"Ik ben altijd dominee, vierentwintig uur per dag...", zegt ds. Budding in het interview van vrijdag 26 september jongstleden in deze krant. Dat klopt als een bus. Wie de eersteling van ds. Budding leest, hoeft dáár niet over te twijfelen.
"De band die nooit breekt" (een mooi uitgevoerde paperback, met een passend ontworpen omslag), speelt tegen de historische achtergrond van de vroege christenvervolging in Rome. De verschrikkingen van die tijd, de decadentie en verloedering van het keizerlijk hof zijn realistisch beschreven. Toch is er erg weinig context in het boek. De lezer komt niet veel te weten van omgeving, gebruiken, dagelijks leven en achtergronden.
Het thema christenvervolging heeft alle aandacht. Pas tegen het einde van het boek, als de hoofdpersonen een reis naar het noorden ondernemen, wordt de vertelling iets breder.
Wulfert, de jongen christen, is een figuur die onmiddellijk sympathie opwekt bij de lezer. Hij is goudeerlijk, gelovig en heeft een zacht karakter. Omdat hij van Germaanse afkomst is, blond en langer dan de doorsnee Romein, identificeert de lezer zich meteen met deze jongeman. Dat is goed gekozen, dat is een andere band dan "de band die nooit breekt" maar toch meteen een band tussen boek en publiek.
Gevechten
Toch blijven de karakters vrij plat. Als er strijd gevoerd wordt over de keuze tussen de wereld en Jezus Christus, is een gebed vaak de oplossing die meteen werkt. De gevechten tussen goed en kwaad zijn er wel (vooral bij Claudius, de Romeinse vriend van Wulfert), maar ook over de moeite van het volgen van Jezus, over twijfel en het moeilijk te aanvaarden van de moorden en slachtingen lees ik erg weinig.
Het is me te snel een eer om Jezus te mogen volgen in de dood. Ook het vrijwillig gaan toezien bij de gruwelijke moordpartijen is voor mij onbegrijpelijk. De schrijver wil de lezer tot toeschouwer maken, maar het alibi "misschien is een bemoedigende blik nog mogelijk" is maar smalletjes. Of zou het zingend de dood tegemoet gaan toch jaloersheid wekken? Dat staat dan wel heel ver van onze overlevingsdrang en angst voor de dood af.
Vaart
In het boek wordt regelmatig een bijzondere verbondenheid tussen de hoofdpersonen gevoeld, speciaal tijdens het gebed. Daarmee vraagt de schrijver aandacht voor het intense en gevoelsmatige dat in deze tijd maar weinig bespreekbaar is. Geestelijke broederschap zou je het kunnen noemen, die meer voorkwam in de tijd waarin het boek speelt. (Van die tijd zegt de Bijbel immers dat Gods Geest krachtig werkte.) Het is een mooi element binnen het verhaal, waardoor het voor mij aan broodnodige intensiteit wint.
Literaire pretenties heeft ds. Budding niet. Ik zal het boek dan ook niet tegen die meetlat leggen. Het is een prettig leesbaar boek, met genoeg vaart om te blijven boeien.
Termen
Jammer vind ik het dat het doorspekt is met termen die voor niet-gelovigen totaal onbegrijpelijk zijn. Ds. Budding zegt dat hij graag de mensen buiten de eigen kring zou willen bereiken, maar dan moet hij niet de tale Kanaäns gebruiken. Wat moet een niet-gelovige zich voorstellen bij "het genieten van de voorsmaken van de hemelse liefde"?
Na het lezen van boek en interview blijf ik met een vraag zitten. Die zou ik ds. Budding graag voorleggen. Hij zegt: "Als het schrijven me te veel tijd zou kosten, zou ik het niet doen", maar ook "ik beschouw het als een gave om die nuttig te maken". Spreekt dit elkaar niet tegen? Voor God en in dienst van God moet immers het onderste uit de kan? Van het antwoord heb ik een vermoeden. "Ik ben predikant!" zal ds. Budding zeggen.
Laten we het daar op houden. Ook voor "De band die nooit breekt". Een goede preek...
N.a.v. "De band die nooit breekt", door ds. D. J. Budding; uitg. Den Hertog, Houten, 1997; ISBN 90 331 1243 4; 271 blz.