Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Drs. Tj. de Reus

Debuut van dichtende vrienden

Twee nieuwe dichtbundels van christendichters: "Paradijs" van Hilbrand Rozema en "Wakker" van Rien van den Berg. Beide dichters zijn al jaren actief op het christelijk-literaire erf. Ze zijn allebei redactielid van zowel Icarus als Woordwerk. Vorige week werden hun bundels voor de C. Buddingh'-prijs voor nieuwe Nederlandse poëzie genomineerd. 

Het redacteurschap van het tijdschrift Woordwerk is er voor Rozema en Van den Berg later pas bijgekomen. Oorspronkelijk horen beiden bij de Icarus-groep. Deze schrijversbent is vrij actief: in hun tijdschrift publiceren ze met grote regelmaat proza en poëzie. Het is een mooi resultaat en, meer nog, een indicatie van het belang van deze Icarus-groep, dat met de hier te bespreken dichtbundels de eerste publicaties in boekvorm verschijnen. 

Naar het zich laat aanzien, zal het hier niet bij blijven. Ook Ronald Westerbeek is een productief schrijver. Hij publiceerde zijn novelle "De val van de pelikaan" als het jaarlijkse vijfnummer van "Icarus" en daarnaast plaatsten "Bloknoot" en "Woordwerk" enkele van zijn korte verhalen. Dat wekt de verwachting dat Westerbeeks eerste verhalenbundel niet lang meer op zich zal laten wachten. Rien van den Berg publiceerde overigens tegelijk met zijn gedichtenbundel een boekje óver poëzie. Het geeft maar aan hoe het borrelt en leeft rond het literair-culturele tijdschrift Icarus. 

Schepping
"Paradijs" noemde Hilbrand Rozema zijn debuutbundel. Die naam zegt iets over de manier waarop hij bezig is met de taal en de wereld om hem heen. In de bundel zijn twee titelgedichten opgenomen: een enkel gedicht en een cyclus. De overeenkomst tussen "Paradijs" en "Paradijs I-III" is dat ze beide over de dierentuin gaan. Rozema observeert dieren: apen, zebra's, fazanten, flamingo's, buideldieren en wat niet al. Expliciet verbindt de dichter het waarnemen van de dieren in al hun eigenaardigheden met het geloof in de Schepper. De schepping zit vol wonderen. De dichter verbaast zich dan ook over een luidruchtige schoolklas, die daarvan niets lijkt te zien. Rozema heeft er wel oog voor. 

Dat beweert hij niet, maar hij laat het zien. In taal. Neem bijvoorbeeld de prachtige zin over parende neushoorns: ,,En op de Afrika-savanne: een paring met neushoorn-/ gewicht, gracieuze trage wals voor twee giganten". Ook de evocatie van een groep flamingo's, die op de dichter de indruk maken niet thuis te zijn in de dierentuin, is overtuigend: ,,Bijna menselijk droevig hun verwezen gestaar/ in de ruimte: wat doen we hier, is de gedempte/ vraag (...)". 

Het gedicht "Schriftuur" lijkt in dit verband programmatische trekken te hebben: de dichter 'leest' de wereld om hem heen. Hij wil begrijpen, tot zich nemen, met taal doordringen in het wezenlijke van wat hij ziet. Dat vereist creativiteit en een scherp oog voor het bereik en de kracht van woorden. Rozema bezit beide in ruime mate. Bij het lezen van zijn gedichten werd ik vaak getroffen door het doeltreffende gebruik van de taal. 

Opeenstapeling
Maar ook zijn er momenten waarop het uit de hand loopt. Rozema's poezie vertoont soms de neiging een opeenstapeling van beelden en gedachtenspinsels te worden. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan het openingsgedicht "Bijtijds". Rozema lijkt in zo'n gedicht op een spreker die zich verliest in allerlei zijsporen en -paden, terwijl de hoofdlijn buiten beeld raakt. Op zich zijn deze zijpaden steeds boeiend en avontuurlijk Rozema smeedt vaak genoeg smakelijke beelden om de aandacht gespannen te houden- maar tegelijk raakte ik het spoor nogal eens bijster. 

