Poëzie vertalen is en blijft een hachelijke onderneming. Men moet heel goed in staat zijn zich te verplaatsen in de leefwereld van de dichter en intuïtief aanvoelen wat het hem eigen taalgebruik is en welke taalkleur en betekenislagen in het werk schuilgaan. Externe factoren als geestelijke, culturele en maatschappelijke ontwikkelingen spelen een belangrijke rol.
De renaissanceliteratuur is geen gemakkelijk materiaal om te vertalen. En als de schrijver waarop men het oog heeft laten vallen Shakespeare heet, heeft men zich een formidabele uitdaging gesteld. Het heeft H. de Roy van Zuydewijn er echter niet van weerhouden een poging te doen. Zonder overdrijving mag het experiment geslaagd genoemd worden.
In zijn inleiding geeft de auteur aan dat er erbarmelijk weinig biografisch materiaal is, waarmee de sonnetten ingeraamd kunnen worden. Er is sprake van een tweedeling in de 154 nummers waaruit deze sonnettenkrans bestaat. De eerste 126 zijn gewijd aan een jonge vriend, die een bijna vrouwelijke schoonheid bezeten moet hebben.
Het is onvermijdelijk dat de hartstocht waarmee Shakespeare over hem schrijft tegenwoordig bestempeld wordt als homo-erotiek Het platonische -“Uw liefde is mij wonderlijker dan liefde der vrouwen"- is een verschijnsel dat gesneuveld is in het geweld va n de seksuele revolutie. De vertaler neemt terecht afstand van deze on-Shakespeareaanse, eenzijdige interpretatie en wijst erop dat dichter en de “ik” van de sonnetten niet (hoeven) samenvallen.
Vernaaide mantel
Het tweede gedeelte van de sonnettenreeks is een vertolking van de hoofse liefdesproblematiek die vaak in renaissancesonnetten opduikt: de onbereikbare schone vrouwe die lokt maar zich niet vangen laat. In de eerste betekenislaag is het dus de liefde die de boventoon voert.
Maar Shakespeare zou Shakespeare niet zijn als hij niet tegelijkertijd deze gedichten gebruikte voor het tot uitdrukking brengen van zijn gedachten over vergankelijkheid en onsterfelijkheid, schijn en zijn, de verhouding tussen rede en gevoel, eer en verguizing enzovoort.
De auteur heeft gekozen voor een vertaling die het midden houdt tussen een statige historisch-equivalente benadering en een vlotte, eigentijdse weergave, waarbij de balans iets vaker doorslaat naar het eerste. Dat is een gelukkige keus, want een twintigste-eeuwse jas past het ampele postuur van Shakespeare nu eenmaal niet zo goed. Hij verdient een mantel die enerzijds recht doet aan het zeventiende-eeuwse klimaat en anderzijds zo vernaaid is dat de waardigheid van Shakespeares oorspronkelijke vorm bewaard wordt zonder ontoegankelijk te zijn. Een paar citaten mogen dienen ter verduidelijking.
In Sonnet 50 treurt de dichter, of liever zijn "persona”, omdat een reis scheiding maakt tussen hem en zijn vriend:
Hoe zwaar valt mij de reis, waar onderweg
voor wat ik zoek zich deze vraag aandient
eer aan haar eind ik mij te rusten leg
hoeveel ben ik weer verder van mijn vriend?
Het rijdier dat hij draagt sleept, naast die last
de zorgen mee van wie zijn rug berijdt
als stek de sukkel instinctmatig vast
dat ik niet graag zo schielijk van je scheid.
Sonnet 60 zet in met de wisseling der tonelen:
Als golven afgaand op het kiezelstrand
komen minuten vlug tot hun besluit
elk wissel plaats met die er vóór hem landt
en warstek zich in volgorde vooruk
Geboorte, in een zee van licht ontstaan
kruipt naar haar wasdom, maar op 't hoogtepunt
stoort een eclips de schitter van haar baan...
Het najagen van genot is in Sonnet 129 zó verwoord:
...lust die zelfs onvervuld
vol bloeddorst is, moordzuchtig, wreed, bruut, wild
meinedig, ontrouw, bandeloos, vol schuld
nog niet gesmaakt of maakt voor afschuw plaats
ontzind gejaagd, maar het genot beleefd
ontzind gehaat als een verzwolgen aas
dat razend maakt die het genomen heeft.
De Roy van Zuydewijn speelt bijzonder vaardig met dezelfde instrumenten als Shakespeare gehanteerd heeft: de trochee, de jambe, de anapest en de dactylus. Daarbij is de vorm van Shakespeares sonnetten (drie kwatrijnen en een duet) nauwlettend bewaakt e n is de woordkeus meesterlijk, zonder dat de oorspronkelijke betekenis geweld wordt aangedaan.
Het beoordelen van de zuiverheid van de vertaling wordt de lezer bijzonder gemakkelijk gemaakt door het feit dat origineel en vertaling steeds op dezelfde bladzijde staan. Dit maakt het werk uitermate geschikt voor studiedoeleinden. Ieder die van dichtkunst houdt zal echter dit ,,vormrijk, (...) lovend materiaal/ met gouden veer (...) beschreven (...)/ in door de Muzen zelf gevijlde taal", gaarne ter hand nemen.
N.a.v. "De sonnetten", door William Shakespeare; vertaald door H. J. de Roy van Zuydewijn; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1997; ISBN 9029537159; 170 blz.