Evenals in de debuutroman van Hans van Woerden, "Moenie Kyk Nie", staat in zijn pas verschenen roman "Tikoes" Zuid-Afrika centraal. Voor mensen die willen genezen van een gewelddadig verleden is dit land niet direct de vakantiebestemming bij uitstek. Maar hoewel de "ik" een diepgewortelde angst voor geweld heeft, kent hij tegelijkertijd een onbedwingbaar heimwee naar deze omgeving. Het ,,stilde een verlangen, niet naar geweld, maar naar de nabijheid van geweld. Zonder doodslag zou thuis onherkenbaar zijn gebleven".
Uit deze beschrijving blijkt een sterke betrokkenheid van de schrijver. In Leiden geboren (1947), vertrekt Hans van Woerden als negenjarig jongetje, samen met zijn vader en moeder, broers en zus, naar Zuid-Afrika, in de hoop daar een beter leven op te bouwen.
Na een paar jaar overlijdt zijn moeder echter. De emigratie loopt uit op een drama. De kinderen worden in weeshuizen ondergebracht.
Op 21-jarige leeftijd keert Hans, als kunstenaar, vanwege politiek-culturele redenen naar Nederland terug. Ondanks negatieve politieke en persoonlijke ervaringen, waardoor hij een ,,vorm van aangekweekte vervolgingswaan" ontwikkelde, zegt hij: ,,Nog gekker is dat als je in zo'n land bent opgegroeid, je naar die toestand kunt terugverlangen. (...) Het heeft je gevormd en wie wil niet terug naar vroeger". Pas na 21 jaar (eind 1989) geeft hij aan dit verlangen toe en bezoekt hij Zuid-Afrika.
Zuiverend
De "ik" (Thys) is sterk autobiografisch getekend: hij besluit naar Zuid-Afrika te gaan, waar hij onbarmhartig met zijn verleden geconfronteerd wordt. Ook zijn vriendin, Tikoes, heeft een gewelddadig (drugs)verleden achter zich. Fragmentarisch krijgt de lezer inzicht in de gebeurtenissen, die het leven van beide personen tekenden. Langzaam weekt de omgeving traumatische ervaringen los en doet de zuidoostenwind (sedoos) zijn zuiverende werking. Van Woerden heeft een zeer speciale, haast instinctmatige schrijfstijl: kort, stotend, associatief worden de ervaringen weergegeven. Hij is daarbij in staat zintuiglijke ervaringen prachtig weer te geven, bijvoorbeeld ,,genezen gaf toch altijd eelt, een verdikking die in de geest vergeten heette, en zich aan de buitenkant spiegelde in vet".
Zeer scherp ook soms: de echtgenote van zijn broer typeert hij als ,,het permanent" en als ze dan ook nog ,,krullende praat" uitslaat, is de indruk van deze dame bepaald niet positief meer.
Over hun rondreis zegt de "ik": ,,Ze (Tikoes) heeft een verdoofd deel van zichzelf mee naar Afrika genomen, net als ik. Je sleept maar wat rond, niets bijzonders. Een schaduw die hier schoon zal waaien; genezing door wind". De "ik" heeft God achter zich gelaten.
Blijheid van methodistische buren, die ,,in death's dark vale I fear no ill" zingen, typeert hij als ,,akelig opgewekt". Hij zoekt zijn genezing liever in de natuur en de omgeving, waarin hij opgroeide. Daarom laat deze roman me toch met een onbevredigd gevoel achter.
N.a.v. "Tikoes", door Hans van Woerden, uitg. Balans, Amsterdam, 1996; 215 blz.