Niet iedereen zal blij zijn met de jongste verhalencyclus van Jan Siebelink. In "De bloemen van Oscar Kristelijn" wordt een aantal oude rekeningen vereffend. Rector Ernst Brandsma van het prestigieuze college De Vallei in het Gelderse dorp zal zich -bij leven en welzijn- ongetwijfeld herkennen en dat niet met genoegen.
Oscar Kristelijn, de hoofdpersoon uit Siebelinks "Laatste schooldag", komt in de bundel zelf aan het woord. In het eerste verhaal blikt hij terug op zijn besluit zijn docentencarrière vaarwel te zeggen en een chique bloemenkraam te beginnen. Hij voelt zich eenzaam na zijn scheiding en zijn zoon Sander slaat een weg in die hij niet graag ziet.
In de daaropvolgende hoofdstukken wandelt Kristelijn terug naar zijn jeugd. Hoe hij opgroeit in een warm gezin, hoe vader een nering in planten en bloemen drijft en de eindjes aan elkaar knoopt. Hij beschrijft het bescheiden bedrijf waar zijn vader zo veel liefde aan geeft en de pijn als zoon te moeten constateren dat niet alleen de commercie maar ook de religie bikkelhard is. Op een zomerse middag treft hij zijn vader als door de dood getroffen achter in de kwekerij. Hij raakt hem aan, zijn ogen kijken verwilderd en verbaasd. Hij heeft iets onvoorstelbaars gezien: "Ik heb met God gesproken. De hemel was geopend, ik mocht Gods Troon aanschouwen. Het gebeurde in een geruis van onweer en stormwind. Hij deed mij ter aarde storten... O, het was verschrikkelijk en tegelijk zo heerlijk...".
Na die dag verandert de vader. Er komen merkwaardige oefenaars over de vloer, die hem aanmoedigen werken van oude schrijvers te kopen. Vader spendeert het broodnodige huishoudgeld aan perkamenten geestelijke genoegens, gaat naar gezelschappen en verschijnt ten slotte voor de vierschaar.
Pauweaanse achtergrond
Jan Siebelink heeft zijn pauweaanse achtergrond nooit onder stoelen of banken gestoken, hetgeen onder meer blijkt uit zijn roman "De overkant van de rivier". Zelf nam hij er afstand van, zonder overigens in hatelijkheden te vervallen. Hij kijkt er met een milde blik tegenaan. Dat blijkt ook uit deze met autobiografische elementen doorweven bundel. Met de ogen van zowel een ingewijde als een buitenstaander schetst de auteur het godsdienstige milieu waarin zijn vader geleidelijk aan terechtkwam. Dat waren de kringen met een hoog gehalte aan bevindelijkheid.
En het moet gezegd: Jan Siebelink kent het jargon. "De oefenaar had het over boze tijden, kommervolle tijden, goddeloze tijden. Hij zei ook dat in het oog der wereld Gods volk geacht werd als uitvaagsel en afschrapsel, een pest, dompers, maar dat al die namen evenzovele eretitels waren". "Na zijn eigen bekering achtte deze doctor in de theologie studie onzin, begroef achter in de tuin al zijn boeken, en maakte bij het schrijven bewust fouten, want hij wilde een ongeletterde zijn".
Met inlevingsvermogen en warmte tekent Siebelink de weg van zijn vader op het sterfbed. Schrijnend moet het voor het gezin zijn geweest dat de oefenaars -die in hun sleetse mantels een haag van zwartheid en somberte rondom het ziekbed optrekken- zijn vader inpalmen en zijn moeder degraderen tot een vrouw die buiten alle 'standen' valt.
School
Intussen blijft De Vallei rondspoken in de gedachten en reflecties van Oscar Kristelijn. De school is het centrum van menselijke conflicten, drama's en kleinzielig gevit. Meestal is Oscar de onschuldige, die zich kwalijk en onheus bejegend weet. De vriendschap van rector Ernst Brands raakt hij kwijt nadat de rector een verhouding kreeg met een Mata Hari-achtige docente in de schone kunsten, die er haar hand niet voor omdraait een aan de school geschonken doek te ontvreemden en van haar eigen signatuur te voorzien. Haar galerie, Indigo, bevindt zich zowel in het boek als in het echt aan de Notaris Fischerstraat.
Met een alles doorziende blik begrijpt Oscar Kristelijn de intenties achter de manipulaties van collega's die uit zijn op goedbetaalde uren. Het zou in dit verband helemaal niet gek zijn te veronderstellen dat Jan Siebelink, zelf de drs. J. G. Siebelink van de Concordialaan en docent Frans aan het Marnix College in Ede, en dr. Oscar Kristelijn, voormalig docent Frans aan De Vallei, wel eens een en dezelfde persoon zouden kunnen zijn. Het eerste verhaal ("Roversbende") in de cyclus doet wat onsiebeliaans aan. De schrijver komt wat kreunend op gang. Maar de daaropvolgende hoofdstukken maken alles goed.
Als een rode draad door de verhalen lopen de gevoelens van verlatenheid die Oscar Kristelijn bevangen. Het is dezelfde verlatenheid waarmee Nijhoffs "Het uur U" begint - het motto dat Siebelink zijn boek meegeeft. Een groep mensen speelt in de straat, voegt daar niets aan toe - of het moet zijn dat de straat nog verlatener schijnt.
In die aardse verlatenheid valt de mens dan soms een visioen, een luchtspiegeling ten deel. Siebelinks vader kreeg een hemelse, Siebelink zelf een aardse als hij terugkeert op de plaats waar zich eens het bloemenparadijs van zijn vader bevond.
N.a.v. "De bloemen van Oscar Kristelijn", door Jan Siebelink; uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 1998; ISBN 789029 058193; 223 blz.