Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: B. S. van Groningen

Wroetend gebogen over de barse grond

Anton van Duinkerken schrijft in De Tijd van 4 december 1930 dat hij het nieuwe boek van Antoon Coolen eigenlijk geen roman kan noemen, zelfs niet in de zeer ruime zin van het woord. Hij mist de intrige, waaromheen de gebeurtenissen in min of meer oorzakelijk verband zijn gegroepeerd.In "Peelwerkers" ontbreekt een beheersende intrige. Er is geen hoofdpersoon, want het boek vertelt de geschiedenissen van verscheidene mensen die in het Peelgebied wonen en om de beurt de aandacht krijgen. 

Coolen voert ons mee in de verschillende woningen en hutten van de peelwerkers. Hij laat ons met verschillende karakters kennismaken. Zij worden getekend in hun conflicten en hun inwendige strijd. Coolen ziet naast de deugden ook de fouten. Hij verdoezelt die niet, maar zet tegenover de slechte eigenschappen de goede hoedanigheden. De mens met zijn kwade neigingen wordt getekend, maar het kwade wordt door het goede overwonnen. Een typisch rooms-katholiek trekje. 

Taferelen
"Peelwerkers" is geen aaneengesloten verhaal, maar bestaat uit losse taferelen. Coolen heeft ze kunstzinnig aaneen geweven, zodat ze toch samen een geheel vormen. Het zijn geen schetsen, want in elk gedeelte komen bijna dezelfde personen voor. De lezer wordt verplaatst naar het harde leven in de Peel; eigenlijk is het boek een schildering van de dood in de Peel. Al is Coolen sober in zijn beschrijving van de dood, hij heeft de atmosfeer van het sterfgeval weten te vangen. Meestal schrijft hij slechts over de gebeurtenissen tussen het sterfgeval en de begrafenis. We vinden geen enkele realistische beschrijving van een mens die sterft. 

Het leven is geen geringe zaak, het is zwaar en zorgelijk in de Peel. Vuil Leenke moet haar huis uit en zit met heel de keet in de spoorgraaf. Haar man, de klotsteker oon Wuiten, kan niet op tegen zijn drieste, slordige vrouw. 't Is er alle weken feest, vooral als de bootsman komt. Dan loopt Toon weg, maar hij wordt door Sandere Mie naar zijn gezin gedirigeerd. 

Zelf is Sandere Mie door haar man in de steek gelaten en moet zij met sluikhandel (geitenvlees) de kost verdienen. Elke dag dekt ze nog de tafel voor haar "mensch", maar de plaats blijft leeg. Na 12 jaar komt Sander bij zijn vrouw terug. Nors en zwijgend staat hij in de kamer. Dan schreit Mie van blijdschap, die eigenlijk geen uitweg weet. 

Peelwroeter
Er komen scheldwoorden, bittere verwijten en vuistslagen neer op het hoofd van de zwijgende Sander. Maar hij is weer thuis en als het voorjaar wordt, trekt hij met zijn klotstekerstuig de Peel in, de barse maar bindende moedergrond. De arbeid van de peelwerker is nergens zo treffend getekend als aan het eind van het boek, wanneer Sander in het voorjaar weer aan het werk gaat:
,,De peelwerker krom, mee de open benen ingezwikt, het bovenlijf gebogen, wroet en trekt de turven los. Hij heft klot na klot op zijn oplegger en kantelt ze, smijdig en zwaar van water, op hun kant achter hem toe rechte rijen neer. Zo wroet en treedt hij op zijn zwarte, ruige veldje, de mist sluit de wereld aan alle kanten voor hem dicht. De man treedt binnen die grenzen op dit gebied, waaraan hij wroetend gebogen staat. Hij vat zijn stikker mee twee krachtige handen, plant hem neer, wringt en wroet en snijdt. Hier staat hij, de graver, de steker, bars en blindelings trouw aan de arbeid van zijn jeugd en jonge jaren. De peelwroeter. De mist, die trage dampen komen rond hem samen en voegen zich aan die wroetende, kromme gestalte. De verten liggen vervloeid, verdampt. De hemel in de mist hangt in dit grijze flarden neergestort over de diepe laagte van de peel". 

