Nel Benschop vindt woorden bij menselijk leed. Geconfronteerd met eenzaamheid, zorgen, ziekte of rouw zoeken miljoenen mensen troost in haar gedichten, die voor ieder van hen persoonlijk lijken geschreven. Deze maand verscheen -precies dertig jaar na haar eerste bundel- haar verzameld werk. De titel van het boek, "De stem uit de wolk", zegt iets over haar diepste drijfveer: "Ik wil mensen iets van Gods stem laten horen".
Soms kan Nel Benschop zich niet anders uitdrukken dan in versvorm. Ze draagt haar gedichten met verve voor. Niet voor niets kreeg ze jarenlang les van voordrachtskunstenares Lily van Hagen. Zo'n vijfhonderd gedichten -uit eigen en andermans werk- vormen haar repertoire tijdens declamatieavonden. Haar talent voor dramatische expressie gaat echter verder dan dat: feilloos imiteert ze journalist Willem Oltmans, die ze ooit -toen hij Gods Naam als tussenwerpsel gebruikte- toevoegde: "Willem, ik ben wél vroom, maar ik ben God niet!"
In haar bundel "Een vlinder van God" (1973) schreef ze: "Mijn woorden zullen nooit op vleugels drijven waarmee een adelaar opstijgt, hoog boven 't land. Ze zullen wel veel dichter bij de aarde blijven, wat fladderen misschien, vlak bij uw hand". Aan de vooravond van haar tachtigste verjaardag, op 16 januari, zegt ze dat sommige van haar gedichten wel degelijk met literaire maatstaven gemeten kunnen worden.
Bijbelteksten
Nel Benschop -opgegroeid in een gereformeerd gezin- stond vele jaren van haar leven voor de klas, eerst op de lagere school, later in het middelbaar onderwijs. Studeren zat haar in het bloed. De cijfers die ze bij haar examens Engels en Frans haalde, staan in haar geheugen gegrift: meer achten en negens dan zevens.
Ze begon echter met de hoofdakte -"die was toen nog heel moeilijk"-, waarna ze de bevoegdheid voor godsdienst haalde. "Daarmee had je een streepje voor op christelijke scholen. Voor die akte heb ik heel wat teksten uit m'n hoofd moeten leren, hoewel ik ook toen al veel bijbelgedeelten kende. Mijn vader las aan tafel altijd de hele Bijbel van voor tot achter door, daarin was hij erg strikt. Hele stukken die ik mooi vond, kende ik op een gegeven moment uit m'n hoofd.
Tijdens dat examen kwam er echter nog heel wat meer kijken. Je moest bijvoorbeeld uitleggen op welke bijbelgedeelten een artikel uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis stoelde. Op 't laatst stelde de examinator -een heel oud domineetje- me de vraag: "Heeft u daar misschien nog een tekstje voor?" Dat werd een gevleugeld woord bij ons thuis: "Nel, heb jij er nog een tekstje voor?""
Haar baan voor de klas bevredigde haar steeds meer. Op den duur was ze voor haar leerlingen "tante Nel" - dat tekent de band. Een van die leerlingen, Dick, nam ze later als pleegzoon in huis, ze begeleidde zijn studie, haalde -toen ze al in de vijftig was- samen met hem de eerstegraads bevoegdheid Nederlands en is inmiddels grootmoeder van zijn dochtertje.
Liefdesgedichten
Haar blijmoedigheid is verworven in een leven vol strijd. Tweemaal ging ze van een getrouwde man houden, tweemaal nam ze het besluit om afstand van hem te nemen en uit zijn leven te verdwijnen. "De eerste keer heb ik een aantal liefdesgedichten gemaakt, niet om ze te publiceren, maar alleen om met mijn eigen gevoel in het reine te komen. Ik heb er Hans Werkman een paar van laten lezen en hij vond ze -literair gezien- hoger staan dan mijn andere gedichten. Of ze ooit in druk verschijnen? Misschien als ik dood ben, eerder niet".
Toen haar eerste bundel verscheen, was Nel Benschop bijna vijftig. Ze begon echter veel eerder met het schrijven van gedichten. "De eerste tijd hier in Arnhem heb ik veel met ds. Willemse -dat was destijds de gereformeerde dominee van mijn wijk- gepraat. Hij was een wijze man. Op een gegeven moment vroeg hij me: "Wil je niet eens een gedicht voor het kerkblad schrijven?" Dat deed ik. Die gedichten hadden vaak iets te maken met preken die ik gehoord had, of met het kerkelijk jaar.
