De nieuwste roman van Jan Siebelink (1938), "Vera", bevat weer de voor hem zo karakteristieke elementen, onder andere ,,de extreem orthodox gelovige", ,,de mens met een eetstoornis" en ,,de vrouw die denkend haar leven leeft". Het decadentisme uit zijn vroegere werk (onder andere "Nachtschade" en "Lust voor het oog") lijkt steeds meer een gepasseerd station te zijn om plaats te maken voor de psychologie van de typisch Nederlandse mens die zijn weg moet zoeken in de typisch Nederlandse omgeving met aan de ene kant zijn orthodoxie en aan de andere kant zijn vrije moraal.
Het keuzeaspect binnen de burgerlijke samenleving is in de romans, zoals "De overkant van de rivier", "Verdwaald gezin" en ook "Vera", nadrukkelijk aanwezig. De hoofdpersonen zoeken een eigen plaats binnen die 'gespleten' wereld. Siebelink is een schrijver geworden van het land ,,waar brede rivieren traag door oneindig laagland gaan".
Centraal in Siebelinks leven staat de keus die hij maakte toen hij al ruim dertig jaar was; hij verliet de kerk. Sindsdien ervaart hij ,,gevoelens van verwarring" en een ,,leegte", die hij met het schrijven een plaats probeert te geven. ,,Mijn voorkeur heeft te maken met heimwee, nostalgie naar een geordende wereld, waarin het land, de gang van de seizoenen van belang is, waarin God aanwezig is. Ik durf dat verlangen niet goed te ontleden, ik probeer maar met woorden wat te verbeelden" (interview Reformatorisch Dagblad, 21 maart 1997). Die ordening ontbreekt in het leven van Vera.
Orthodox
Vera groeit op in een disharmonieus gezin. Haar moeder zoekt troost in het eten, haar vader zondert zich af op zijn studeerkamer. Onbegrip en misverstanden blijven de verhoudingen tussen de gezinsleden kenmerken, ook die van Vera en haar zus Suze. Korte tijd vindt Vera een ,,alleswetende, alleskunnende broer, die haar beschermt" in Alco, een medescholier. De hartstocht bekoelt al snel en ondanks zijn hevige protesten maakt ze zich van hem los.
Ze volgt de keus van haar ouders en gaat naar de School voor Taal- en Letterkunde om Nederlands te studeren. Ze trouwt met een gastdocent, Daniël Melchers. Zijn vader bezocht een extreem orthodoxe gemeenschap in de stad, maar sinds de voorganger overleden is, houdt hij huisdiensten. Vanwege zijn geloof verloor hij alle interesse voor de zelf opgebouwde zaak, die dan ook failliet ging. Zijn moeder is een zachtaardige vrouw, die zich in de situatie schikt en uit liefde zondags ,,onder zijn gehoor blijft zitten". Daniël gelooft niet, maar laat zich niet uitschrijven uit de Hervormde Kerk. Angst blijkt de drijfveer: ,,bang ter plekke te zullen worden gestraft".
Burgerlijk realisme
Daniël en Vera krijgen een dochter, Heleen. Hun geluk wordt verstoord door de allergie van hun dochter (coeliakie). Eén keer dreigt het gezinsgeluk opgeofferd te worden aan de liefde van Vera voor een kunstschilder, Emile. Ze raakt hevig verliefd op hem. Na deze crisis dient zich een volgende aan: in de puberteit wordt Heleens gedrag afwijkender. Pas na een lange ontkenningsperiode dringt de werkelijkheid zich aan hen op: Heleen heeft enorme eetbuien, waarna ze overgeeft of laxeert. Voor Vera en Daniël is het feit nauwelijks te accepteren: hoe kon hun dochter, ,,het opgewekte, extraverte meisje" met de ,,energieke manier van lopen", zo ver komen? Als genezing uitblijft, is de gang naar de kliniek onontkoombaar. Nadat Vera haar dochter weggebracht heeft, overdenkt ze op een terras haar hele leven.
Aan het eind van de roman vraagt Vera zich af: ,,Wat doet een gezin (je) eigenlijk?" Dat is de centrale vraag van deze roman. De lijn van het burgerlijk realisme wordt voortgezet in deze roman. Romanfiguren moeten keuzes maken die hun levensinvulling betreffen. Toch zijn de bewuste keuzes maar een onderdeel van het leven; in veel situaties wórdt voor de mens gekozen: Vera's moeder had naar de Tekenacademie gewild. Maar haar ouders kozen voor haar. Het werd Engels. Daniëls vader werkte als kleine zelfstandige dag en nacht. Tot God hem te machtig werd, zodat hij alle interesse voor het verdienen van de kost verloor. Of Heleen, die alle wind lijkt mee te hebben, totdat ,,het leven haar te snel gaat" en ze alle onzekerheid vertaalt in het wel of niet eten...
Zo is er geen eenduidige, geordende wereld vindbaar in de nieuwste roman van Siebelink. De mens lijkt overgeleverd te zijn aan de grillen van de wereld, waarin hij gezet is. Woorden kunnen (slechts een tijdelijke) structuur aanbrengen in deze chaos.
Gespletenheid
Jan Siebelink is op zijn best als hij het innerlijk van de mens in verwarring beschrijft. Vera's moeder, Daniëls vader en Heleen worden treffend beschreven. Siebelink roert in deze roman veel onderwerpen aan, maar deze hoeveelheid werkt blokkerend voor de diepte. Haast alles blijft aan de oppervlakte. Siebelink bereikt niet de top, die hij wel bereikte met "De overkant van de rivier", waarin hij één thema, het geloofsleven van zijn vader en de invloed daarvan op hemzelf en zijn omgeving, buitengewoon intrigerend beschrijft. Deze geloofsvisie, nu verbeeld in Daniëls vader, diept hij in "Vera" helaas ook niet verder uit.
Met de veelheid van thema's krijgt de gespletenheid van de mens meer plaats in deze roman. Zowel erotiek als geloof eist daarom zijn plaats. Ook wordt er gevloekt in deze roman. Hoe rijmt Siebelink dit laatste nu met zijn uitspraak in het interview: ,,Ik heb er bezwaar tegen als mensen het woordje God zomaar als tussenwerpsel gebruiken"? Ondanks de genoemde bezwaren blijft Siebelink echter een boeiend schrijver.
N.a.v. "Vera", door Jan Siebelink; uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 1997; ISBN 9029051760; 292 blz.