Een bekende christen-dichteres van rond de eeuwwisseling, wier werk nog altijd in bloemlezingen wordt herdrukt, is Jacqueline E. van der Waals. Recent durfde een uitgever het aan om haar "Verzamelde gedichten" uit te geven in één band, bezorgd en ingeleid door haar biograaf drs. Henk van der Ent. En bij een andere uitgever verscheen liefst de 19e druk van een keuze uit haar verzen, "Gebroken kleuren". Dit wijst erop, dat haar poëzie misschien niet de eeuwen verduurt, maar wel vele decennia.
Ze leefde van 1868 tot 1922 en debuteerde in 1900 onder de schuilnaam U. E. V. (Una ex vocibus, één der stemmen) met de bundel "Verzen". In 1910 volgden, nu onder eigen naam, haar "Nieuwe Verzen" en in 1918 "Iris". Haar "Laatste Verzen" verschenen in of kort na haar sterfjaar. Van der Waals, dochter van een befaamd natuurkundige, was behalve dichteres ook prozaschrijfster. Bekend werd haar roman "Noortje Velt" (1907). Prozastukken van haar, zoals Repelsteeltje en Het Klavertje van Vier, verschenen in "Onze Eeuw". Verder publiceerde ze bijdragen over Gösta Berling, over "Brand" van Henrik Ibsen, over "Peer Gynt" en over SÝren Kierkegaard, terwijl ze ook veel vertaalde uit het Noors, Deens en Duits.
Gossaerts lof
Als lerares geschiedenis gaf ze les aan meisjeskostscholen, onder meer in Amsterdam. Hoewel Jacqueline niet erg oud werd, was ze niet zo zwak en ziekelijk als uit sommige gedichten vooral uit "Sinds ik het weet...", maar ook uit "Doods nadering" I, II, III en IV en uit "De dood als verlosser"- wel is afgeleid. De legende rond het broze, veelal ziekelijke poppetje wordt weerlegd door haar intensieve sportbeoefening: tennis, schaatsen, bergbeklimmen en wandelen. Ook haar geest was kerngezond. Naast MO-geschiedenis maakte ze zich ook het Zweeds, Noors, Deens en Italiaans eigen, en wijsbegeerte en theologie.
Details over haar leven, het milieu thuis en haar werk geeft Van der Ent in zijn beknopte introductie tot de Verzamelde gedichten. Zo vernemen we, dat haar jongere tijdgenoot Geerten Gossaert heel zijn eigen dichtwerk dat overigens beperkt bleef tot één bundel, "Experimenten", die per herdruk wel in omvang groeide- graag eraan zou willen geven als hij haar gedicht "Die mijns harten vrede zijt..." had kunnen schrijven. Dat zegt wel wat, want Gossaert, die eenling binnen de generatie van omstreeks 1910, was bepaald geen kabouter in christelijk dichtersland. Hij bewees, dat een klein oeuvre groot kan zijn.
Leermeester
Het is te verstaan, dat men in christelijke kring nu nog zijn toevlucht zoekt bij 'oud goud', van Van der Waals tot prozaïste Wilma, al lopen de denkbeelden over geloof en kerk van beide dames niet bepaald parallel met wat men in behoudend gereformeerde kringen heden voor de zuivere leer houdt. Van der Waals werd theologisch nogal gevormd door de toen bekende prof. P. D. Chantepie de la Saussaye jr. Haar gedicht bij zijn dood verraadt de invloed der Tachtigers: ,,Ik ween om woorden, die onuitgesproken bleven".
Was ze verliefd op haar leermeester? Het lijkt er veel op. Ze schreef (ik ween om woorden) ,,Van tederheid, die ik verlangde u te geven,/ Doch nooit heb uitgezegd of neergeschreven/ Uit schroom voor 't grote woord, die 't ware woord vermeed.../ Ik ween om woorden die onuitgesproken bleven,/ Om al, wat ik verzweeg - en gij niet weet".
Jacqueline heeft ons een kleine schat van zuivere, soms innig vrome, verzen nagelaten. Ze rommelde niet met taal: vorm en inhoud behoorden bijeen. In de Verzamelde gedichten vindt men ze allemaal terug. Wie die te kostbaar vindt, kan ook in "Gebroken kleuren" zich verlustigen in verzen als "Ik ben mijn zonden moe en mijn berouw", haar versie van "Dies Irae" met de nu extra gewichtvolle strofen ,,Jezus, die mijn ziel gezocht hebt,/ met Uw kruisdood mij gekocht hebt,/ ach, volbreng wat Gij gewrocht hebt.// En gedenk ten laatsten dage,/ hoe, voor mij aan 't kruis geslagen,/ Gij mijn straf reeds hebt gedragen".
Andere oude bekenden van haar zijn "De herdersfluit" (,,Eens ging ik langs het lage riet"). Minder bekend, maar wel aangrijpend is haar vers "Gethsemané" (,,Jezus, den laatsten der nachten"). Ook haar 'aardse' verzen klinken vaak puur, van liefdespoëzie tot natuurlyriek, van "Ik heb zulk een honger naar liefde" tot "O, die juichende, bloeiende Mei" en het vroege "Komende schepen".
"Verzamelde Gedichten" van Jacqueline van der Waals, uitg. De Groot Goudriaan (Kok), 256 blz. Van dezelfde dichteres: "Gebroken kleuren". Uitg. Callenbach, paperback, 100 blz.