Later stuurde ik een stuk of wat gedichten naar uitgeverij Kok. Ik kreeg een heel aardig briefje van meneer Steunenberg: "U schrijft een goed gedicht, maar we hebben al zo veel op dit gebied". Ik vond het een mooie manier om te zeggen dat mijn werk het niet waard was om uitgegeven te worden. Jaren later stelde ik mijn huis tijdens de vakantie een poosje beschikbaar aan een collega-lerares en haar man, die zodoende ook kennismaakten met m'n gedichten. Toen ik terugkwam zei die man: "Wat jammer toch, waarom zijn jouw gedichten niet gepubliceerd?"
Precies een week later overleed hij aan een hartinfarct. Onderweg naar zijn weduwe maakte ik een gedicht voor haar: "Adieu". Een poosje later zei zij: "Nel, nou doe ik m'n best om je gedichten gepubliceerd te krijgen". Ze tikte ze over, ze stuurde ze naar verschillende uitgeverijen. Uiteindelijk accepteerde Kok ze, alleen omdat een boekhandelaar in Arnhem garant stond voor tweehonderd exemplaren".
Verzamelbundel
In 1967 verscheen "Gouddraad uit vlas". Nel Benschop: "Die titel had nog heel wat voeten in de aarde. De uitgever vond hem niet goed genoeg, die wilde maar steeds iets anders verzinnen. Maar ik zei: "Nee, ik wil dit!" Hij zwichtte voor mijn eigenwijsheid - dat is later trouwens vaker gebeurd. Zelfs nog toen ik vond dat mijn verzamelbundel "De stem uit de wolk" moest heten.
Die titel kwam bij me naar boven toen ik een preek hoorde over de inwijding van de tempel van Salomo, over de wolk die op de ark neerdaalde. God verschijnt Zijn volk altijd vanuit een wolk, denk maar aan de Sinaï, aan de woestijntocht, aan Elia: "Nooit zag ik, God, Uw aangezicht, want U bent door een wolk omgeven". Maar vanuit die wolk is Zijn stem te horen. Dat heb ik in mijn gedichten steeds willen doorgeven. Ik schreef ze dikwijls voor mensen die ziek waren, iemand hadden verloren of op een andere manier problemen hadden. In zo'n situatie wilde ik ze dan iets van Gods liefde vertellen".
Bij sommige lezers vullen de gedichten van Nel Benschop de leegte die ontstaan is waar ze de Bijbel niet langer lezen en de kerk hebben verlaten. "Vaak gaat het om mensen die wél een christelijke achtergrond hebben. Ik hoop dat ze door mijn gedichten worden herinnerd aan vroeger, misschien ook teruggebracht naar het lezen van de Bijbel. Je moet geen bekeringen uitlokken -als ik ergens bang van ben, is het van dat prekerige dat zoveel mensen afschrikt- maar als christen is het je opdracht anderen aan te trekken door middel van je daden".
Pastoraal
Nel Benschop wordt beschouwd als een pastorale dichteres, maar zelf is ze niet altijd blij met die kwalificatie. "Ik ben heel kwaad geweest op alle critici die de gedichten van de eerste periode -van "Gouddraad uit vlas" tot "Een vlinder van God"- als voorbeeld namen van pastorale poëzie. Er bestáát geen pastorale poëzie. Er is alleen maar goede en slechte poëzie en dat heeft niets te maken met het pastorale gehalte ervan. Het is zelfs zo idioot dat ze bij de auteursverenigingen Schrijverskontakt en Schrijvenderwijs onderscheid maken tussen pastorale en gewone gedichten - de laatste staan een trapje hoger. Dat is onzin". Toch geeft ze toe dat de meeste pastorale verzen -vanuit literair oogpunt beschouwd- minder goed zijn. "Maar de poëzie van Ria Borkent, die waardeer ik in alle opzichten".
Van haar eigen werk vindt ze dat ze zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld. "Ik schrijf dikwijls een gedicht wanneer ik een of ander mens op een bepaalde manier wil helpen. Nú probeer ik daar de beste vorm voor te vinden, maar vroeger ging het me er alleen om die ander te steunen. Je moet niet vergeten: ik schreef mijn eerste verzen voor de lezers van een kerkblad.
