Prins Willem Alexander heeft ze sinds gisteren in zijn bezit, de vijftig grijs-glimmende delen van de serie "Volledige Werken Louis Couperus". De hoofdverantwoordelijke voor de uitgave, prof. dr. H. T. M. van Vliet, heeft de reeks tijdens een feestelijke bijeenkomst in het gebouw van de Raad van State in Den Haag aan de Prins van Oranje overhandigd. Van Vliet: ,,Couperus is een van de weinige Nederlandse auteurs van Europees niveau. Bij de presentatie van zijn volledig werk hoort een koninklijke ontvangst".
Louis Couperus (1863-1923) is de eerste Nederlandse prozaschrijver wiens werk nu van a tot z in een wetenschappelijk verantwoorde uitgave beschikbaar is: de reeks is gebaseerd op grondig tekstonderzoek door een team van editiespecialisten, onder leiding van Van Vliet. ,,In deze serie is de tekst weergegeven, zoals Couperus die gewild heeft. Bij de totstandkoming van zijn publicaties in tijdschriften of boeken zijn in het verleden echter allerlei fouten gemaakt. Die hebben wij nu, waar mogelijk, hersteld".
Alle publicaties
Van Vliet is er ,,voor 99,9 procent" zeker van dat alle publicaties van Couperus nu boven water zijn. Al aan het eind van de jaren zestig was dr. K. Reijnders aan de universiteit van Nijmegen met zijn medewerkster drs. M. Stapert-Eggen begonnen al het gedrukte werk van de schrijver te verzamelen: boeken, tijdschriftartikelen, vertalingen of bewerkingen van andermans schrijflust, ingezonden brieven in dag- en weekbladen en voorredes in boeken. Van Vliet: ,,Mevrouw Stapert heeft zo veel in kranten en tijdschriften gebladerd. De kans dat ze iets heeft laten zitten, acht ik heel klein". Reijnders wilde graag dat de stapel gevonden teksten de basis zou vormen voor een uitgave van het volledig werk van Couperus.
Pas in 1983 kwam er schot in zijn idee. In dat jaar ging het Constantijn Huygens Instituut (CHI), een instelling die zich toelegt op het wetenschappelijk verantwoord uitgeven van Nederlandse literatuur, van start. Het instituut is gevestigd in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Reijnders vroeg CHI-directeur Van Vliet mee te werken aan zijn "Couperus-totaal"-plan. Die stemde toe, omdat de neerlandistiek daar al jaren naar smachtte.
Uitgever van de serie werd de Amsterdamse Couperus-uitgeverij L. J. Veen. Een financiële impuls van het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds gaf het project de nodige ruggensteun en in 1987 rolden de eerste twee delen van de pers: "Eline Vere; Een Haagsche roman" en "Antiek toerisme; Roman uit Oud-Egypte".
Afwisseling
Vervolgens zijn elk jaar zes delen verschenen. Deze maand is de serie met de laatste twee gecompleteerd. Van Vliet heeft er niet naar gestreefd de reeks in precies vijftig delen te stoppen. ,,Het hadden er net zo goed 49 of 51 kunnen zijn. Ik heb gewoon de lijn gevolgd: de boeken die Couperus apart heeft laten uitgeven, moeten ook in deze serie afzonderlijk verschijnen". Zo zitten deel I en II van "De boeken der kleine zielen" bij elkaar in één band, net als de delen III en IV, precies zoals bij de eerste druk.
De volgorde van verschijnen lijkt op het eerste gezicht volkomen willekeurig. In 1987 kwamen deel 3 en 30 uit, in 1988 13, 6, 23, 8, 25 en 1. Van Vliet glimlacht: ,,Het leek de uitgever in verband met de verkoop een goed idee voor afwisseling te zorgen. Daarom verscheen er in de loop van een jaar bijvoorbeeld eerst een gedichtenbundel, dan een verhalenbundel en daarna een roman".
Als een van de eerste projecten van het CHI was dit wel erg omvangrijk, geeft Van Vliet toe. ,,Het was voor ons ook een beetje een testcase. Maar het blijkt gelukkig mogelijk zo'n grote uitgave van de grond te krijgen en op tijd af te werken". Trots: ,,Nu kan niets meer tegenvallen".
Beroering
Al tijdens Couperus' leven vatte zijn uitgever Veen het idee op het volledig werk van de schrijver uit te geven. Na 1903 liep de verkoop van zijn boeken echter steeds slechter, zodat Veen daar maar van afzag. Op initiatief van Couperus' vrouw smeedde uitgeverij Van Holkema & Warendorf na de dood van Louis, in 1923, soortgelijke plannen. Ook die liepen op niets uit. Het Genootschap Louis Couperus, dat de uitgave van het verzameld werk als doelstelling had, deed enkele jaren later ook een poging, maar de crisis van de jaren dertig gooide roet in het eten.
De enige serie die van de persen kwam, van 1953-1957, veroorzaakte een enorme beroering. Allereerst bevatte de reeks "Verzamelde werken" van twaalf delen dundruk slechts twee derde van Couperus' schrijversarbeid. Daarnaast was de uitgave niet gebaseerd op tekstonderzoek: de boeken wemelden van de fouten. Maar het was bovendien voor velen ronduit onverteerbaar dat redacteur Garmt Stuiveling de spelling en interpunctie, die bij Couperus juist zo'n belangrijke functie vervullen, had gemeend te moeten moderniseren. Literatoren als Vestdijk, Roland Holst en Bloem riepen zelfs de toenmalige minister van onderwijs, Cals, op geen subsidie aan de uitgave te geven.
