,,Om het woord "God" bestrijden allerlei groepen mensen elkaar op leven en dood. Ik wil daar niet aan meedoen. Daarom gebruik ik het woord ,,Systeem" maar, bij gebrek aan beter". Dat zei Leo Vroman dinsdagavond te Amsterdam. Hij nam in De Rode Hoed de VSB Poëzieprijs ter waarde van 50.000 gulden in ontvangst voor zijn 160 bladzijden dikke bundel "Psalmen en andere gedichten".
De jury, onder leiding van de Nijmeegse hoogleraar W. Bronzwaer, moest een keus maken uit de 62 gedichtenbundels die in 1995 verschenen. De keus was moeilijk, maar de ,,altijd jonge dichter" Vroman sprong er uiteindelijk het meest uit met zijn vitale bundel "Psalmen".
Leo Vroman (1915) publiceerde sinds de jaren veertig een imposante reeks gedichtenbundels. Diverse keren werd hij bekroond voor zijn verskunst. In 1985 verschenen zijn verzamelde gedichten in een dikke band van meer dan duizend pagina's. Sindsdien voegde Vroman daaraan al weer vijf bundels toe.
Hoogtepunt
De nu bekroonde bundel markeert duidelijk een nieuw hoogtepunt in het oeuvre van de 81-jarige dichter. Religieuze thema's, die sinds Vromans vroegste werk een stempel op zijn poëzie drukken, komen nu nadrukkelijk aan de oppervlakte. Alleen al de benaming, "Psalmen", verwijst naar een religieus gedichtengenre. De aanleiding voor zijn eigen psalmen, zo vertelde hij tijdens zijn dankwoord in De Rode Hoed, was een verzoek van de redactie van het literaire tijdschrift "Parmentier". Men wilde een themanummer samenstellen met nieuwe, eigentijdse psalmen en bewerkingen van bijbelse psalmen.
Vroman stemde toe en verdiepte zich in enkele bijbelse psalmen. Met de in zijn ogen wrede God Die hij tegenkwam, had hij grote moeite. Het feit dat vele mensen, ook in de psalmen, hun godsbeeld aan hun medemens opleggen, stuit Vroman tegen de borst. In Psalm I dicht hij dat wie een welomlijnd beeld van God heeft, Hem ,,misvormt (...) naar zijn eigen aard / waar hij ook niets van weet".
Vroman vervolgt met:
Systeem, ik noem u dus geen God,
geen Heer of ander Woord
waarvan men gave en gebod
en wraak wacht en tot wiens genot
men volkeren vermoordt.
Hij neemt afstand van deze traditionele godsvoorstellingen. Het gevolg van zo'n doctrinair en absoluut geloof is naar zijn mening ontkenning van en uiteindelijk moord op de medemens. Dat wil hij niet voor zijn rekening nemen.
Kanttekeningen
De huiver voor een vorm van religie die moord en doodslag tot gevolg heeft, is zeker invoelbaar. Maar er kunnen kanttekeningen worden geplaatst bij Vromans weergave van de bijbelse psalmen. Vroman wees in zijn dankrede verschillende gruwelijke passages aan, die bij nader inzien niet zo'n weerzinwekkend gehalte hebben als hij voorstelde. Hij las bijvoorbeeld in Psalm 30 dat God de vijand van de psalmist het lachen had verleerd. Punt. Nauwkeurig lezen levert de toevoeging op: ,,over mij". God beschermde de psalmist dus tegen de vijand. Deze psalm zegt niet dat God er genoegen in schept mensen doelloos te schaden. Het gaat er juist om dat God in concrete situaties bedreigden te hulp komt.
Vromans psalmen zijn alle gericht aan ,,Systeem". Op het eerste gezicht lijkt deze benaming weinig tot niets met een persoonlijke God te maken te hebben. Een systeem is harteloos, star en meedogenloos. Die suggestie lijkt er soms inderdaad in te zitten. Ad den Besten trekt in een bijdrage in "Woordwerk" de conclusie dat Vromans ,,Systeem" samenvalt met de kosmos, en dus volstrekt onpersoonlijk is. Uiteindelijk is volgens Den Besten Vromans ,,Systeem" wreed en onmenselijk, omdat aan de natuur op zichzelf geen enkel motief voor menselijkheid en barmhartigheid kan worden ontleend.
