Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Dr. A. Th. van Deursen

Blatend schaap te midden van herders

C. S. Lewis beschouwde zichzelf als een leek in theologische kwesties, een vrijmoedig schaap dat de herders echter best op hun plaats durfde te zetten. Tegen de vrijzinnige theologie zette hij de hulpmiddelen van logica en gezond verstand in – waardoor zijn redeneringen gewoonlijk even helder als overtuigend zijn.

Dorothy Sayers, schrijfster van klassiek geworden speurdersromans, was een van C. S. Lewis’ vaste correspondenten. Als iemand dan vraagt: „Ja, maar wie was nou die C. S. Lewis?” stokt het gesprek even. Haast iedereen zou toch een zo veelzijdig man als Lewis moeten kennen. 

Die veelzijdigheid was er de oorzaak van, dat Dorothy Sayers en hij in hun briefwisseling eens een keer van mening verschilden. Zij vond dat een auteur alleen eerlijk werk leverde als hij innerlijke aandrang voelde tot schrijven. Dat kon Lewis onmogelijk met haar eens zijn. Hij schreef voor kinderen en voor volwassenen, voor het brede, geïnteresseerde publiek en voor de vakgenoten van de wetenschap, voor atheïsten om hen te bekeren, en voor christenen om hen te bevestigen in hun geloof. Wie voor zijn werk zoveel aftrek vindt bij zo verschillende lezers, moet in staat zijn te leveren op termijn en bestelling. Lewis antwoordde dan ook aan Dorothy Sayers dat hij bij zichzelf geen verband kon bespeuren tussen schrijfdrang en kwaliteit. Wie schreef omdat het moest, kon dus heel goed een hoogwaardig product leveren. 

Zeggingskracht
Hij had gelijk, in elk geval voor eigen werk en persoon. We kunnen het allemaal zelf nagaan aan de hand van de pas vertaalde essaybundel, die verschenen is onder de titel ”Varensporen en olifanten”. Veel van de daarin opgenomen stukken zijn geschreven op verzoek, bijvoorbeeld als lezing over een opgegeven onderwerp. Het doet niets af aan de frisheid van de ideeën of de zeggingskracht van de woorden. 

Je zou best kunnen beweren dat Lewis welbeschouwd in de eerste plaats een essayist is geweest. Dat was nu precies een kunst die hij uitstekend verstond: in tien tot vijftien bladzijden een vraagstuk zo behandelen dat je de lezers onmiddellijk pakt, vervolgens hun aandacht vasthoudt met onverwachte paradoxen en andere prikkelende wendingen, en eindigt met een conclusie die hen bijblijft. Al de veertien hoofdstukken laten dan ook zien waarom Lewis zoveel lezers heeft gevonden, en nog altijd nieuwe bereikt. 

Wie weten wil waar dit boek over gaat zal niet veel inzicht putten uit de titel. In de bundel staat een opstel dat dezelfde naam draagt, maar in de eerste Engelse uitgave anders heette: ”Moderne theologie en Bijbelkritiek”. Dat zou niet passen voor het geheel, maar het verschaft ons wel een sterkere aanwijzing dan de varensporen en de olifanten. 

De hier verzamelde opstellen zijn na Lewis’ dood bijeengebracht en uitgegeven door zijn vroegere secretaris Walter Hooper. Die meende zelf dat de meeste stukken van theologische aard waren. Dat lijkt mij een eigenaardig misverstand, want in het titelverhaal, dat dus over moderne theologie en Bijbelkritiek gaat, noemt Lewis zichzelf nadrukkelijk een ondeskundige buitenstaander. Hij voerde bij die gelegenheid het woord voor studenten in de theologie die zich voorbereidden op het geestelijke ambt. Lewis sprak hen aan als herders en presenteerde zichzelf als een schaap, een blatend schaap, dat de herders vertelt wat slechts een schaap vertellen kan. 

Bijbellezer
Dat is de rol waarin Lewis zich op zijn gemak voelt. Hij is een zeer vrijmoedig schaap, dat de herders best op hun plaats durft te zetten. Hij bestrijdt de vrijzinnige theologie van deze studenten niet door er een andere theologie tegenover te stellen. Hij zet de logica in en het gezond verstand, en kan daarbij niet alleen terugvallen op een grondige scholing in de literatuurwetenschap, maar ook op een enorme belezenheid zowel in de klassieke als in de Engelse letterkunde. Deze schijnbaar simpele hulpmiddelen staan er borg voor dat zijn redeneringen gewoonlijk even helder als overtuigend zijn. De herders hebben van hun blatende schaap niet terug. 

Wat vooral treft, is dat Lewis de behandeling van een probleem nogal eens op dezelfde manier begint, namelijk door de Bijbel op te slaan, in het bijzonder het Nieuwe Testament. Dan gaat hij niet bij de theologen te rade, maar leest eenvoudig wat er staat. 

Theologisch zou ik deze opstellen daarom niet noemen. Theologie is een wetenschap, en al beschikte Lewis over een hoogwaardige wetenschappelijke vorming, de godgeleerdheid was niet zijn speciale veld. Wel is hij vóór alle dingen een Bijbellezer, die leest met grote onbevangenheid, en dan over de teksten zo indringend kan schrijven alsof je ze voor het eerst krijgt uitgelegd. Lewis wil ook dat wij Bijbelteksten belangrijk vinden, want mensen zijn ieder ogenblik op weg naar de hemel of naar de hel. De hemel moet onze bestemming zijn, want wij zijn geroepen om de Heere te loven en te prijzen, en dat kunnen alleen verloste mensen doen. 

Langbaarden
Dat klinkt goed puriteins, maar we moeten ons in Lewis niet vergissen. Het kan hem best overkomen dat zijn onbevangenheid de grens van het toelaatbare zeer dicht benadert. Zijn positie is niet zo gemakkelijk te bepalen. Ik zou het niet in mijn hoofd halen de Spreuken van Salomo wrevelig af te serveren als „een eindeloze reeks gemeenplaatsen van oosterse langbaarden.” Mij komt het voor dat de eerbied voor het Woord zulks niet gedoogt. 

Toch treft ons Lewis’ omgang met de Bijbel nooit als oneerbiedig, en ligt er niets tegenstrijdigs in als hij het zich veroorlooft de Schriftkritische theologen een arrogante omgang met de Schrift te verwijten. Hij laat het trouwens ook niet bij die langbaarden, en legt ons uit waarin de wijsheid van de Spreuken de klassieke oudheid toch te boven gaat. In zijn verlangen om te verstaan gaat hij nu en dan zeer aparte wegen. Maar is dat niet juist de reden waarom we Lewis graag lezen? 

N.a.v. ”Varensporen en olifanten en andere essays”, door C. S. Lewis; uitg. Kok, Kampen, 2006; ISBN 90 435 1316 4; 320 blz.