Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: A. J. Maasland

Een plaats onder de dichteren Israëls

De poëzie van de Apeldoornse dichter Jac. Lelsz is eenvoudig, maar origineel. "Ik probeer zo sober mogelijk te schrijven", zegt hij over zijn werk. Onder de titel "Een lichte vleugelslag" verscheen onlangs het vierde bundeltje van Lelsz' hand. 

"Ik vond het fijn om in eenvoudige vorm een totaaloverzicht van mijn gedichten te geven", motiveert Lelsz het verschijnen van "Een lichte vleugelslag". "Tweederde deel ervan bestaat uit verzen uit mijn vorige drie bundels. Het gaat om de gedichten die me nog steeds voldoening geven. Ook zijn er bij waarop ik meer dan eens goede reacties heb gekregen". 

Lelsz begon met het schrijven van poëzie in de Tweede Wereldoorlog, toen hij was ondergedoken in de christelijke gereformeerde pastorie van ds. H. W. Eerland te Dokkum. Zijn literaire debuut maakte hij in het dagblad Trouw, bij welke krant hij 39 jaar werkte als redacteur. Hij verzorgde reportages op cultuurhistorisch gebied, boekbesprekingen en kunstkritieken. In 1956 publiceerde Lelsz voor het eerst in het christelijk-letterkundige maandblad Ontmoeting. Aan dit blad was hij drie jaar verbonden als medewerker. 

Zijn eerste bundel, "Apocalypse", verscheen in 1959. "Je doet het omdat het een artistieke en innerlijke noodzaak is", zegt Lelsz over het schrijven van poëzie. "Een onderwerp of een gedachte laat je niet los, en je bent niet rustig voor het gedicht klaar is. Het schrijfproces neemt soms een paar dagen, maar soms ook maanden in beslag. Ik slaag er niet altijd in om tot een bevredigend resultaat te komen. Op een gegeven moment zet ik er dan een punt achter en verscheur ik de zaak. Ik forceer niets, en heb ook maar zelden een gedicht in opdracht geschreven". 

Een aantal van de gedichten in "Een lichte vleugelslag" heeft een christelijke thematiek. Lelsz zegt zichzelf als een christendichter te beschouwen. "Maar ik schrijf ook over andere onderwerpen dan het geloof. Een gedicht wordt niet christelijk omdat het woord God erin voorkomt. Anderzijds kan een gedicht zeer wel christelijk zijn terwijl God er niet in wordt genoemd. We dienen zuinig om te gaan met Zijn Naam. 
Ik bedoel geen wat men noemt pastorale poëzie te schrijven. Er zijn er al genoeg die dat doen, vooral dames. Maar het kan best zijn dat in een bepaald gedicht van mij pastorale elementen zitten, daar ben ik dan blij mee. Eerste vereiste blijft evenwel goed poëzie te schrijven". 

Lelsz meent een ontwikkeling waar te nemen in zijn schrijfstijl. "Ik heb de indruk dat ik steeds soberder ben geworden. Mijn eerste gedicht na de oorlog, een in "Trouw" verschenen sonnet over koningin Wilhelmina, schreef ik in bilderdijkse stijl, met alliteraties en dergelijke. Er stond ook een Latijnse tekst boven, zoals je dat veel zag bij Geerten Gossaert". 

Woordeconomie
"Ik probeer nu zo geconcentreerd mogelijk te schrijven, woordeconomie te bedrijven. Hoewel er natuurlijk altijd iets van een geheim moet blijven, streef ik naar het schrijven van heldere poëzie. Ik kan me dan ook niet vinden in het volledig gesloten gedicht. Volgens mij heeft poëzie een wijdere functie. Je wilt respons hebben, een boodschap moet helder overkomen. Ik denk dat je Calvijn wel in die lijn kunt plaatsen. Aan een geschreven tekst stelde hij twee eisen: soberheid en eenvoud. Hij was van mening dat je zo beknopt mogelijk moet schrijven, maar die beknoptheid mag niet tot onverstaanbaarheid leiden. 

Aanvankelijk schreef ik alleen op rijm. Na een aantal jaren kwam het vrije vers in de mode, daar heb ik ook aan meegedaan. De laatste tien jaar ben ik teruggekeerd tot een meer gebonden versvorm, dat heeft wellicht met de leeftijd te maken. Al schreef ik niet zo lang geleden weer een aantal proza-achtige gedichten. 

Dr. C. Rijnsdorp heeft gezegd: "Vroeger zongen de dichters, daarna spraken ze en vervolgens gingen ze praten". Dat was in de tijd dat de Vijftigers van zich deden spreken. Wat mij betreft mag een gedicht best een beetje zingen, ik ben niet bang voor archaïserend taalgebruik". 

Gezang 191
Een van Lelsz' gedichten is als gezang 191 opgenomen in het Liedboek voor de Kerken. "Gij wordt voor mij gekruisigd, Heer" was aanvankelijk een gedicht van viermaal vier regels. In verband met de zingbaarheid hebben de samenstellers van het liedboek er twee coupletten van gemaakt, zodat de regellengte is verdubbeld. Het gedicht is ook opgenomen in "Een lichte vleugelslag", en heeft daarin weer zijn oorspronkelijk vorm en titel gekregen. Lelsz: "De christelijke gereformeerde predikant dr. L. Floor, die later hoogleraar werd aan de universiteit van Potchefstroom, zei me naar aanleiding van dit gedicht: "Eigenlijk zit in elke regel een preek"". 

Samen met ds. A. Bikker was de Apeldoornse dichter namens de Christelijke Gereformeerde Kerken betrokken bij de slotfase van de totstandkoming van de Nieuwe Psalmberijming in 1967. Lelsz: "De neerlandicus prof. dr. G. Kuiper zat de bijeenkomsten van de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming voor. Toen ik er voor het eerst kwam, werd ik door hem welkom geheten, waarop dr. W. Barnard voor de vuist weg rijmde: Onder de dichteren Israëls is nu ook Jac. Lelsz". 

Mede n.a.v. "Een lichte vleugelslag", door Jac. Lelsz; uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 1997; ISBN 90 6064 941 9; 52 blz.