Rozema's poëzie is naar mijn idee gebaat bij een grotere mate van eenduidigheid. Natuurlijk is juist meerduidigheid een van de hoofdkenmerken van poëtische taal, maar het gaat me hier om een zekere helderheid. Als de dichter zijn poëtische woordenstroom meer in de hand houdt, zoals bijvoorbeeld in "Hanepoten" en "Schriftuur", neemt de zeggingskracht van zijn verzen toe. De gekozen beelden krijgen op zo'n moment meer kans uit te kristalliseren in het hele gedicht. Dat in "Paradijs" nogal wat van zulke verzen of versfragmenten te lezen zijn, zegt iets over de klasse van deze bundel. De verwachting is gerechtvaardigd dat Rozema's poëzie zich de komende jaren zal ontwikkelen en perfectioneren. De affiniteit met de taal en het scherpe gehoor voor de mogelijkheden van woorden, waarvan "Paradijs" blijk geeft, staan daar garant voor. 

Bescheiden
De dichtbundel van Rien van den Berg heeft een heel ander karakter. Terwijl bij Rozema de dingen (bijvoorbeeld dieren) op de voorgrond staan, heeft Van den Bergs dichterschap een sterk persoonlijk karakter. Nogal wat ervaringen en emoties van de dichter zijn aan te treffen in de verzen uit "Wakker". Daarnaast is Van den Bergs poëzie duidelijk vormvaster dan die van Rozema. Van den Berg heeft niet gekozen voor een bepaalde dichtvorm, zoals bijvoorbeeld het sonnet, maar wel houdt hij zijn versregels strak in de hand. De regels en de verzen zijn over het algemeen kort en bondig. 

In het openingsgedicht "Beekje" krijgt de lezer een idee van de drijfveer achter Van den Bergs dichterschap. De titel geeft aan dat de dichter bescheiden pretenties heeft. Hij waant zich niet een grote, bruisende, poëtische springader, hij is slechts een beekje. Wat is het doel van dat beekje? Eenvoudigweg: ,,uit te monden". Nauwelijks waarneembaar, dit beekje, maar niettemin: ,,(...) bijeengelekt/ van tussen gras en grond, stamelend/ de centimeters stelend, botsend, stotterend/ om stenen heen (...)". Mooi hoe in deze regels de taal zelf gaat stotteren door de herhalingen van o-, e- en t-klanken. 

Dit vers typeert de hele bundel: steeds geeft de dichter uiting aan persoonlijke ervaringen als verdriet, vreugde, angst, schuldgevoel of hoop. Een mooi gedicht over de christelijke hoop is "Lente": ,,Dan is dit land weer vol/ van takjes, aarzelend stijgend/ waterpeil in nog naamloze beekjes (...)". In dit gedicht valt de echo te ontdekken van Psalm 85, waarin ook het komen van Gods toekomst de grond voor hoop is. 

Expliciet
Met regelmaat slaagt Van den Berg erin de taal mooie en treffende dingen te laten zeggen. Maar met even grote regelmaat lukt hem dat niet. Het ontbreekt een aantal gedichten en nogal wat versregels aan beeldend vermogen. Op zulke momenten zegt Van den Berg het er zelf even bij. Hij legt zijn verzen dan uit, door expliciete vergelijkingen te maken. Een moeras in een dal vertegenwoordigt iets van Van den Bergs innerlijk en een ondoordringbare mist moet je als lezer gelijkstellen aan een persoonlijke crisis van de dichter. Die verzen zijn niet zo interessant, omdat het gedicht dan zijn kracht moet vinden in andere zaken dan de taal van het vers. Dat is een zwaktebod. 
Poëzie moet het hebben van de woorden, van het taalspel. De gedichten waarin Van den Berg dit taalspel niet op een hoog creatief niveau heeft gespeeld, overtuigen dan ook niet. Van den Berg maakt zich er soms te gemakkelijk van af, hij stelt zich te snel tevreden met zijn verzen. Dat hij meer kan, bewijzen bijvoorbeeld "Lente" en regels als ,,Dit beekdal is een voortdurend gesprek/ boomvol diepgewortelde verbanden/ van de aarde met de kruinhoge hemel". 

N.a.v. "Wakker", door Rien van den Berg; uitg. Kok, Kampen, 1997; ISBN 902429178x; 48 blz.. "Paradijs", door Hilbrand Rozema; uitg. Kok Kampen; ISBN 9024291771; 44 blz.