Daarom bevreemdt hem de benaming ,,Systeem", waar nog bij komt dat Den Besten Vroman kent als ,,een der zachtmoedigsten" onder de Nederlandse dichters. En waarom richt Vroman zich in gebedsvorm tot iets wat in feite geen 'tegenover' is? Waarom zou je spreken tot iets waarmee je zelf samenvalt?
Duisternis
Deze overwegingen van Den Besten zijn vatbaar voor kritiek. Het is in de eerste plaats de vraag of ,,Systeem" bij Vroman wel zo onpersoonlijk is als Den Besten voorstelt. Verder ben ik er ook niet zeker van dat ,,Systeem" geen 'tegenover' is voor Vroman. Als we andere gedichten uit Vromans immense oeuvre hierbij betrekken, blijkt dat Vromans godsvoorstelling niet star, rechtlijnig of onpersoonlijk is. In het vroege gedicht "Nacht" valt bijvoorbeeld te lezen dat God wellicht ,,het zieke ritselen van mijn gedachten" hoort.
Die gedachten zendt Vroman de ,,blinde duisternis" in, richting God, maar ze keren ,,verminkt" terug. Ze fladderen zich ,,te pletter (...), buiten op zijn ruit". Daaraan hecht hij ,,een wreed en zeker teken (...) van Gods bestaan". God dus als Iemand, van Wie Vroman verlangt dat Hij luistert: een persoonlijke God. Zo komen ook in de bundel "Psalmen" versregels voor niet gericht tot Iets, maar tot Iemand:
Aanvaardt mij daarom als een vriend
liefst onervaren, onverdiend,
maar wetend hoe ik U mis
wanneer uiteindelijk helderziend
mijn lichaam, doof en blind gegriend,
mag voelen Wie U is.
Ook dit zijn regels die sterk doen denken aan een Persoon.
Tegenover
Het merkwaardige is echter dat de inhoud van ,,Systeem" op grond van de veertien psalmen nauwelijks eenduidig kan worden omschreven. De ene keer beweert de dichter dat ,,Systeem" een hersenspinsel is, terwijl hij elders een diep verlangen naar ,,Systeem" aan de dag legt. In het ene gedicht is ,,Systeem" de schepper, in het andere de schepping.
Ook roept Vroman ,,Systeem" ter verantwoording voor de ellende op de wereld: een bekend thema in zijn werk. Er blijkt dus wel degelijk sprake te zijn van een 'tegenover'. De dichter vraagt aan ,,Systeem" of ,,niets ooit overbodig was, / en dat Uw onrecht nodig was / ten bate van het beste". In een andere "Psalm" geeft Vroman een macabere schets van het vergaan van lijken, waarna hij in de slotregels een vraag stelt:
Systeem! Is dit uw stemgeluid?
Leg dat dan nog eens aan ons uit
Zo'n vraag is typerend voor Vroman: ogenschijnlijk klinkt deze zin koel en afstandelijk, maar het voltage van de hier opgesloten emoties is hoog.
Gestamel
Opvallend is het ontbreken van een punt aan het einde van dit gedicht. Dat weerspiegelt de sprakeloosheid over het lijden. Treffende synchronie van vorm en inhoud komt voortdurend voor in "Psalmen". De vele vragen en de verwarring die inhoudelijk worden uitgesproken, blijken ook uit de zinsbouw en versstructuur. De zinnen lopen vaak de grammatica uit: zichtbaar gestamel. Dat maakt deze poëzie overtuigend en fascinerend.
Lezers die Vromans eerdere werk niet kennen, krijgen bij het lezen van zijn psalmen misschien het idee dat hij blasfemisch omgaat met bijbelse gegevens. Dat is mijns inziens niet het geval. Vroman is een integer mens, die zich in deze "Psalmen" afvraagt Wie God nu eigenlijk is. Spotten wil hij niet, tussen de regels door hoor je hem juist ,,grienen". Het is Vroman volle ernst.
Mede n.a.v. "Psalmen en andere gedichten", door Leo Vroman; uitg. Querido, Amsterdam, 1995; 160 blz.