Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Dr. C. A. de Niet

Aeneas had zwerven als roeping

Aan het leren van de Griekse taal door middel van de grote heldendichten van Homerus had Augustinus in zijn jonge jaren een grondige hekel. Maar van de kennismaking met de Latijnse literatuur heeft hij genoten. 

In het eerste boek van zijn "Confessiones" vertelt hij dat hij zich van harte liet meevoeren op de stroom van indrukwekkende verhalen in het epos van Publius Vergilius Maro, de grootste der Latijnse dichters, over de zwerftochten van de Trojaan Aeneas, die aan het einde van zijn reis en na veel strijd in Italië de stamvader zou worden van het geslacht waaruit volgens de traditie Julius Caesar en Octavianus (de latere keizer Augustus) voortgekomen zijn. 

,,Ik deerniswaardige", zo typeert de kerkvader zichzelf tegenover God in de hem eigen paradoxale bewoordingen, ,,ja, want wat was er deerniswaardiger dan een deerniswaardige die met zichzelf geen deernis had en die tranen schreide om de dood van Dido, veroorzaakt door haar liefde voor Aeneas, zonder tranen te schreien om zijn eigen dood, veroorzaakt doordat hij U niet liefhad, o God, Gij licht van mijn hart en brood van de innerlijke mond van mijn ziel en kracht die mijn geest en de schoot van mijn denken bevrucht (...).
Schreien deed ik om Dido die was ,,uitgedoofd" en die ,,haar einde door het zwaard gezocht had", terwijl ikzelf U had verlaten en het zocht aan het einde van Uw schepping, ik, stof, wederkerend tot stof. En indien mij belet was die dingen te lezen, had ik verdriet gehad, omdat ik niet had kunnen lezen wat mij verdriet bracht. (...) Ja, ,,één en één is twee, twee en twee is vier" was voor mij toen een verfoeilijke deun, maar een verrukkelijk schouwspel van ijdelheid vond ik in het houten paard vol krijgers, in de brand van Troje en in de schim van Creüsa zelf" (Conf., 1.13). 

IJzeren repertoire
Het valt op dat Augustinus in het hierboven aangehaalde hoofdstuk verwijst naar fragmenten uit het grote werk van Vergilius die nog heden ten dage tot de meest gelezen delen van de Aeneis behoren. Hij citeert enkele versregels uit het zesde boek van het epos, waarin teruggeblikt wordt op de in het vierde boek beschreven liefdessmart van Dido, de legendarische koningin van Carthago. 

Verder zinspeelt hij op het aangrijpende relaas van de ondergang van Troje, dat de dichter in het tweede boek in de mond van Aeneas zelf legt. Het verhaal over het houten paard, de krijgslist van de Grieken waarmee zij zich de toegang tot de zo lang belegerde stad wisten te verschaffen, wordt verteld vanuit het tragische perspectief van de overlevenden, die zo veel wat hun lief en dierbaar was ten onder hebben zien gaan. 

Juist deze 'boeken' hoofdstukken van telkens ongeveer negenhonderd versregels- vormen de kern van het 'ijzeren repertoire' voor ieder die in de hogere leerjaren van het gymnasium kennismaakt met het oeuvre van Vergilius. 

Literaire traditie
De ervaring van Augustinus is na al de eeuwen die ons scheiden van de tijd waarin het gedicht geschreven werd, voor velen zeer herkenbaar. De lezer van de Aeneis voelt zich telkens weer gegrepen en meegevoerd in de zwerftocht van pius Aeneas, de man die zijn plicht verstond en die, voortgedreven door de slagen van een als noodlot omschreven goddelijke macht, rondzwierf in een dooltocht naar de grens van een telkens weer wijkend, maar wenkend perspectief van vrede en geluk. 

De eeuwen door ook zijn verwijzingen naar het grote epos over de balling uit Troje, op zoek naar een nieuw vaderland, in de literaire traditie opgenomen. Ik noem slechts als voorbeeld uit de wereldliteratuur de "Divina Comedia" van Dante Alighieri (1265-1321), waarin Vergilius figureert als gids van de dichter. In de Nederlandse historische letterkunde is de "Gijsbrecht van Aemstel" (1637) van Joost van den Vondel een werk dat op vele plaatsen herinnert aan het tweede boek van de Aeneis, maar dat nog meer dan zijn bron inmiddels uit het collectieve culturele geheugen dreigt te verdwijnen. 