Ik kan merken dat ik ná mijn studie Nederlands veel kritischer ben geworden. In sommige van mijn latere gedichten heb ik misschien het literaire stadium wel bereikt. Daarin gaat het, vaker dan vroeger, om natuurbeleving, om portretten van mensen. Die verzen -er zijn heel wat sonnetten bij- vind ik zelf beter dan mijn eerdere gedichten, hoewel ze meestal door de kritiek niet eens worden genoemd. Toch zijn mensen als ex-uitgever Martin Ros en radiopresentator Wim Bosboom enthousiast over mijn werk. Dan denk ik: Waarom zíj wel en de christelijke critici niet?"
Ouderdom
"De stem uit de wolk" bevat zestien nieuwe gedichten. De laatste jaren schrijft Nel Benschop veel over ouder worden. Ze kan het het best zeggen in de woorden van haar gedicht "Wijsheid": "De wijsheid van het ouder worden is: te leren niet meer achterom te kijken (...). De ware wijsheid kijkt de toekomst in". Dat neemt niet weg dat ouder worden ook moeilijk kan zijn. "Je wordt steeds eenzamer. Al mijn familieleden, behalve mijn jongste zusje, zijn gestorven. Steeds krijg je nieuwe overlijdensberichten. Dat is het trieste van ouder worden, hoeveel lieve mensen van een of twee generaties jonger je ook om je heen hebt.
Ik heb nog wel een vriendin -al vanaf de kostschool- maar zij is anders dan ik, veel sociabeler. Ze zegt meteen tegen een bekende:
"Dag mevróúw, hoe gaat het met u? Komt u eens een kopje thee drinken?" Dat doe ik niet. Ik ben eigenlijk het liefst alleen. Als ik in de Middeleeuwen had geleefd, zou ik misschien in een klooster zijn gegaan. Natuurlijk ben ik blij met mijn pleegzoon, met mijn kleindochtertje, met vrienden als Jan van den Bosch. Toch heb ik ten diepste geen ander nodig om gelukkig te zijn, als ik het contact met God maar mag houden. Als ik in moeilijkheden ben, zal ik nooit eerst naar een ander gaan. Eérst moet ik mijn problemen voor God uitspreken, pas daarna kan ik eventueel de een of andere vriend raadplegen".
Toekomstverwachting
Twijfel aan Gods liefde heeft Nel Benschop "in wezen niet" gekend. "Er zijn perioden geweest -bijvoorbeeld tijdens mijn eerste liefde- dat ik wilde dat de dingen in mijn leven anders verliepen. Toen had ik opstandige gedachten. In de diepste overtuiging van mijn hart is God echter nooit weggeweest. Daarbij moet ik altijd denken aan het testament van een jood in Polen, tijdens de Tweede Wereldoorlog, die wist dat zijn hele kamp zou worden uitgemoord. Hij richtte een aanklacht tot Jahweh: "God, als u onze God niet bent, van wie dan wél?" Zijn woorden schijnen een en al verwijt, totdat hij eindigt met: "God, U hebt alles gedaan om me van U te vervreemden, maar het zal U niet gelukken. Mijn laatste woorden zullen zijn: "Sjema, Israël!"" Dát is het. Niet anders kúnnen dan Hem vasthouden".
Die overtuiging bepaalt haar toekomstverwachting. "Wees bereid om te sterven, dat is het niet. Het moet zijn: wees bereid om, áls Hij komt, Hem tegemoet te gaan. Wanneer ik kijk naar de toestand van de wereld, kan ik alleen maar somber zijn. De wereld wordt steeds angstiger en meer beangstigend. Maar ik geloof dat een christen -als hij op God vertrouwt- beschermd wordt tegen wanhoop.
Ik kan nooit achter de bedoelingen van God komen. Lees Job maar: "Wat verbeeld je je, dat je Mij zou kunnen begrijpen? Je moet alleen stil zijn en wachten op wat Ik ga doen". Wij mensen willen alles uitleggen en verklaren, we willen God ter verantwoording roepen, maar Hij is te groot en te machtig. Dat heb ik willen zeggen met een van mijn laatste gedichten: "Ik leg beschaamd mijn hand, Heer, op mijn mond en zwijg en wacht - ik moet nog zóveel leren"".
De verzamelde gedichten van Nel Benschop verschenen onder de titel "De stem uit de wolk" bij uitgeverij Kok, Kampen; ISBN 9024292557; 600 blz.