huishoudster in huize Mulisch, en veel meer dan dat. Mulisch schreef later over haar: "...naderhand speelde Frieda een veel grotere rol in mijn dagelijkse leven. Zij maakte het eten klaar, waste mij, kleedde mij aan, schold mij uit en als in de nacht de angst toesloeg, was het bij haar dat ik in bed kroop". Na de scheiding bleef Frieda bij Harry en zijn vader. Zijn moeder verhuisde naar Amsterdam.
In de oorlogsjaren was Kurt Mulisch directeur bij Lippmann-Rosenthal & Co. Dit bankiershuis 'beheerde' de door de joden verplicht ingeleverde bezittingen. Als zodanig kon hij zijn vroegere echtgenote en zijn zoon uit Duitse handen houden. Na de oorlog is hij wegens zijn oorlogsverleden drie jaar lang geïnterneerd geweest. Het zal duidelijk zijn dat, zoals bij zoveel modernere schrijvers, de Tweede Wereldoorlog een grote invloed op Harry Mulisch heeft uitgeoefend. Hij hield er volgens zijn zeggen geen trauma aan over, maar beslissende ervaringen deed hij er wel door op. Hij zei ooit in een interview: "Mijn vader hoorde bij degenen die de oorlog verloren hebben en mijn moeder bij degenen die de oorlog eigenlijk ook verloren hebben, omdat ze voor een groot deel uitgeroeid zijn, maar die in ieder geval aan de goede kant stonden. In mijn persoonlijke situatie vertegenwoordig ik in zekere zin die beide partijen".
Tot 1955 is Mulisch bij zijn vader blijven wonen; daarna vestigde hij zich in Amsterdam, waar hij nog steeds woont. In 1971 trouwde hij met Sjoerdje Woudenberg, bij wie hij twee dochters kreeg. In 1992 werd hij opnieuw vader, ditmaal van een zoon, geboren uit zijn verhouding met een nieuwe vriendin.
Dat Mulisch een Nederlands schrijver van formaat genoemd mag worden, is eigenlijk heel wonderbaarlijk. Hij hoorde in zijn jeugd thuis namelijk meer Duits dan Nederlands spreken. De door hem bezochte scholen (na het lager onderwijs het Christelijk Lyceum in Haarlem) hebben kennelijk een belangrijke talige invloed uitgeoefend.
Mulisch debuteerde in 1947 met een kort verhaal in Elseviers Weekblad. Enkele jaren later wijdde hij zich definitief aan "de schrijverij". Zijn eerste roman, bekroond met de Reina Prinsen Geerligsprijs, was "Archibald Strohalm". Vele prijzen zijn gevolgd, met als kroon de Nederlandse staatsprijs voor letterkunde, de P. C. Hooftprijs, in 1977 uitgereikt voor zijn gehele oeuvre. Toch moesten toen enkele van zijn nu bekendste boeken, zoals "De aanslag" en "De ontdekking van de hemel", nog geschreven worden. Momenteel heeft hij tegen de zeventig publicaties op zijn naam staan. De belangrijkste werken zijn ook vertaald in een aantal Europese talen. Enkele romans, onder andere "Twee vrouwen" en "De aanslag", zijn verfilmd. Mulisch kan terugzien op een -in ieder geval kwantitatief gezien- vruchtbaar schrijversleven.