"Drijvend paviljoen" is de roman van een econoom. Hoezeer Pauline van de Ven zich ook laat meeslepen door haar fantasie, ze kan het niet laten maatschappelijke problemen aan de kaak te stellen. Haar boek is een scherpe, maar nergens bittere satire op de Nederlandse maatschappij. Toch is het slot enigszins wrang: de ik-persoon voelt zich niet langer thuis in Nederland, waar alles opgeofferd wordt aan de god van de kooplieden en de handel.
De binnenkant van "Drijvend paviljoen" biedt heel wat meer dan de buitenkant doet vermoeden. De illustratie op de omslag kan zonder overdrijving romantisch genoemd worden. Onder een parasol in een zomerse tuin, naast een tafel met fruit en theekopjes, staat een figuurtje met hoed een krant te bekijken. "De hoofdpersoon is Vladimir Oespenski, charmeur, vlijer , filosoof, warme vriend en kille observator", vermeldt de flaptekst, mét spelfout. De inhoud van de roman blijft een grote verrassing: kennelijk zegt de omschrijving van Vladimirs persoon genoeg om het publiek tot lezen te verleiden.
Wie het boek desondanks openslaat, wordt wérkelijk verrast door de heldere observaties van de Rus, dikwijls meer boeiend dan vleiend voor de Nederlandse mentaliteit die er het voorwerp van is. Vladimir Oespenski komt namelijk naar Amsterdam om Nederlands economie, milieubeleid en onderwijssysteem te bestuderen, ten behoeve van de hervormingen in zijn vaderland.
Aanvankelijk is hij uitermate enthousiast over de verworvenheden van de welvaartmaatschappij. Hij doet gretig inkopen, waarbij het hem vooral opvalt "dat hier helemaal nergens rijen staan. Alles wat je wilt hebben is in de winkels. Sokken, horloges, stropdassen, pindakaas - noem het en je kunt het kopen. En het mooiste is: als je de volgende dag terugkomt, dan is het er nog steeds! En het kost nog steeds hetzelfde".
De Nederlandse mentaliteit die hij langzamerhand leert kennen, wekt echter hoe langer hoe meer zijn verbazing op, ofschoon de Nederlanders zelf de eersten zijn om alles wat naar nationale identiteit zweemt te ontkennen: "Het vaderland is een achterhaald concept. Er is alleen maar een voortdurende wisselwerking met andere landen en culturen". Slechts één ding is typisch Nederlands: een kaasschaaf.
Vladimir denkt er anders over. Hij roept de geschiedenis te hulp, maar daarmee is hij uiteraard helemaal aan het verkeerde adres. De meeste nieuwe kennissen vertonen een schrijnend gebrek aan historisch besef: Willem de Zwijger leefde eerder dan Willem van Oranje en Erasmus schreef het Hooglied.
Uitgeloot
Actueel is het gedeelte over het Nederlandse lotingssysteem, nu Meike Vernooy met haar gemiddelde van 9,6 onlangs voor de tweede keer werd uitgeloot voor de studie geneeskunde. Overigens heeft de auteur de politieke maatregelen die inmiddels genomen werden, niet in de beschouwing betrokken. Saskia Kooi uit "Drijvend paviljoen" verkeert in exact dezelfde situatie als Meike Vernooy, zij het dan voor de eerste keer. Natuurlijk is Vladimir nieuwsgierig naar de filosofie achter het Nederlandse lotingssysteem, uniek in de wereld. Hij krijgt uitvoerig uitleg:
""De vraag is: moet iemand die toch al gratis en voor niks extra veel hersens heeft gekregen, ook nog eens extra veel kans krijgen op universitair onderwijs? (...) Wij denken dat dat dubbel onrechtvaardig zou zijn. En daarom wordt er geloot. Men zou kunnen zeggen: als compensatie voor aangeboren overschotten en tekorten aan geestelijke capaciteiten" (...). "Gelooft u dat eindcijfers in Nederland geen voorspellende waarde hebben voor het studiesucces, en elders in de wereld wel?" vroeg Vladimir. "Het schijnt wetenschappelijk aangetoond te zijn", zei ik. "Het zal wel solide onderzocht zijn, want het is het enige steekhoudende argument voor het lotingssysteem"".
Tijd is het kostbaarste goed van de westerse mens. Dat is een van de belangrijkste ontdekkingen die Vladimir doet. Hij raakt zelf in de loop van het verhaal zodanig besmet met het haastvirus, dat hij al zijn tijd gaat besteden aan het ontwikkelen van "de isochroon", een subjectieve tijdmeter. Voor mensen boven de vijfentwintig loopt de klok trager dan voor jongeren, zodat ze niet langer het gevoel hebben dat de tijd hun tussen de vingers doorglipt. De politiek echter trekt onmiddellijk de maatschappelijke consequentie: loon naar gevoelstijd. Na heftige discussies over onthaasting, emancipatie van ouderen, discriminatie en werkgelegenheid, wordt de beslissing uiteindelijk voor onbepaalde tijd uitgesteld.
Wie een satire schrijft, overdrijft. Toch is het beeld in de spiegel die Pauline van de Ven haar lezers voorhoudt, zeer herkenbaar: intolerante tolerantie, nivellering door het al te ver doorgevoerde idee van gelijke kansen voor iedereen, chronisch tijdgebrek, ontkenning van het vaderlands gevoel en zwevende discussies zonder enig resultaat. Als roman is het boek minder geslaagd; de samenhang tussen de verschillende hoofdstukken ontbreekt. In feite is "Drijvend paviljoen" een bundel verhalen, de ene keer realistisch, de andere keer al te science-fiction-achtig.
Het samenbindend element is de hoofdpersoon, die op de meeste pagina's genoeg in huis heeft om de lezer te blijven boeien. Hij maakt bijvoorbeeld kennis met het verschijnsel kroketten-uit-de-muur, breekt zich het hoofd over overproductie en werkverschaffing en mengt zich in de Nederlandse politiek. Dat alles wordt zeer onderhoudend en soms diepzinnig beschreven. Het is de sterke kant van de auteur: ze maakt actuele kwesties zichtbaar en tastbaar in het dagelijks leven.
N.a.v. "Drijvend paviljoen", door Pauline van de Ven; uitg. Balans, Amsterdam, 1997; ISBN 905018345x; 202 blz.