Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: A. J. Maasland

Bestaan in plaatselijke tijd

De titel en de indeling van Harmen Winds onlangs verschenen bundel "Plaatselijke tijd" doen vermoeden dat zijn verzen stuk voor stuk het onderwerp "tijd" behandelen. Voor een aantal gedichten geldt dit slechts zijdelings. 

"Plaatselijke tijd" bevat de afdelingen "Illusies", "Momenten", "Locaties" en "Restanten". Een belangrijke gedachte van de bundel is te vinden in het titelgedicht: 

Hier is het morgen. Wij schrijven een datum,
kijken het raam uit, smeren een snee
brood en vrezen het ergste zonder dat het
ons bedreigt (...)
Het is tijd. Altijd. Dit roepen beweegt ons,
drijft ons onstuitbaar voort.
(...)
Intussen grondelt in alle rust
de eend en zet de lijsterbes haar knoppen.
Hun leven gaat zijn gang onaangedaan.
Hun leven vindt bestaan in plaatselijke tijd. 

De hoofdpersoon voelt zich machteloos onder het voortgaan van de tijd. In de laatste regels van het gedicht vindt hij echter troost in de nogal abstracte gedachte van tijd die plaatsgebonden is. 

Troost
Ook in "Bonjour" spreekt de dichter van troost: "Neem je dagen. Ze doen zich voor als/ kijkdozen met ingebouwd weer en jou/ die erin opstaat, je gebaren maakt,/ gaat liggen. Iedere doos opnieuw./ De troost: een geknipt gat. Vertedering erachter. Zorg". 

De boodschap van deze regels: buiten de dimensies van je levensdagen is er Iemand. Je wekt vertedering, er wordt voor je gezorgd. Dit lijkt een voluit christelijke gedachte. 

De laatste strofe van het gedicht luidt echter: "En dan is daar de doos waarin je voor de/ aardigheid wordt doodgedrukt onder het/ deksel. Moet je maar niet zo zacht ogen". De vraag is of het handelen van God op dergelijke cynische wijze mag worden beschreven.
In de afdeling "Restanten" geeft de dichter een paradoxaal antwoord op de vraag wat voor hem niet vergaat: "Teloorgegaan bezit -verbrijzeld en/ verbrand; verrot, geplet, verdwenen-/ is wat mij blijft, mijn kostbaar eigendom". 

Is dat alles? Geen opwekkende conclusie. Harmen Wind publiceert zijn verzen onder meer in christelijke literaire tijdschriften. Als de dichter zichzelf als christen ziet, kan men zich afvragen hoe hij de christelijke visie op de zin van de tijd en het bestaan weet te verenigen met deze gedachten. 

Naar de huidige literaire maatstaven is het niet of nauwelijks mogelijk om een gedicht met stelligheid te funderen op een absolute waarheid. De seculiere criticus zal moderne gedichten waaruit kinderlijk godsvertrouwen spreekt bij voorbaat afwijzen. Wellicht is Wind (en zijn christelijke literatoren in het algemeen) op dit punt te zeer beïnvloed door het oordeel van de wereld. 

Verlangen
In de vorm van het gedicht "Verlangen" bevat de bundel overigens een prachtige beschrijving van de christelijke toekomstverwachting: 

Altijd verlangde je. Altijd. Naar
wat zou komen alsof het er was,
een goedbewaarde toekomst.
Altijd dat gezicht, oneindig jong,
die ademloze ogen om de grote
dag die nog onaangebroken klaar
lag. Altijd maar die soevereine
glimlach van een woord een woord. 

In enkele regels is een persoon geschilderd. Ademloze ogen, een soevereine glimlach, het is niet eenvoudiger te verwoorden. Is het gedicht in de afdeling "Momenten" geplaatst om aan te geven dat het beschreven verlangen volgens de dichter geen waarde heeft die de tijd overstijgt? 

Oorspronkelijk
Genoemde bezwaren zijn van levensbeschouwelijke aard. Literair gezien heeft Harmen Wind het een en ander te bieden. Zijn gedichten zijn oorspronkelijk, de verzen zijn gevarieerd van onderwerp. De vraag of deze gedichten op onaanvaardbare wijze door de tijdgeest zijn beïnvloed, moet iedere lezer voor zichzelf beantwoorden. 

N.a.v. "Plaatselijke tijd" door Harmen Wind; Uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1997; ISBN 9029557559; 61 blz.