Toestemming
De kloeke serie "Volledige Werken" is in alle opzichten de tegenhanger van de eigenzinnige "Verzamelde Werken". Van Vliet en zijn team hebben juist geprobeerd precies die tekst weer te geven, die Couperus afgedrukt had willen zien.
Als uitgangspunt hebben ze de eerste druk van een boek of de eerste publicatie van een artikel genomen. Dat is namelijk de laatste versie waar Couperus zijn toestemming voor heeft gegeven, waarvoor hij de kopij heeft geleverd en waarvan hij de drukproeven heeft gecorrigeerd. Na de eerste druk bekommerde Couperus zich vrijwel niet meer om zijn werk. Tegenover de totstandkoming van herdrukken stond hij bijna volkomen onverschillig, in tegenstelling tot de zorg en aandacht die hij voor een eerste druk aan de dag legde.
Steekje
Die eerste drukken staan uiteraard vol met fouten. Ze kwamen als volgt tot stand. Couperus zette bijvoorbeeld een roman in het klad op papier, vol met doorhalingen en veranderingen. Daarna zette hij of zijn vrouw het manuscript in het net over. Nu schreef Couperus erg onduidelijk, dus zijn vrouw liet bij het kopiëren wel eens een steekje vallen. Hij zelf pleegde tijdens het overschrijven ook weer woorden of passages te wijzigen of te schrappen.
Vervolgens kwam het kopijhandschrift bij de drukker terecht. Bij het zetten van de tekst maakte die nog wat onjuistheden erbij. Couperus kon daarna weliswaar de drukproeven corrigeren, maar omdat hij vaak in het buitenland verbleef, had hij daar meestal weinig tijd voor: de drukproeven moesten al snel weer terug naar de drukker. Bovendien kon hij ook niet zo veel verbeteren, omdat hij de tekst las zonder zijn eigen manuscript ernaast. ,,De eerste druk is dus een verzameling van fouten", vat Van Vliet samen.
Woord voor woord
Van Vliet en zijn medewerkers hebben voor elk deel in hun serie de eerste druk woord voor woord vergeleken met allereerst een eventuele eerdere tijdschriftpublicatie, het kopijhandschrift en ten slotte het kladhandschrift. Alle verschillen die ze daarbij tegenkwamen, hebben ze geprobeerd in twee categorieën in te delen: een verschil is een fout of een verandering door Couperus. Duidelijke fouten zijn in de nieuwe uitgave gecorrigeerd.
Van Vliet cum suis konden echter niet altijd aan het licht brengen in welk hokje ze een geconstateerde afwijking moesten stoppen. Achterin elk deel staat daarom een nauwgezette verantwoording. Daarin is precies aangegeven wanneer zij een fout hebben gesignaleerd en dus hebben verbeterd, maar ook dat er verschillen zijn die zij niet hebben kunnen benoemen. ,,Dat waren de onoplosbare problemen", blikt Van Vliet terug.
,,Een editeur is afhankelijk van het materiaal dat beschikbaar is", voegt hij toe. Van ongeveer 40 procent van Couperus' werk was namelijk alleen de eerste druk of de eerste druk en een tijdschriftpublicatie opgespoord. In die gevallen was er dus geen handschrift aanwezig dat de wetenschappers dichter bij de door Couperus bedoelde tekst kon brengen. Van Vliet haalt zijn schouders op: ,,Van zijn eerste werk, "Eline Vere", was ook geen handschrift beschikbaar. Dat is heel jammer. Maar zo gaat dat in ons werk nu eenmaal. We doen wat we kunnen, maar als het materiaal beperkt is, moet je je daarbij neerleggen".
Correcte titel
Een van Couperus' topwerken "Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan..." gaat dankzij het CHI-project voortaan voor het eerst met een correcte titel door het leven. De roman is vanaf de eerste druk uitgerust met het foutieve "voorbijgaan", en ook de komma's kregen niet altijd de plaats die hun toekwam.
In de tekst zelf is ook een opvallende correctie toegepast. Zowel in de eerste druk, de tijdschriftpublicatie en het kopijhandschrift stond een gesprek dat niet leek te kloppen. Pas bij een blik in het kladhandschrift drijft de oplossing van het probleem boven: bij het overschrijven is een zin overgeslagen. ,,En in al die jaren is dat niemand opgevallen, zelfs niet diegenen die het boek grondig hebben bestudeerd", laat Van Vliet fijntjes weten.
Heeft Van Vliet echter wel kunnen voorkomen dat de "Volledige Werken" geen enkel zetfoutje bevatten? Hij heeft er in ieder geval zijn uiterste best voor gedaan. ,,Alle drukproeven zijn twee of drie keer door verschillende personen gecorrigeerd". Maar toch: ,,In het laatste deel is een lijstje opgenomen met fouten die we na het verschijnen nog hebben ontdekt. Kijk maar in een van de laatste boeken, "Iskander". Daar staat op bladzijde 226 "hogmoed" in plaats van "hoogmoed"".
N.a.v. "Volledige Werken Louis Couperus"; onder redactie van H. T. M. van Vliet, Jan Robert, Oege Dijkstra e.a.; uitg. L. J. Veen, Amsterdam/Antwerpen, 1987-1996; vijftig dln.