Nu is het gevaar dat Vergilius' werken vergeten zouden worden niet in die zin aanwezig dat er te weinig over geschreven zou zijn. De hoeveelheid wetenschappelijke literatuur over het werk van Augustus' hofdichter is werkelijk onafzienbaar. Maar becommentarieerde tekstedities vormen, hoezeer zij ook de wetenschap dienen, door de indruk- en afschrikwekkende hoeveelheid toelichtingen niet de meest geschikte toegang tot de tekst voor een in dit opzicht ongeschoold publiek. En juist daardoor zou wel eens vergeten kunnen worden dat men om te beginnen het werk zelf moet lezen; de aandacht voor soms minuscule details in de secundaire literatuur overschaduwt namelijk de kennis van het geheel in belangrijke mate. 

Vertaling
Het is dan ook een goede zaak dat er telkens opnieuw aandacht gevraagd wordt voor de tekst op zichzelf, door middel van vertalingen voor een grotere lezerskring dan alleen die van de vakgeleerden. 

Zo heeft de Leidse hoogleraar in de Latijnse taal- en letterkunde P. H. Schrijvers in 1995 onder de titel "De zwerftocht van Aeneas" een vertaling van de boeken 1, 2, 4 en 6 van de Aeneis uitgegeven, samen met een drietal essays, onder meer over ,,de Aeneis als feest van vertellen". Met dit laatste is een rake typering van het epos gegeven. Het is steeds weer verbluffend om te zien hoe knap de dichter zijn verhaal in onderdelen en als geheel opgebouwd heeft. 

Maar om dat werkelijk ten volle te kunnen beseffen, is het nodig dat men de tekst in zijn geheel kan lezen. Daartoe heeft Schrijvers nu de mogelijkheid geboden door zijn volledige en zeer leesbare vertaling van de Aeneis, die vorig jaar verscheen. Het Nederlands in deze knappe vertaling benadert de souplesse van Vergilius' verzen heel dicht, doordat Schrijvers gekozen heeft voor een weergave in tamelijk vrije verzen van zes heffingen in plaats van het strakke dactylische metrum waaronder de tekst in oudere vertalingen veelal lijdt.
Dramatiek
Tot de bijzondere kenmerken van Vergilius' stijl behoort niet alleen de verteltechniek, maar ook het muzikale karakter van zijn taal. Op cruciale momenten in het verhaal wordt de spanning vaak mede naar een dramatisch hoogtepunt gevoerd door de ritmiek en de klankwerking van de Latijnse poëzie. 

Schrijvers is er mijns inziens voortreffelijk in geslaagd om de stuwende kracht van de vergiliaanse verzen, bijvoorbeeld in de Laocoön-scènes (2, 40 e.v. en 2, 199 e.v.), ook in het Nederlands navoelbaar te maken. Met opzet gebruik ik het woord "navoelbaar", want het dichtwerk van Vergilius vraagt erom, zoals dit oudtijds gebruikelijk was, hardop gelezen te worden, zodat stembuiging en spreektempo mede aangewend kunnen worden als elementen in een kunstvaardig geheel. 

Een bij de vertaling geleverde cd maakt het mogelijk Vergilius daadwerkelijk in het Nederlands te beluisteren: de geschiedenis van Dido's liefde voor en haar uiteindelijk dodelijke verbittering over Aeneas wordt welluidend voorgedragen door Jules Croiset. Zo wordt de aandacht van de lezer als vanzelf getrokken naar dit vierde boek van de Aeneis, een literair hoogtepunt, waarin de lezer of de hoorder- evenwel geconfronteerd wordt met een moreel dieptepunt. 

Moreel conflict
Op het hartstochtelijke pleidooi van Dido om in Carthago te blijven, weet Aeneas in laatste instantie niet anders te reageren dan met de woorden: ,,Bevel is bevel" (4, 361). Althans, volgens Schrijvers, maar deze laat Aeneas hier méér zeggen dan Vergilius geschreven heeft: ,,Naar Italië, maar niet omdat ik het zo graag wil, volg ik het spoor". 

Sinds een halve eeuw zijn in Nederland de woorden ,,bevel is bevel" echter illustratief geworden voor een klimaat van gevoelloosheid en onbarmhartigheid. Wie deze woorden in een vertaling van Vergilius' indringende beschrijving van een morele conflictsituatie gebruikt, dwingt de lezer die de oorspronkelijke tekst niet kent, tot een interpretatie die tekortdoet aan de ervaringsruimte die Vergilius zelf zijn hoorders en lezers biedt en waarin Aeneas ons getekend wordt als een man die bij uitstek zijn plicht, meer nog: zijn roeping, verstond (zie bijvoorbeeld 1, 10). 

Vertalen blijft een hachelijke zaak. Maar ik ben blij dat Schrijvers zo veel risico's heeft willen lopen! 

N.a.v. "Aeneis" door Vergilius, vertaald door Piet Schrijvers; uitg. Historische Uitgeverij, Groningen, 1996; ISBN 90 6554 392 9; 296 blz.