Hard is het leven ook voor het oude moederke Klep, die alleen met haar zoon Piet Klep woont. In plaats van te werken, drinkt hij zich dood en wordt hij ergens gevonden in een wak (peelwiek). Het ergste is, dat Nelemans Piets huisje 'gekocht' heeft om Piet van drank te kunnen voorzien. De oude moeder moet nu nog huur betalen ook. 

Ongelijke strijd
Diep tragisch is het verhaal van Jan Klot, die wiegjes en ledikanten maakt, terwijl zijn kinderen kort na hun geboorte sterven en zijn arme vrouw schuw en vreemd wordt in deze ongelijke strijd met de dood. Als er weer een kind gestorven is, komen de kinderen uit de buurtschap: ,,We kommen asteblieft strooisel ophalen voor het kiendje van Jan Klot". 

De tragiek in het gezin van Tinus Manders is weer anders. Dien Manders (ze heet zelf Klep) heeft vlagen van onstuimige verbijstering en slaat dan alles kort en klein. Ten slotte komt ze in een krankzinnigengesticht terecht. Tinus gaat ter bedevaart naar Ommel, maar desondanks sterft Dien toch. Met een 'hok' met kinderen blijft Tinus achter. Zo heeft elk huisje zijn kruis(je). Het leven is zwaar in de Peel en als er de Kruislievenheer niet was... 

Maar telkens breekt toch ook even de troost door van wat natuurlijk geluk en alles wordt goed en vreedzaam in deze levens, als in een sprookje. Vuil Leenke krijgt weer een huis, waar ze fuiven kan tot het weekgeld op is en de jongens geuren met een stoomfiets. Toon Wuiten blijft toch maar bij haar, al heeft hij een hondenleven. Sander komt na twaalf jaar toch weer bij zijn vrouw terug. En bij Jan Klot komt er telkens een nieuw kindje en waarom zou het niet één keertje blijven leven? En ten slotte zijn de tijden toch veranderd, al weet het jonge volk dat zo niet. 

Berusting
Antoon Coolen heeft het vermogen de loop der seizoenen te schilderen in verband met het menselijk lot. Vooral in "Het donkere licht" geeft dit voor het rooms-katholieke gevoel soms een al te fatalistisch verloop aan de verhalen van de schrijver. In "Peelwerkers" staat de kracht om de berusting van de mens te laten voelen centraal. Als Manders bijvoorbeeld met zijn hele huishouding ter bedevaart gaat en zijn gebed niet verhoord wordt, verandert dit niets aan zijn menselijkheid. Hij berust in het leven. Sander gaat na de winter weer klotsteken met de anderen. 

Deze berusting verhoogt enerzijds de tragiek, maar geeft haar ook een andere dimensie, omdat ze de mens doet uitstijgen boven zijn eigen machteloosheid naar het hart van God. Anton van Duinkerken noemt Coolens boek tragisch, zonder wanhoop. We kunnen "Peelwerkers" niet lezen zonder aandacht voor het maatschappelijke leven uit die tijd. De ellendige toestand van de peelwerkers gaat de schrijver ter harte. Toch is het boek beslist geen tendensroman. De auteur beschrijft en schildert de toestanden, zonder er zelf conclusies aan te verbinden. Dat laat hij aan de lezer over. 

Al tref je geen subjectieve mening van de schrijver zelf aan, toch proef je de diepe bewogenheid en zo ontstaan in dit boek geen standaardtypen, maar mensen van vlees en bloed. Een sublieme beschrijving van de peelwerkers uit die tijd, in hun eigen taal. 

N.a.v. "Peelwerkers", door Anton Coolen.