Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: P. J. Vergunst

Een voorsprong voor Chams kinderen

Steven Sörenfjeld is op bezoek bij kinderen van Cham, in de Bijbel tot knechtschap veroordeeld, maar in de -vanaf vandaag in de boekhandel- roman van Mance ter Andere levend in gemeenschap met de Eeuwige en elkaar. 

"De eb roept om de vloed, de storm is als een razende op zoek naar de stilte, de ziekte smeekt om genezing, de afbraak is gericht op vruchtbaarheid, de dood hunkert naar de onvergankelijkheid. Dat is de lijn van de droom van Hèw-ai (de Eeuwige, red.). Wij mogen werken aan de vervulling van Gods Droom" (p. 184). Zo hoort Steven het Verhaal van Chams nakroost, een boodschap van Vrede. 

Waarom leven zij die ooit vervloekt werden in harmonie? "Omdat ze zich wezenlijk overgeven aan een hogere Wil, innerlijk gericht zijn op samenhang". Steven voelt het contrast met het Nederland van de 21e eeuw. "De wereld is bij toeval ontstaan en er bestaat niets meer dan wij ervaren", is de geldende maatstaf in zijn land. 

Nadat Ter Andere in 1995 na de verschijning van zijn novelle "De rand van het heelal" in Bloknoot schreef dat hij graag de ruimte van een roman gehad had, heeft hij die ruimte nu genomen en gebruikt. In bijna 300 bladzijden neemt Mance ter Andere de westerse beschaving stevig op de korrel. 

Als sleutel tot het verstaan van zijn boodschap dienen de woorden uit Daniël 5:25. De schrijver zet de materialistische interpretatie (het neergetelde geld, het afgewogen goud, het verdelen van de winst) naast de boodschap (geteld, geteld, gewogen - jij, gebroken - jouw rijk). 

Grote zorg
In het eerste van de zes delen van dit boek bouwt Ter Andere zijn verhaal zorgvuldig op. Je vraagt je af hoe het aangereikte motto gestalte krijgt wanneer in de "eigenlijk nog maar pas begonnen eeuw" -het boek tekent dus nabije toekomst!- de zwarte reus Xom in een asielzoekerscentrum belandt, nadat hij door een langsvarend vrachtschip uit de oceaan opgepikt is. De man die niet met woorden kan communiceren, blijkt een toonbeeld van ongerepte beschaving. 

Het is de antropologe dr. Joyce Andersen, als stafmedewerker van het ministerie van justitie bij de opvang van vluchtelingen betrokken, die zich op Xom betrokken weet. Ze neemt contact op met Steven, de ik-figuur, die voor de omroep GEOnet werkt. "Grote zorg om onze wereld" paren beiden aan de moed om "keihard tegen de tijdgeest in te gaan". Als Xom vanwege de vondst van een geheim document in zijn spullen in een gesloten inrichting wordt opgenomen, binden Joyce en Steven de strijd aan met de machten die hem willen isoleren. Het gevolg is dat de ware aard van de maatschappij hun helder wordt. Het is een tijd waarin publieke uitspraken verborgen motieven maskeren, de meest democratische politici afschuwelijke misstanden gedogen of steunen en wapens-exporterende landen om de handhaving van de mensenrechten roepen. 

De vraag rijst voor hen: Waar ligt het geïsoleerde eiland zonder moderne beschaving waarvan deze man afkomstig is en waarin "een metalen vogel" geland is? 

Als Xom door een misdaadsyndicaat neergeschoten wordt, lijkt de aandacht voor hem voorbij. "Het was alleen een kleine kern die als een discipelenkring alert bleef". Ter Andere geeft Xom de trekken van een Christus-figuur, die gehoopt had op een geest van verzoening, toen hij afdaalde uit een beschaving waarin het eigenbelang gewaarborgd is in het heil van de samenleving en binnentrad in een cultuur waarin de begeerte de motor is van de vooruitgang. Joyce en Steven gaan op zoek naar het land van de hoop, op zoek naar de ongereptheid van de natuur en van het leven. In de naam en de kracht van Xom. 

Maanreis
Tussen de diverse delen van de roman in citeert Ter Andere o.a. fragmenten uit "De Oerbronnen van Mangjangè". Deze kronieken verhalen dat Emzara, de moeder van Cham, zich op hoge ouderdom het lot van haar vervloekte kinderen aantrekt. "Verlaat uw land en uw maagschap en wendt u tot de heilige berg". Bij de Ararat bouwen ze een boot van de overblijfselen van het redschip, de ark. Als de Eeuwige vervolgens de sluizen des hemels opent, wordt het schip met de kinderen van Cham meegevoerd, "westwaarts naar de Grote Zee. Toen beschikte de Eeuwige over een sterke zuidenwind, een ganse maanreis lang, en hij voerde hen naar het Land van de Hoop. 
En hij grendelde het gebied naar alle zijden af door de Ukwakwajuk, de ring van zegen en vloek, zodat zij ongestoord konden wonen". 

Wat ontdekken Joyce en Steven als ze met een zeilschip door de Ukwakwajuk dringen en gaan leven te midden van het volk van Xom? Vooral dit, dat "niet zij maar wij op achterstand liggen, niettegenstaande het feit dat er in Tjili-tsjawats-i nooit zoiets als een technische revolutie geweest is. Men is hier niet, zoals bij ons, onder de heerschappij van het gereedschap geraakt. Wij zijn door onze almacht afgestompt" (p. 105). Doordat de lezer het leven van Chams kinderen voorgehouden wordt, ontdekt deze voortdurend de bloedarmoede van de westerse cultuur, waar geen heilige saamhorigheid meer is. "Heilig is alleen de markt". 

Nekschot
Joyce en Steven ontmaskeren de missie van "de metalen vogel", het plots gelande vliegtuig, waarvan Xom in zijn document melding zou maken. De ontdekking van een niet-bestaand werelddeel als mogelijk wingewest moest echter stil blijven en daarom wachtte Xom een nekschot. Dat neemt niet weg dat de bemanning van het vliegtuig, zonder voldoende brandstof om naar de westerse wereld terug te keren, haar culturele decadentie onder de kinderen van Cham introduceert. 

De vraag naar de toekomst ligt open, nu de ene cultuur -geen kleed dat je af kunt leggen, maar een geestelijk lichaam waarin je huist- de andere ontmoet heeft. Hoe wapen je je tegen de geest van de begeerte, de veroveringszucht, "waartegen je alleen wezenlijk onkwetsbaar bent als je je met de geest van de Eeuwige omkleedt" (p. 225). 

Overtuigend ontmaskert Mance ter Andere in zijn roman het failliet van het materialisme, van de loze vormendienst, van de zucht naar macht. Hij tekent daartegenover de kracht van een leven in daadwerkelijke welgezindheid. 

De roman had aan kracht gewonnen als die boodschap subtieler verwoord was. De gesprekken tussen Steven en volksgenoten van Xom hebben te veel hetzelfde thema en blijven daardoor in zeggingskracht achter bij de vaak gave tekening van het archipel-leven. "De beslotenheid van het wagentje, de ongereptheid van het landschap, ze schiepen een weldadige intimiteit. Daar gedijde de vriendschap in. We raakten aan elkaars stemmen gewend, we beroerden elkaars ledematen, we voelden elkaars lichaamswarmte, we roken elkaars zweet". 

Vóór de zes delen van dit boek en voor de citaten uit oerbronnen of hymnen richt de schrijver zich tot zijn lezers. De laatste keer dat hij dit doet, zegt hij: "Beschouw mijn verhaal maar als een gelijkenis. De parabel van de kinderen van Cham". Het is het sluitstuk van een voortdurend in wisselend perspectief opduiken van de schrijver, de ene keer actief vertellend, de andere keer achteraf beschrijvend, passend in een postmoderne traditie. Eén keer zelfs dubbel: "maar nou kijk ik met tegenwoordige ogen. Ik sta er als het ware bij op de kade, en dat is eigenlijk heel interessant, zo'n dubbel perspectief" (p. 84). Of op pag. 100: "Eigenlijk zou je in de rol van een alles overziende beschouwer moeten kunnen stappen, een alwetende auteur" en "We verdiepen ons in het verhaal van de kinderen van Cham. (...) We hebben al onze verbeeldingskracht nodig om wat zich als fictie aandient als realiteit te aanvaarden". Dit vervreemdende effect maakt het lezen er slechts boeiender op. 

Strenge vader
Is Cham ooit door Noach vervloekt, Steven heeft een soortgelijke ervaring. "De verschrikkelijke gereformeerde god in de gedaante van mijn strenge vader - hij had me in de eeuwige verdoemenis gesmeten" (p. 157). In de kerk, zo schrijft Ter Andere zonder gevoel voor nuances, ervoer hij "een hele keten van zekerheden, ankers der hoop, vastomlijnde leerstelligheden uitgewerkt tot op de komma" (p. 197). Het is daarom begrijpelijk dat Steven de gemeenschapszin onder de kinderen van Cham als een verademing ervaart en het is bijbels waar een woord van Jezus als beslissend criterium in het leven geformuleerd wordt ("Ieder die de wil van God de Vader doet"). 
In een de kern rakende discussie tussen Joyce en Steven is het belijden echter weinig expliciet verwoord: ""Maar waar blijf je dan met de uniekheid van het christelijke geloof! Kan het allemaal zonder jouw bijbel en zonder jouw Jezus?" (...) Wat beoogt het christelijk geloof anders dan het weer in de authentieke relatie tot de Schepper staan?" zei ze". Dat dit alleen kan plaatsvinden vanwége het offer van Christus, daarnaar wordt in deze roman niet verwezen. 

Het is Joyce door wiens woorden voor Steven het beeld van "mijn vaders god der wrake vervaagde". "Stem af op het Al, zei Joyce. God is als pure liefde aanwezig in de eenheid van het Al". Christus als afdruk van de Eeuwige, "en in hem zijn wij allen uitgedrukt". Hier lees je de uitwerking van wat Mance ter Andere ooit zelf zei: "Ik heb een beetje een natuurgeloof. (...) En ik ervaar dat als bevrijdend, als authentiek, als in een onbekommerde naïviteit voor je Schepper staan". 

N.a.v. "Kinderen van Cham", door Mance ter Andere; uitg. Kok Voorhoeve, Kampen, 1998; 288 blz.